Typologie(ën)
spektakelzaal
Ontwerper(s)
Louis BAES – ingenieur – 1935
Joseph VAN NECK – architect – 1935
Adolphe WANSART – beeldhouwer – 1935
Jacques MARIN – beeldhouwer – 1935
Marnix D'HAVELOOSE – beeldhouwer – 1935
Ernest WYNANTS – beeldhouwer – 1935
Maurice DE KORTE – beeldhouwer – 1935
Godefroid DEVREESE – beeldhouwer – 1935
Mathieu DESMARÉ – beeldhouwer – 1935
Alfred COURTENS – beeldhouwer – 1935
Pierre THEUNIS – beeldhouwer – 1935
Léandre GRANDMOULIN – beeldhouwer – 1935
Joseph-Gérard VAN GOOLEN – beeldhouwer – 1935
Fernand GHYSEN – beeldhouwer – 1935
Georges VERBANCK – beeldhouwer – 1935
Pierre (Pieter) BRAECKE – beeldhouwer – 1935
Égide ROMBAUX – beeldhouwer – 1935
Charles SAMUEL – beeldhouwer – 1935
Albert DE RAED – beeldhouwer – 1935
Joseph VAN HAMME – beeldhouwer – 1935
BUREAU D'ETUDES ROBERT & MUSETTE – architectenbureau – 1949
Joseph VAN NECK – architect – 1949
François CORDIER – architect – 2007
BUREAU D'ETUDES M & A. VAN WETTER – architectenbureau – 2007
Robert PUTTEMANS – architect – 1958
Prudent LAENEN – architect – 1958
Charles MALCAUSE – architect – 1958
BUREAU D'ETUDES VERDEYEN & MOENART – architectenbureau – 1958
André POLAK – architect – 1974-1977
Jean POLAK – architect – 1974-1977
BUREAU D'ETUDES LIPSKI ET MARCQ ET ROBA – architectenbureau – 1974-1977
Jean VAN POTTELSBERGHE DE LA POTTERIE – architect – 1988
BUREAUX D'ETUDES SETESCO – architectenbureau – 1988
BUREAU D'ETUDES M & A. VAN WETTER – architectenbureau – 1988
BUREAU D'ETUDES M & A. VAN WETTER – architectenbureau – 1999
BUREAU PHILIPPE SAMYN & PARTNERS ARCHITECTS & ENGINEERS – architectenbureau – 1999
BUREAUX D'ETUDES SETESCO – architectenbureau – 1999
Jacques DUPUIS – architect – 1958
Albert BONTRIDDER – architect – 1958
André PADUART – ingenieur-architect – 1958
Raymond MOENART – architect – 1958
F. VAN HOOF – beeldhouwer – 1935
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Inventaris van het Hedendaags Erfgoed (Urbat - 1994)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Wettelijke inventaris van de Leopoldswijk (DMS-DML - 1995)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Volkskundig Moeilijk te onderscheiden waarde ten opzichte van de sociale waarde en over het algemeen onvoldoende om selectie (mbt onroerend erfgoed) op zichzelf te rechtvaardigen. Het is wenselijk deze erfgoedwaarde te koppelen aan een immateriële gezien het vaak een plaats van herinnering van een gemeenschap, of van een sociale groep betreft. Het kan ook de materiële uiting zijn van een plek met volkssymboliek, of een plek waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geheel van tentoonstellingspaleizen dat tussen
1931 en 1994 door diverse architecten en ingenieurs werd ontworpen.
Inleiding
Het Tentoonstellingspark van Brussel, ook Brussels Expo genoemd, is een uitgestrekt geheel van twaalf
tentoonstellingspaleizen boven aan de Heizelvlakte, aan de rand van het
Brusselse Gewest. Het complex wordt afgebakend door de Romeinsesteenweg, de
Madridlaan, de Esplanade, de Miramarlaan, de Keizerin Charlottelaan en de
Magnolialaan, de Jeneverbomenstraat en de Verregatstraat. De site is sinds 1926
eigendom van de Stad Brussel en is momenteel goed voor een
tentoonstellingsoppervlakte van bijna 115.000 m². Rond het huidige Belgiëplein
werden een eerste groep van vijf paleizen en een administratief gebouw gebouwd
om een deel van de Belgische afdeling op de Wereldtentoonstelling van 1935 in
onder te brengen. Nadien werd het geheel gebruikt als ruimte voor allerhande
tijdelijke tentoonstellingen en manifestaties, ter vervanging van het te krap geworden
Jubelparkpaleis. Het complex werd op gezette tijden uitgebreid, onder meer voor
Expo 58, inspelend op de groeiende behoefte aan ruimten voor tentoonstellingen,
beurzen, salons en congressen. De verschillende paleizen blijven een
opmerkelijke getuige van de evolutie van de bouwtechnieken in de 20e eeuw.
