Typologie(ën)

woning of opbrengsthuis (onbepaald)
gelijkvloers met handelszaak

Ontwerper(s)

INCONNU - ONBEKEND1690-1710

INCONNU - ONBEKEND1750-1775

Félix JANLETarchitect1863

INCONNU - ONBEKEND1897

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Classicerende barok
Classicisme
Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

id

Urban : 37914
lees meer

Beschrijving

Breedhuis met vier bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. In kern vermoedelijk een vroeger diephuis in classicerende barok, uit eind 17e – begin 18e eeuw, cf. ordonnantie van de eerste twee verdiepingen. In classicistischeArchitectuurstroming (vanaf eind 18e eeuw tot ca. 1914) met voorliefde voor orde en symmetrie, gekenmerkt door bepleisterde en wit beschilderde lijstgevels die het stadsbeeld uniformiseren. Verhoudingen en vormentaal van deze stroming evolueren met de tijd. stijl aangepast en verhoogd met een bijkomende verdieping in ca. 1775. Mansarde n.o.v. architect F. Janlet, 1863, dat tevens voorzag in een allicht niet uitgevoerd stucdecor.

Bepleisterde en beschilderde gevel. Eerste twee verdiepingen geritmeerd door kolossaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel., geprofileerde basis en voorheen Korinthisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., afgewerkt met een gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden.. Toegevoegde lagere bovenste verdieping geritmeerd door vlakke rechthoekige lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries).. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met lekdrempel. Doorlopend  balkon met markante smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in Lodewijk XVI-stijl met geschakelde ringen (ca. 1775) boven de pui. Klassiek hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. (1863). Eertijds Lodewijk XVI-pui: rondbogenBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. met sluitsteenSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en uitstraling, balkonconsoles met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte. en drop. Huidige winkelpui van 1897; smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… uithangbord.

Bronnen

Archieven
SAB/OW 15467 (1863, 1897), 25720.

Websites
BALat KIK-IRPA