Typologie(ën)
café/brasserie/taverne
spektakelzaal
Ontwerper(s)
Alfred MALCHAIR – ingenieur-architect – 1905
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Inventaris van sgrafitti (GERPM)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Gebouwd i.o.v. Société Coopérative de Bruxelles en n.o.v. Alfred Malchair, 1905. Gebouwd door vrijwilligers van coöperatieve o.l.v. gemeentearchitect Edmond Quétin.
Net als andere volkshuizen functioneert het in Sint-Gillis oorspronkelijk als ontmoetingsplaats en als plaats voor cultuur en politiek debat. In 1907 inrichting van bioscoopzaal. In 1914 houdt Lenin hier een toespraak. In de jaren 1960 raakt de Société coopérative in moeilijkheden en sluit het Volkshuis zijn deuren. Het gebouw kent nadien verschillende commerciële doeleinden. Vanaf 1991 wordt het tijdelijk als kerk gebruikt. De gemeente koopt het in 1995, om tussen 1997 en 2002 te worden gerenoveerd.
Gebouw met twee volumes. Straatgevel in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz. en oorspronkelijk met een kruidenier en slagerij op benedenverdieping en foyer op verdieping. Achterbouw met café op benedenverdieping en grote zaal op verdieping.
Straatgevel van vier bouwlagen, de tweede als tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., en vier ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bakstenen gevel met hard- en witstenen elementen. Volledig verbouwde benedenverdieping; hardstenen parementGevel- of muurbekleding. met smalle deur tussen vitrines onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. en rechts brede deur onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft.. Links drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. en op verdieping geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. In tweede en vierde bouwlaag (oorspronkelijk hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel., maar verbouwd in 1928) venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.. In derde bouwlaag hoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. en onder archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. In hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. monumentaal drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder centraal hardstenen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.; smalle gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden.; bekronend sgraffitopaneel met inscriptie “La maison du Peuple” en monumentaal dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder halsgevelGevel waarvan de geveltop rechthoekig is en geflankeerd wordt door (gebeeldhouwde) vleugel- of klauwstukken.. MansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met drie dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening..
Achterbouw met grote zaal onder tongewelf op metalen geraamte met rondbogen met art-nouveaulofwerk; in 1928 gesplitst in twee bouwlagen; zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. boven gewelf in 1963. Bij restauratie is zaal terug in oorspronkelijke staat hersteld door verwijdering van latere toevoegingen. Metalen gaanderij op halve hoogte rustend op metalen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. gedeeltelijk gereconstrueerd.
Bronnen
BERTRAND, L., Histoire de la Coopérative en Belgique, éd. Dechenne & Cie, Brussel, 1903.
De BROUCKÈRE, L., La coopérative, ses origines, sa nature, ses grandes fonctions. éd. Les propagateurs de la coopération, Bruxelles, 1926.
DELSINNE, L., Parti Ouvrier Belge, des origines à 1894. Brussel, éd. La Renaissance du Livre, 1955.
Inventaire des sgraffites. Saint-Gilles, GERPM - SC asbl, s.l., s.d., fiche 25.
LIEBMAN, M., Les socialistes belges, 1885-1914, Brussel, éd. Vie ouvrière, 1979.
VAN DER WEE, A., De volksuniversiteit te Sint-Gillis: 1901-1914. (licentiaatsverhandeling in de faculteit psychologie en pedagogie), KUL, Leuven, 1978.