Geschiedenis
Wereldtentoonstelling van 1935
Het terrein dat met het oog op de tentoonstelling van 1935 “Heizel” werd
gedoopt, was aan het begin van de eeuw slechts een uitgestrekte landelijke
vlakte, Ossegem. Koning Leopold II was er de belangrijkste eigenaar van. In
1909 legateerde hij dit 123 hectare grote domein aan de Belgische Staat, die
het op haar beurt in 1926 aan de Stad Brussel overdroeg in het vooruitzicht van
de tentoonstelling die de honderdste verjaardag van de Belgische
Onafhankelijkheid in 1930 moest herdenken. Uiteindelijk waren het Luik en
Antwerpen die toen elk een tentoonstelling mochten organiseren, terwijl Brussel
de hare tot in 1935 uitstelde. Het idee van “honderdste verjaardag” is echter
bewaard gebleven in de benaming “Eeuwfeestpaleis”. Dit omvat de vijf paleizen in
art-decostijl met invloed van het classicisme, aangevuld met een administratief
gebouw in pakketbootstijlArchitectuurstijl uit interbellum en geïnspireerd op de gestroomlijnde pakketbootesthetiek (boegvormige volumes, patrijspoorten, enz.), die vanaf 1931 werden ontworpen door de hoofdarchitect
van de tentoonstelling, Joseph Van Neck, in samenwerking met ingenieur Louis
Baes en de Technische Dienst van de Tentoonstelling. Ze werden tussen 1933 en 1935
gebouwd. Het was de bedoeling dat zij de enige gebouwen zouden zijn die na het
evenementen werden bewaard. Ze lagen rond een Ereplein (het Belgiëplein) dat de
basis moest vormen van een toekomstige wijk, de Eeuwfeestwijk of Ossegemwijk,
die echter nooit tot stand kwam.
Het Groot Paleis, ook de Grote Hal, de Centrale Hal of het Centrale Paleis genaamd,
staat thans bekend als Paleis 5. Uit vrees voor een herhaling van de brand die
de tentoonstelling van 1910 had geteisterd, werd het geraamte volledig van
gewapend beton gemaakt. Als apotheose van de Wereldtentoonstelling sloot dit
paleis het perspectief van de Eeuwfeestlaan af. Het is getooid met een heel
academische beeldhouwkunst waarvan het programma werd opgesteld door Egide Rombaux,
die zelf één beeldengroep voor zijn rekening nam en de uitvoering van de 17
overige beeldhouwwerken aan verschillende befaamde Belgische kunstenaars
toevertrouwde. De structuur van het paleis werd vanaf oktober 1932 uitgewerkt
door ingenieur Baes, die Van Necks voorontwerp wijzigde door het aantal bogen
van 11 tot 12 op te trekken. Daarenboven waren die bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. niet langer parabolisch
en vrijstaand, zoals oorspronkelijk gepland, maar korfboogvormig, met drie middelpunten
en gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Deze samenwerking mondde uit in een combinatie van monumentale en
decoratieve architectuur en uitgekiende engineering. Na twee voorontwerpen werd
het bestek voor de bouw van het Groot Paleis in maart 1933 ingediend. Het was
de maatschappij ENGEMA (Entreprise Générale des Matériaux) die de opdracht in
de wacht sleepte, en de werken begonnen in september van datzelfde jaar. De
indrukwekkende afmetingen van het paleis – bijna 165 lang en 90 meter breed –
maakten er het grootste van de 182 paviljoenen van de tentoonstelling van 1935
van.
Zijn vernieuwende structuur en de spectaculaire uitvoering lokten talrijke
bezoekers naar de bouwplaats. Met zijn ongemeen grote bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. beschikte het Groot
Paleis toen over ’s werelds grootste gebinte in gewapend beton en vormde het de
grootste overdekte ruimte van België. Ook de uitvoering van de bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. was
vernieuwend. Elk paar werd gebouwd op een mobiele metalen boogformeel van 600 ton.
De ontkisting gebeurde volgens de “Freyssinet”-methode, waarbij het formeel
niet werd neergelaten maar de boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. werd opgevijzeld. Het formeel werd dan op
rails verplaatst om het volgende paar bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. te monteren. Zo kon de
voorgeschreven termijn van 17 maanden voor de bouw perfect worden nageleefd.
Voor de tentoonstelling van 1935, die de honderdste verjaardag van de eerste
Belgische spoorlijn herdacht, werd het interieur van het Groot Paleis door
Victor Bourgeois als Modelstation ingericht, met twaalf 85 meter lange sporen.
De linker laterale Hal (het huidige Paleis 4) huisvestte
diverse afdelingen, waaronder die van het leger, de zeemacht, de sociale
economie, openbare werken, sport, binnenvaart, luchtvaart, onderwijs en
toerisme. De Hal aan de rechterkant (het huidige Paleis
6) omvatte de afdelingen metallurgie, machine-industrie, elektriciteit en
mijnbouw. Het huidige Paleis 2, dat voor deze twee Hallen lag,
was gewijd aan de oude
kunst, terwijl Paleis 10 een feestzaal
bevatte.
1949
De eerste belangrijke
uitbreiding werd in 1949 uitgevoerd door architect Van Neck, die Paleis3 bouwde
ten westen van de linker laterale Hal (Paleis 4). Dit gebouw in modernistische
stijl met invloed van het classicisme werd ontworpen in samenwerking met studiebureau
Robert & Musette.
