Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Victor HORTA – architect – 1901
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Oost (Apeb - 2006-2009)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
De architect ontwierp tevens het interieur. De woning werd voltooid in 1903. In 1898 had Braecke al achteraan op het terrein een groot sculptuuratelier laten bouwen; thans verbouwd.
Sobere gevel met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers.. Spaarzame hardstenen elementen. Twee en een halve bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Compositie verlevendigd door spel van pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en inspringende muurvlakken. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). centraal doorbroken door schouw. Deze is bekroond met een hoge schoorsteen verlevendigd met toppilasterOverhoekse pilaster ter bekroning van gevel. op stenen lampetNeerwaartse beëindiging, afhangende versiering als aanzet van een balkon of erker.. Meeste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster.. In twee eerste bouwlagen van eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in zelfde omlijsting; in derde bouwlaag twee kleine gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. In eerste bouwlaag van tweede en derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) respectievelijk toegangsdeur en koetspoort. Beide deuren met elkaar verbonden door elegante keelvormige omlijsting met art-nouveaulijnen, die soepel verbonden is met sokkel in zelfde materiaal. Tweede bouwlaag van tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. In derde bouwlaag van derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. tussen twee pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., voor voormalig tekenatelier. Volle deuren onder bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met smeedijzeren traliewerk met golvende lijnen. Kunstig bewerkte klinken, die van koetspoort ontworpen door de beeldhouwer en met ingewerkte platen met inscripties ‘Brieven' en ‘P. Braecke'. Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... , dat van eerste verdieping met roedeverdeling.
Ornamentloze, bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. achtergevel. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waarachter zich trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. bevindt, lichtjes trapezoïdaal risaliterend.
Interieur
Op de eerste verdieping links bevindt zich een salon dat via een grote muuropening uitgeeft op de eetkamer achteraan. Vanaf de toegangsdeur leiden enkele trappen naar een polygonaal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht.. In een schuine zijde daarvan bevindt zich de deur naar de salon, waar het muurvlak van de schouw vooraan een symmetrisch schuinte vertoont. De koetsdoorgang leidt naar de tuin en het atelier.
In het interieur is het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met verschillende houtsoorten en het beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. met art-nouveaulijnen bewaard. Deurkozijnen met art-nouveau-uitsnijdingen. Lage lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. In hal rode marmeren vloertegels en plafond met houten planken die boven toegangstrap gewelfd zijn. Houten kapstok waarin spiegels verwerkt zijn. Opmerkelijke trappaalHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap., misschien ontworpen als sokkel voor een beeld van de kunstenaar. Leuning met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. balustersVaasvormige spijl van een borstwering. en gebogen schuine balken. De hoekschouw in de salon met rijkelijk bewerkte houten schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw. bekroond met spiegel met geslepen randen in houten omlijsting. Muurschilderingen met bloemmotieven gerestaureerd op basis van nog bestaande restanten. Ze werden waarschijnlijk door Braecke zelf ontworpen. De marmeren schouw in de eetkamer was oorspronkelijk bekroond met een symbolistisch schilderij van Émile Fabry; thans vervangen door een spiegel met geslepen randen. De schouw wordt geflankeerd door twee ingebouwde eiken buffetkasten, met gekleurd glas-in-lood.
In 1980 werd het bouwvallige achterste gedeelte van het atelier gesloopt. Het voorste gedeelte werd verbouwd tot kantoor door arch. Jean-Pierre Mariën (1991), die het met het huis verbond door middel van een wintertuin met één bouwlaag.
Beschermd op 04.12.1997.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 6403 (1898-1901), 95139 (1991).
Publicaties en studies
AUBRY, F., Victor Horta à Bruxelles, Racine, Brussel, 1996, pp. 98-99.
AUBRY, F., Horta ou la passion de l'architecture, Ludion, Gent, 2005, pp. 138-141.
BORSI, F., PORTHOGHESI, P., Victor Horta, red. J.-M. Collet, Eigenbrakel, 1996, p. 83, 270-273.
LOZE, P. en F., Belgique Art Nouveau. De Victor Horta à Antoine Pompe, Eiffel Éditions, Brussel, 1991, p. 144-145.
MEERS, L., Promenades Art Nouveau à Bruxelles, Racine, Brussel, 1996, pp. 133-134.
Région de Bruxelles Capitale, Monuments et Sites protégés, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Mardaga, Sprimont, 1999, p. 101.
VANDENBREEDEN, J., VAN SANTVOORT, L., DE THAILLE, P., et al., Encyclopédie de l'Art nouveau. Tome premier. Le quartier Nord-Est à Bruxelles, CIDEP., Brussel, 1999, p. 109-110.
VAN SANTVOORT, L., Het 19de-eeuwse kunstenaarsatelier in Brussel (proefschrift in de kunstgeschiedenis), Vrije Universiteit Brussel, Brussel, 1996, corpus deel E, 1898/1.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid