Typologie(ën)
burgerwoning
Ontwerper(s)
Pierre VAN BEESEN – architect – 1906
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35791
Beschrijving
Geheel
van vier verschillend uitgewerkte burgerwoningen in eclectische stijl met invloed
van de art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession., n.o.v. architect Pierre Van Beesen, 1906. Deze huizen werd gelauwerd in de gevelwedstrijd die de gemeente voor het
jaar 1907 organiseerde.
Gevels van nr. 66 en 72 in rode baksteen en van nr. 68 en 70 in witte baksteen, versierd met bakstenen in een andere kleur (rood, blauw of wit) en met hardstenen elementen. Op oorspronkelijk plan, alle opstanden met twee bouwlagen onder mansardedak, de centrale lager. Smeedijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Traliewerk van de voortuintjes verwijderd.
Op nr. 66, opstand met asymmetrische compositie en traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met verspringende bouwlagen. Deur bekroond door een kleine erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op arcadevormig platform en onder een lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., bekroond door een kleine houten puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met klaverbladvormige dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten).. Rechts van de deur, steen met het opschrift “VILLA BON ACCUEIL”. Glasdeur op de benedenverdieping onder boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Gewelfd Frans balkon op de verdieping. Timpanen boven de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in deze bouwlaag en friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestel versierd met sgraffiti, thans wit beschilderd. Twee dakkappelen, die aan de linkerkant op oorspronkelijk plan met tentdak, aan de rechterkant met dak op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., in 1933 verbouwd tot dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., thans zonder lantaarn. Garagepoort uit 1957. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., deur en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., met roedeverdeling, bewaard.
Op nr. 68, gevel met symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., oorspronkelijk van twee bouwlagen onder centraal dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., in 1928 verhoogd met twee verdiepingen in dezelfde stijl, (n.o.v. architect M. Ledegem), onder een getrapte bekroning met hergebruik van het topstuk van het dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., met gewelfd frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Op de benedenverdieping, muuropeningen onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. met uiteinden in art-nouveaustijl. In de volgende bouwlagen, muuropeningen onder latei op uitgesnedenVerdiept aanbrengen, beitelen,… kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog.. In de eerste bouwlaag, centrale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op arcadevormig platform, bekroond door een terras met bakstenen wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere. met topstuk. Oorspronkelijke deur.
Op nr. 70, opstand met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., oorspronkelijk met twee bouwlagen, onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., in 1929 verhoogd met een verdieping in dezelfde stijl (n.o.v. architect François De Bondt). Deur onder een houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. met zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en een dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). met schuine balken. Glasdeur op de benedenverdieping onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Op de eerste verdieping, driehoekige houten erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. (vervangen) geflankeerd door smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sinds 1929 bekroond door een terras met een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. die identiek is aan die van de benedenverdieping, voor een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met smalle muuropeningen. Kleine trapgevel met diamantkopPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen.. Bewaarde deur.
Op nr.72, opstand met asymmetrische compositie en traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met verspringende bouwlagen. Deur bekroond door een kleine erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op boogvormig platform en onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. dat oorspronkelijk zou worden voorzien van een dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). met schuine balken. Oculus onder het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping. Balkon op de verdieping, voor een glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. onder accoladeboogBoog bestaande uit twee in- en uitzwenkende boogdelen die bij hun snijding een spits vormen.. Gemetselde dakkapel met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., uitspringend op een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., met een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat in 1933 drie smalle gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen verving. Oorspronkelijk breed raam. Vereenvoudigde kroonlijsten. Schrijnwerk bewaard.
Gevels van nr. 66 en 72 in rode baksteen en van nr. 68 en 70 in witte baksteen, versierd met bakstenen in een andere kleur (rood, blauw of wit) en met hardstenen elementen. Op oorspronkelijk plan, alle opstanden met twee bouwlagen onder mansardedak, de centrale lager. Smeedijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Traliewerk van de voortuintjes verwijderd.
Op nr. 66, opstand met asymmetrische compositie en traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met verspringende bouwlagen. Deur bekroond door een kleine erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op arcadevormig platform en onder een lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., bekroond door een kleine houten puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met klaverbladvormige dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten).. Rechts van de deur, steen met het opschrift “VILLA BON ACCUEIL”. Glasdeur op de benedenverdieping onder boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Gewelfd Frans balkon op de verdieping. Timpanen boven de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in deze bouwlaag en friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestel versierd met sgraffiti, thans wit beschilderd. Twee dakkappelen, die aan de linkerkant op oorspronkelijk plan met tentdak, aan de rechterkant met dak op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken., in 1933 verbouwd tot dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., thans zonder lantaarn. Garagepoort uit 1957. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., deur en raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., met roedeverdeling, bewaard.
Op nr. 68, gevel met symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., oorspronkelijk van twee bouwlagen onder centraal dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., in 1928 verhoogd met twee verdiepingen in dezelfde stijl, (n.o.v. architect M. Ledegem), onder een getrapte bekroning met hergebruik van het topstuk van het dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is., met gewelfd frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Op de benedenverdieping, muuropeningen onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. met uiteinden in art-nouveaustijl. In de volgende bouwlagen, muuropeningen onder latei op uitgesnedenVerdiept aanbrengen, beitelen,… kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog.. In de eerste bouwlaag, centrale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op arcadevormig platform, bekroond door een terras met bakstenen wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere. met topstuk. Oorspronkelijke deur.
Op nr. 70, opstand met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers., oorspronkelijk met twee bouwlagen, onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., in 1929 verhoogd met een verdieping in dezelfde stijl (n.o.v. architect François De Bondt). Deur onder een houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. met zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en een dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). met schuine balken. Glasdeur op de benedenverdieping onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Op de eerste verdieping, driehoekige houten erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. (vervangen) geflankeerd door smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sinds 1929 bekroond door een terras met een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. die identiek is aan die van de benedenverdieping, voor een drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met smalle muuropeningen. Kleine trapgevel met diamantkopPiramidaal ornament (3 of 4 zijden), onder andere gebruikt in banden en friezen.. Bewaarde deur.
Op nr.72, opstand met asymmetrische compositie en traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met verspringende bouwlagen. Deur bekroond door een kleine erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op boogvormig platform en onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. dat oorspronkelijk zou worden voorzien van een dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). met schuine balken. Oculus onder het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping. Balkon op de verdieping, voor een glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. onder accoladeboogBoog bestaande uit twee in- en uitzwenkende boogdelen die bij hun snijding een spits vormen.. Gemetselde dakkapel met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., uitspringend op een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn., met een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat in 1933 drie smalle gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen verving. Oorspronkelijk breed raam. Vereenvoudigde kroonlijsten. Schrijnwerk bewaard.
Bronnen
Archieven
SAB/IP II 684 (1903-1915).
SAB/OW Laken 5908 (1906); 66: 39614 (1932), 71466 (1957); 68: 52928 (1928); 70: 39204 (1929), 66824 (1944); 72: 41098 (1933).