Wereldtentoonstelling van 1958
Een tweede grote uitbreiding, met 33.000 m², vond plaats met het oog op
Expo 58: in 1956 werden Paleizen 7, 8 en 9 gebouwd, vergezeld van een patio. Ze
werden in modernistische stijl ontworpen door architecten Robert Puttemans,
Prudent Laenen en Charles Malcause, in samenwerking met ingenieurs Verdeyen en
Moenaert. Paleis 7 werd opgetrokken ten oosten van het huidige Paleis 6,
terwijl Paleizen 8 en 9, verbonden door de patio, achter Paleizen 3 tot 7
verrezen. Ze vervingen een voorlopig paleis uit 1937, dat in 1948-1949 aan de
achterkant van Paleizen 4 tot 6 was vergroot met de bedoeling ze samen te
voegen. Een technisch complex met cirkelboogvormige plattegrond vergezelde deze
nieuwe constructies op de noordoostelijke hoek van de site.
De centrale patio, die Paleizen 8 en 9 verbindt, was een 58 meter breed volume
met een centrale muuropening behandeld als compluvium. Dit werd de hoofdingang
van de Expo, zogenaamde Grote Paleizenpoort. Langs de
Romeinsesteenweg werd het aangevuld met een station voor autocars en autobussen,
en met een helihaven (thans speelplein Jeneverboomlaan), waarvan de vertrekhal aan
het plein van het huidige Paleis 1 lag.
Tijdens de Expo werd het
Belgiëplein het middelpunt van de Belgische afdeling. De klassieke
gevel van Paleis 5, dat als ontvangsthal dienstdeed, werd verborgen achter een
parabolisch masker ontworpen
door architect Jacques Dupuis in samenwerking met architect Albert Bontridder
en ingenieur André Paduart. Deze tijdelijke gevel werd versierd met 94 bronzen
sterren en een bijna 20 meter lange duif.
Aan weerszijden van het plein werd Paleis 2, het
voormalige Paleis voor Oude Kunst, omgevormd tot het International Paleis voor
Schone Kunsten, terwijl Paleis 10, de voormalige feestzaal, door architect
Raymond Moenaert werd heringericht tot een Auditorium met 2.500 plaatsen. Achteraan,
aan de kant van de Esplanade, werd een voorlopige portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. gebouwd die als koninklijke
ingang diende, met een monumentale trap
die rechtstreeks naar de vorstelijke loge leidde.
Van de jaren 1970 tot heden
Nadien verrezen aan weerszijden van de vijf historische paleizen nog
verschillende andere paleizen. In 1974 ontwierpen architecten André en Jean
Polak Paleis 11, in een brutalistische esthetiek, dat tussen 1975 en 1977 werd gebouwd.
Dankzij overdekte doorgangen die in 1980 werden gebouwd, konden Paleizen 3, 4,
5, 6, 7 en 11 in rechte lijn met elkaar worden verbonden. In 1988 tekende architect
Jean van Pottelsberghe de la Potterie de plannen voor Paleis 12. In 1992-1993
werd de Groupe Structures (Philippe Van Halteren en Jean van Pottelsberghe de
la Potterie) belast met de bouw van Paleis 1, een betonnen constructie met een
schuine glaspartij op de voorgevel, en in 1993-1994 van het Auditorium, een
rond volume met gordijngevelsNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. dat tegen de achterzijde van Paleis 10 werd
aangebouwd. Langs de Romeinsesteenweg werden in 1999 een gebouw met parkeerruimten,
evenals een voetgangersbrug over de steenweg ontworpen door het bureau Philippe
Samyn & Partners architects & engineers, in samenwerking met de studiebureaus
Setesco en M. & A. Van Wetter. De recentste grootschalige ingrepen waren
renovatiewerken, onder meer aan Paleis 3 in 2007 door architect François
Cordier, in samenwerking met studiebureau M. & A. Van Wetter, en de
verbouwing in 2013 van Paleis 12 tot concert- en spektakelzaal door het bureau
Alliage Architectes.
Beschrijving
Paleis uit 1935 (architect Joseph Van Neck, ingenieur Louis Baes, 1935)
Paleis 5 of Groot Paleis
Achter zijn monumentale hardstenen gevel bevat dit imposante complex een
tentoonstellingshal van 15.000 m2. Ze heeft een structuur van gewapend
beton bestaande uit 12 korfbogenBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. die op 12 meter van elkaar liggen en op 31
meter hoogte culmineren, met een spanwijdte van 86 meter. Ze zijn verankerd op
schuine palen en draaien om metalen scharnieren, twee aan de basis en een aan
de top. Ze worden per twee verbonden door horizontale kruisbanden waarop een
licht hellend terrasdak rust dat hoeken vormt op de voorgevel met boven elkaar
geplaatste doorlopende banden van betonnen en metalen ramen, onder koperen
dakgoten. Daar elk bogenpaar en de twee gevels autostabiel zijn, bestaat het
gebouw uit acht onafhankelijke elementen. Centraal op de hoofdgevel bevindt
zich een monumentaal portaalvolume met een grote glaspartij met zijvlakken voorzien
van gerasterd maaswerk. Dit volume wordt belijnd door vier getrapte pilasters
bekroond door 4,3 meter hoge bronzen beelden die de Transportmiddelen verzinnebeelden:
de Scheepvaart door Adolphe Wansart,
de Paardentrekkracht door Jacques
Marin, de Stoomtrekkracht door Marnix
d’Haveloose, en de Luchtvaart door
Ernest Wynants.
Eronder, achter een trappenpartij, bevindt zich een terugwijkende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met
drie vrije muuropeningen onder een bewerkte bronzen latei. Die portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. geeft, tussen
een reeks pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., toegang tot evenveel beglaasde bronzen deuren onder impostvensters
met metalen kruiskozijnen; deze venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. verlichten een mezzanine boven de
vestibule die aan de zijkant toegankelijk is via twee korte trapdelen. Het plafond
is bekleed met gestructureerde bronzen platen. De vestibule, met lichtgevende caissons
in gewapend beton, geeft toegang tot de hal via beglaasde deuren die identiek
zijn aan die van de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert..
Zijvolumes van één bouwlaag onder een zware gesculpteerde kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). waarop een
in steen gesneden jaartal prijkt: “1830” voor het linkervolume, “1930” voor het
rechtervolume. Aan elke zijde, rij van zeven lage vierkante vensters
gescandeerd door zes harstenen standbeelden vergezeld van een dito beeldengroep
op de hoek. De twaalf standbeelden stellen de “nationale activiteiten” voor: De landbouw
door Maurice De Korte, De zeevisserij door Godefroid Devreese, De weefkunst door Mathieu Desmaré, De mijnbouw
door F. Van Hoof, De metallurgie door
Alfred Courtens, Het technisch onderwijs door Pierre Theunis,
De kolonisatie en De handel door Léandre Grandmoulin, De industrie
door Maurice De Korte, De wetenschap door Joseph-Gérard Van
Goolen, en De studie door Fernand Ghysen en de Kunsten door Georges Verbanck. De twee beeldengroepen herinneren
aan de honderdste verjaardag van België: links Groep 1830 door Pierre Braecke
en rechts Groep 1930 door Egide Rombaux. Op de zijgevels en tussen twee
pijlers, deur naar een verbindingsgalerij met de aanpalende paleizen, onder een
plat dak op gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. stenen kolommen.
Een centrale glaspartij doorbreekt de vlakke, met een betonnen raster versierde
achtergevel van het paleis. Op de lage bakstenen zijgevels, fijn
vensterregister en drie deuren, de centrale sinds 1980 verbonden met de
overdekte doorgangen naar Paleizen 4 en 6.
Paleizen 4 en 6
Geheel van twee paleizen met eenzelfde compositie. Deze vrij lage rechthoekige
paviljoenen hebben een metalen gebinte en een overwegend van baksteen gemaakte mantel
die wordt afgesneden op de hoek aan de kant van het plein. Hun dertien traveeën
worden bekroond door een zadeldakvormig daklicht.
De hoofdingang bevindt zich in de schuine hoek en is ingewerkt in een monumentale
compositie achter een trappenpartij die wordt bekroond door een tandlijst en
een gladde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. De latei van een hoge muuropening met geprofileerde dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. met
visgraatmotief wordt doorbroken door een imitatiesleutel die is versierd met een
kroonlijst doorbrekend bas-reliëf dat een in een antiek gewaad gehulde vrouw
tegen een achtergrond van golven voorstelt. Op Paleis 6 gaat het om de
allegorie van De telefoon door Charles Samuel. Deze muuropeningen bevatten een
dubbele deur met moneelStenen vensterstijl. en de glaspartij van een mezzanine, allebei met metalen
raamwerk. Op twee zijvlakken, laag vierkant vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met bewerkt traliewerk.
De voorgevels hebben nog drie andere vlakken: die aan de zijkant, volledig in
baksteen en opengewerkt met een deur die op een galerij uitgeeft, en een
centraal vlak, breder en in steen, met dezelfde bekroning als de schuine hoek
en met een drieledige glaspartij over twee bouwlagen en monelenStenen vensterstijl., geritmeerd
door geprofileerde bakstenen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Een laatste vlak, in baksteen, dat even
hoog is en door een galerijdeur wordt opengewerkt, vormt de aanzet van de
zijgevels. Alle hier beschreven composities worden verlevendigd door vlaggenmasten
op een stenen steun.
De zijgevels worden gekenmerkt door een insprong op halve hoogte en worden
belijnd door vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met betonnen kruiskozijnen, het onderste
onderbroken door drie deuren.
De twee paviljoenen zijn verbonden met Paleis 5, net als met respectievelijk Paleis
2 en Paleis10 via een open galerij met plat dak op paren stenen kolommen;
de doorgangen naar Paleizen 2 en 10 worden aangevuld met een tweede, parallelle
doorgang.
Binnen, grote hal van 10.000 m² (160 x 64 x 9,2 m) met zes pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), verlicht
door daklichten.
Paleis 2 en Administratief gebouw
Oorspronkelijk was Paleis 2 het Paleis voor Oude Kunst. Het Administratief
gebouw van de tentoonstelling werd aanvankelijk als een afzonderlijke entiteit ontworpen
maar werd uiteindelijk aangebouwd tegen en gedeeltelijk ingewerkt in de
architecturale compositie van Paleis 2.
Paleis
2
Net als zijn tegenhanger, Paleis 10, is dit Paleis aan de kant van het plein,
achter een trappenpartij, voorzien van een monumentale hardstenen portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met
negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met rechthoekige muuropeningen op de gevel en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de
flanken. De gevel wordt geritmeerd door acht pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op een basis met
visgraatmotief die de hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. van de algemene omlijsting doorbreken; ze zijn
versierd met voorstevenvormige uitsprongen die een kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. vormen. De drie
zijden van de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. worden bekroond door een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met geometrische
fries en een attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. met vooraan zes vlaggenmasten. Op de flanken is deze attiek
verhoogd; aan de zuidkant is hij versierd met een paneel met het jaartal “1935”,
tussen twee bronzen beelden van Victoria.
De flank die naar Paleis 4 is gekeerd, heeft enkel een opening naar de
verbindingsgalerij.
Op de binnengevel van de volledig in witsteen uitgevoerde portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. omkadert een
reeks pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. de lage muuropeningen: drie deuren en vier venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met metalen
raamwerk. Het betonnen plafond wordt gevormd door een opeenvolging van grote
caissons, terwijl de vloer is gemaakt van hardsteen en witsteen versierd met
geometrische motieven.
De tentoonstellingshal is een rechthoekig gebouw van 4500 m², met achteraan een
grote, even hoge uitbouw die als ingang dient. De hal heeft een sheddak, met
metalen gebinte, met vijf overlangse traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
De gevels zijn overwegend in baksteen opgetrokken; de linkerzijgevel wordt
gedeeltelijk aan het oog onttrokken door het Administratief gebouw. De achtergevel
en linkergevel hebben een hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met een registerVensterstrook in een topgevel. van deuren en
vensters met monelenStenen vensterstijl.. Achteringang met twee brede gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. deuren in een geriemde
stenen omlijsting en een centrale pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met daarop een lantaarn; deze ingang wordt
bekroond door vulwerk met bakstenen monelenStenen vensterstijl. dat slechts tot op halve hoogte
ruiten omsluit. De andere helft is blindZonder opening; blind venster, schijnopening. en zit gevat in het hoge register
gemaakt van bakstenen in een schuin zigzagpatroon dat de twee gevels omsluit. Links
van het toegangsvolume bevindt zich, in de hoek, een lage annex die vóór 1953 werd
toegevoegd, in dezelfde stijl als het geheel, waarin een transformator werd
geplaatst. Alle raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. is in metaal.
Administratief
gebouw
Dit gebouw in baksteen en hardsteen heeft een plattegrond in een U die naar
Paleis 2 is gekeerd; het rechterdeel wordt aangevuld met een lange loodrecht
geplaatste vleugel met afgerond uiteinde dat als “oriëntatiepaviljoen” diende. Het
hoofdvolume heeft vier bouwlagen en een lange gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en sluit
harmonieus aan bij de architecturale benadering van het paleis. De onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. van
dit paleis wordt verlengd op de twee zijden van het volume, tot aan de aanzet
van de loodrecht geplaatste vleugel; zo ook keert het registerVensterstrook in een topgevel. van zigzags weer
tot waar het aansluit op de erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. van het al vermelde volume, op de plaats waar
drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met kleine vierkante venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. beginnen.
De erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. is opengewerkt met vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met zonweringen, tussen een doorlopende
vensterbank in steen en een doorlopende latei in met koper bekleed beton. Achter
de loodrecht geplaatste vleugel heeft het hoofdvolume, hier zonder erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld., een
afgeronde hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. met een beglaasde deur en gebombeerdeGebold; welvend oppervlak dat een gelijkmatige boogwerking vertoont. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Dan volgt,
achter een terras en trappen en in een brede stenen omlijsting, de drieledige
ingang van het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met zijn hoge glaspartij. Rechts, ten slotte, is er
een laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met drie gestapelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met moneelStenen vensterstijl., waarvan het onderste
venster op de muur van het paleis wordt hernomen.
Op de loodrechte vleugel rust de ene hoge verdieping op een rij kolommen; de kolommen
aan de rechte zijkanten zijn ingewerkt in uitspringende vitrines met afgeronde
hoeken, de overige bevinden zich aan de buitenkant, rond een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met
uitkragende latei en achter een trappenpartij. Hier wordt de compositie door de
kromme overheerst: de zijvlakken van de vitrines, de cilindervormige stenen mantel
van de centrale ingang, de gekoofde caissons van het plafond. Alle hogere uitsprongen
zijn met koper bekleed.
De grote lage zaal op de begane grond vindt een echo in de ruime zaal op de
verdieping, die zijdelings wordt verlicht door twee registersVensterstrook in een topgevel. van hoge
muuropeningen met monelenStenen vensterstijl. en een lage stenen tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt.. In de ronding,
bijpassend centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee monelenStenen vensterstijl. en een zware latei versierd met gebeeldhouwd
visgraatmotief. Op de vleugel rust een terras met buisreling, toegankelijk via een
uitspringende ingang op de derde verdieping van het hoofdvolume.
Alle raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. is in metaal.
Binnen, trap in marmer en granito en met buisreling. Hallen in marmer met
geometrisch motief, ronde plafondlampen. Administratieve gangen met
visgraatparket. De ontvangstzaal op de benedenverdieping is betegeld met een geometrisch
motief en het plafond heeft dwarse tongewelven met lichtlijsten. Conferentiezaal
op de eerste verdieping met dezelfde afmetingen en identiek plafond.
Paleis 10
Dit paleis, waarin zich oorspronkelijk de feestzaal bevond, heeft dezelfde
monumentale portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. als zijn tegenhanger, Paleis 2. Op de linkerhoek van het
gebouw is de eerste steen van de Grote Paleizen ingemetseld: “AEDES.ANNUM.C.AB.LIBERTATE
/ PATRIAE.VINDICATA.COMMEMORANTES / REX.BELGARUM.LEOPOLDUS.III /
D.XXIII.M.APRILIS.A.MCMXXXIIII.INCHOAVIT”. De pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. van de binnengevel van
de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. omsluiten hoge muuropeningen met twee niveaus, allemaal beglaasd en met
metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.; hun bovenste, hogere niveau verlicht een mezzanine (de voormalige
tribune van de koren).
Om plaats te bieden aan meer dan 3.500 personen, zonder inwendige steunen, had de
feestzaal oorspronkelijk een in die tijd heel innovatieve overkapping: twaalf
metalen traliespanten met grote mazen en vier scharnieren die, stevig
geschoord, een horizontaal getrapt plafond ondersteunden; de dakbedekking
combineerde verticaal beglaasd raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met dakschilden in Eternit. Tussen 1971
en 1996 werd deze dakbedekking gewijzigd, en later zelfs door een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. vervangen.
Enkel twee bewaarde bakstenen topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met zeven trappen zijn hiervan nog
zichtbaar.
Langs de zaal lopen twee zijbeuken met gevels in baksteen en hardsteen. De
gevel van de rechterzijbeuk bevat, palend aan de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. en in een
onafhankelijk gevelvlak, een toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. met, binnen eenzelfde brede stenen
omlijsting met afgeronde dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind., een deur met twee pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en de glaspartij
met kruiskozijnen van een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. Dan volgt een secundaire deur, met
centrale pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), in het midden van een gevel die is opengewerkt met enkele
keldervensters en met twee vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met monelenStenen vensterstijl., geritmeerd door zware
muurdammen en met lateien in het tweede registerVensterstrook in een topgevel. doe door een kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). worden
afgeboord; deze venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. verlichten de doorgangen van de zaal. Recente
inrijpoort uiterst rechts. Tussen de vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. bevinden zich decoratieve
stenen panelen, een op twee figuratief; drie ervan zijn gebeeldhouwd door
Albert De Raed (Visserij, Oogst en Tropische Flora), twee door Joseph Van Hamme (Landbouw en Veeteelt).
De analoge gevel van de linkerzijbeuk werd niet van ingangen voorzien, gezien
de helling van het terrein. Zo is het gevelvlak naast de portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert., die ook een
trappenhuis bevat, enkel met een glaspartij opengewerkt.
Sinds 1993-1994 wordt de achtergevel aan het zicht onttrokken door het
Auditorium, maar oorspronkelijk werd hij opengewerkt door een ingang die naar
de achterzijde van de scène en naar de loges leidde.
Al het raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. is in metaal.
Paleis 3 (architect Joseph Van Neck, studiebureau Robert & Musette, 1949)
Dit op een licht hellend terrein gebouwde paleis rust een half souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., is gelijkvloers op de westelijke gevel, en heeft een verhoogde benedenverdieping onder een halve verdieping die vroeger was behandeld als mezzanine rond de grote zaal.
Het paleis werd in 2007 gerenoveerd (architect François Cordier, studiebureau M. & A. Van Wetter), waarbij het gros van zijn mantel van baksteen en hardsteen werd bewaard.
Toegangsvolume, even breed als de hal, met twee zichtbare bouwlagen en onder plat dak, versierd met diverse uitsprongen en belijnd door een stenen band met spuwersUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd.. Middendeel met drie insprongen die drie grote beglaasde muuropeningen bevatten binnen eenzelfde uitspringende omlijsting met fijne kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; de centrale muuropening is smaller en geeft uit op een groot “peristilium” met in het midden een brede trap die naar de verhoogde benedenverdieping leidt. In de tweede bouwlaag, rij van elf rechthoekige muuropeningen van de halve verdieping, met een afwisseling van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met korfvormige metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Op de laatste insprong, zijvolumes die rechtstreeks toegang tot de halve verdieping geven, het rechtervolume gelijkvloers via een portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met rechte zijde, het linkervolume in de aslijn van een rechte trap. De voorgevel van deze volumes is opengewerkt met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met muuropeningen van hetzelfde type als hun buren, de muuropeningen bovenaan met twee monelenStenen vensterstijl.. Zijgevel van het linkervolume met drie traveeën; de muuropeningen in het onderste deel zijn verbonden door een entablement en nemen in grootte af volgens het tracé van de trap. Zijgevel van het rechtervolume achter een rechthoekige portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en opengewerkt met vier venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de halve verdieping.
Zijgevels van de hal met 34 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en drie bouwlagen in het westen en twee in het oosten. Half souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. met in het westen zes ingangen, waaronder een inrijpoort. Op de twee gevels, traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gevat tussen kolossale bakstenen pilasters met insprongen, met een afgeschuinde doorlopende basis en een fijne kroonlijst; uitspringende onderdorpels op gecementeerdeMet portlandcement bestrijken. borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Het metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van het toegangsvolume werd in 2007 vernieuwd, maar van de vensters van de hal werden de betonnen verdelingen behouden. Het eerste niveau van die hal heeft een structuur van kolommen en plafondbalken in beton. Andere kolommen ondersteunden de sterk uitkragende mezzanine.
De oorspronkelijke dakbedekking van de hal bestond uit een sheddak gevormd door 19 metalen spanten; ze werd in 2007 vervangen door een structuur van bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. van gelijmd gelamineerd hout met een spanwijdte van meer dan 76 meter, rustend op een uitwendige rij metalen vakwerkkolommen die onderling met elkaar zijn verbonden om de schoring te verzekeren.
Zaal van 11.000 m² (142,5 x 69,5 meter) met mezzanine op de verbinding met Paleis 8.
Paleis 7 (architecten Robert Puttemans, Prudent Laenen en Charles Malcause, studiebureau Verdeyen & Moenaert, 1958)
Paleis met een kleine toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. en een grote tentoonstellingshal binnen eenzelfde mantel van lichtgrijze keramiektegels, opengewerkt met twee rijen kleine vierkante vensters met betonnen lijst, onder een lichtjes gebombeerdGebold; welvend oppervlak dat een gelijkmatige boogwerking vertoont. dak met daklichten.
De structuur van de tentoonstellingshal bestaat uit zes veelhoekige portieken in metalen caissons geplaatst op scharnieren die door ondergrondse trekbalken worden verbonden. Deze portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. hebben een spanwijdte van ongeveer 70 meter en culmineren op 15 meter boven de vloer; ze ondersteunen een getraliede metalen dakbedekking, op 45 graden, die als stutwerk dient.
Het toegangsvolume, met trappen en mezzanine, is opengewerkt met drie uitspringende rechthoekige muuropeningen met metalen glasramen; de brede muuropening vooraan heeft vijf deuren achter een trappenpartij, de twee laterale muuropeningen zijn smaller en hebben twee deuren die thans leiden naar doorgangen naar de aanpalende paleizen. De 146,5 op 70,6 meter grote hal is ook langs de zijkant toegankelijk via drie rechthoekige muuropeningen.
In de onderste bouwlaag, auditorium van 500 plaatsen in de breedte van het gebouw, voorzien van een scène en een projectieruimte en gelegen achter een hal onder de vestibule, omringd door toiletten en vestiaires.
Paleis 11 (architecten André en Jean Polak, studiebureau A. Lipski, 1974)
De tentoonstellingshal van dit paleis wordt voorafgegaan door een ingangsvolume met een mantel van wit gegroefd beton rond metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met gekleurd glas.
Tussen twee blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. vlakken bevindt zich, achter trappenpartijen, een brede en lage ingang onder een registerVensterstrook in een topgevel. met drie trapezoïdale uitsprongen waarop op dezelfde manier behandelde beglaasde lagen rusten, tussen twee uitbouwen met trappenhuis, met schuine hoeken en met glasramen in dezelfde stijl als de overige. Links, hangende beglaasde galerij van twee bouwlagen die het paleis verbindt met zijn buur, Paleis 7.
De volledig betonnen structuur van de hal heeft acht portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. van voorgespannen vakwerkliggers met een spanwijdte van 72 meter, bevestigd aan dubbele pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Een netwerk van voorgespannen strekse balken aan de zijkanten en aan de bovenzijde verzekert het stutwerk. De balken dragen de platen van de dakbedekking en haar dwarse, zadeldakvormige daklichten.
Paleis 12 (n.o.v. architect Jean van Pottelsberghe de la Potterie, studiebureau M. & A. Van Wetter, 1988)
In 2013 verbouwd tot spektakel- en evenementenzaal, grote rechthoekige structuur met schuine hoeken en met een gebombeerdeGebold; welvend oppervlak dat een gelijkmatige boogwerking vertoont., met een zeil afgedekte overkapping met een driedimensionaal houten gebinte, geplaatst op een lage betonnen ring, voorzien van diep in de grond verankerde driehoekige pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en steunberen op T-vormige voet. Gevels gemaakt van blokken die vooraan zijn bekleed met tegels in uitgewassen beton en zijn opengewerkt met een reeks kleine vierkante vensters en met brede deuren. Zware houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met schuine zijde. De hoofdingang wordt gevormd door een complexe geleding van deuren en glaspartijen met metalen raamwerk, verstevigd door drie betonnen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met schuine bovenkant en met op de verdieping de afgeknotte piramidevormige uitsprong van twee kleine erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld..
Voetgangersbrug en parkingcomplex (bureau Philippe Samyn & Partners architects & engineers, studiebureau Setesco en M. & A. Van Wetter, 1999)
Voetgangersbrug die de Romeinsesteenweg overspant (nr.527-527a) en het tentoonstellingspark verbindt met een uitgestrekte parkeerruimte. De brug doorkruist een door dezelfde architecten ontworpen driehoekig complex bestemd voor de parkeerruimten van de exposanten, roltrappen en diverse diensten (catering, veiligheid, enz.).
De volledig beglaasde voetgangersbrug, met een spanwijdte van 86 meter en een breedte van 10 meter, heeft drie isostatische traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met vakwerkliggers van het Waren-type, in gelijmd gelamineerd hout, die op fijne betonnen kolommen rusten. Het traliewerk wordt verbonden door een netwerk van dwarse en diagonale balken (brugdek en overkapping) die het monolithische gedrag en het stutwerk verzekeren. De parallellepipedumvormige ingang van het kunstwerk vertrekt vanaf het niveau van de steenweg en is versierd met metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. en bekleed met planken.
Het complex met de parkeerruimten en de andere diensten wordt overkapt door een indrukwekkend lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. dat vanaf het niveau van de steenweg vertrekt, in molenwiekvorm, en door generfde metalen platen wordt bedekt. Het balkwerk in gelijmd gelamineerd hout rust op fijne betonnen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…). Het dakvlak wordt visueel verlengd door metalen portieken1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. die op termijn volledig door klimop zullen worden bedekt.
Bronnen
Archieven
SAB/NPP Z2.
SAB/PP 3504.
SAB/OW 66039 (1933), 68124 (1933), 86955 (1979); Paleis 1: 96772 (1991), 96785 (1991); Paleis 11: 85503 (1977).
Publicaties en studies
ATTAS, D., PROVOST, M. (red.), Brussel: in de voetsporen van de bouwkundig ingenieurs, CIVA, Brussel, 2011, pp. 34-35, 50-56, 58.
COOMANS, T., De Heizel en de Wereldtentoonstellingen van 1935 en 1958, coll. Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 5, 1994.
CULOT, M. [red.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 57.
CULOT, M., Bruxelles 100 ans d’architecture, AAM Editions, 2014, pp. 234-238.
Entreprises Générales et Matériaux ENGEMA 1922-1937, ENGEMA, 1937.
EPHREM, JACOBY, F., Bruxelles retrouvé, t. 1, Bruxelles-Ville, Alice Editions, Brussel, 2004, pp. 230-231.
Exposition de Bruxelles 1958. L’architecture, les jardins et l’éclairage, Officieel gedenkboek van de Algemene Wereldtentoonstelling te Brussel 1958, Brussel, 1958.
GUISSET, J., “Un programme décoratif allégorique”, Art et Architecture publics, Mardaga, Sprimont, 1999, p. 69.
HALLEUX, P., “L’évolution des techniques: quelques réalisations bruxelloises à travers le siècle”, Un siècle d’architecture et d’urbanisme: 1900-2000, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Editions Mardaga, 2000, pp. 28-29, 36.
VAN LOO, A. (dir.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Mercatorfonds, 2003, pp. 134-135 en 579-580.
Tijdschriften
“L’exposition de Bruxelles de 1935”, Bulletin de la Chambre de commerce de Bruxelles, 49e jaargang, 11, 13 maart 1932, pp. 179-181.
L’ossature métallique, 1935, speciaal nummer.
Le livre d’or de l’Exposition universelle et internationale Bruxelles 1935 [Gulden Boek van de Wereldtentoonstelling Brussel 1935], Uitvoerend Comité van de Tentoonstelling, Brussel.
MOSZKOWSKI, R., “À propos du Grand Palais de l’Exposition de Bruxelles”, La Cité, 5-6, 1935, pp. 85-94.
Bâtir, 30, 15 mei 1935.
“L’exposition de Bruxelles”, L’Illustration, speciaal nummer, 25 mei 1935.
“Hall d’exposition”, Architecture Urbanisme Habitation, 5, mei 1950, pp. 95-101.
DUBOURG, L., “Le nouveau palais pour la foire internationale de Bruxelles (Palais n°3)”, La Technique des Travaux, 11-12, 1950, pp. 335-341.
“Nouveau palais”, Habitat et Habitation, 9, 1955, p. 109.
WOLF, W., “Constructions métalliques à l’Exposition Internationale de Bruxelles”, Acier Stahl Steel, 7-8, juli-augustus 1958, p. 294.
COOMANS, T., “Het Groot Paleis van de Heizel te Brussel (1931-1935), compromis tussen monumentaliteit en vakmanschap”, De Woonstede door de eeuwen heen, 91, 1991, pp. 2-17.
DILLEN, J., “Beeldhouwwerk en versierkunst in Laken (vervolg)”, LACA Tijdingen, jaargang 3, 2, december 1991, pp. 12-16.
DILLEN, J., “Beelden aan de voorgevel van het Grote Eeuwfeest ‘paleis’”, LACA Tijdingen, jaargang 6, 3, maart 1995, pp. 27-28.
MOUZELARD, C., “Le Grand Palais. Exposition du talent belge”, Les Nouvelles du Patrimoine, 158, maart-juni 2018, pp. 46-50.
Websites
www.brussels-expo.com