Typologie(ën)
villa
Ontwerper(s)
BOGDAN & VAN BROECK – architectenbureau – 2016
INCONNU - ONBEKEND – 1903
S. RAEMDONCK – architect – 1907
Henri WILDENBLANCK – architect – 1922
Max MANFROID – architect – 1940-1956
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Begin jaren 1900 besliste Léon Moulart zijn maalderij, toen gelegen aan de Barastraat, te verhuizen naar de quai du Halage, de toekomstige Fernand Demetskaai. Het uitgestrekte perceel dat hij daarvoor uitkoos, bood mogelijkheden tot expansie en had een rechtstreekse verbinding met het Kanaal van Charleroi en de ringspoorlijn, die er aan westelijke zijde langs liep. In december 1902 diende de industrieel een bouwaanvraag in voor een huis in eclectische stijl van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) inspringend t.o.v. de kaai. In maart 1903 liet hij links ervan een stalling van twee bouwlagen aanbouwen. In april diende de industrieel de plannen in voor en nieuwe meelfabriek, die in december van datzelfde jaar door de Gemeente werden goedgekeurd. Het complex, dat links van de woning lag, omvatte een gebouw aan de kant van het kanaal van tien traveeën en vijf bouwlagen onder plat dak, gebruikt als molen links en voor de reiniging rechts. Tegen de achtergevel werd een machinezaal onder een platform met daklicht aangebouwd. Achteraan, tegen de rechterzijgevel van het gebouw aan de kaai en ermee verbonden door een loopbrug en een overdekte doorgang, een tweede gebouw, even hoog maar minder breed, onder een plat dak met vooraan in het midden een klein volume onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met tarwesilo’s en een groot magazijn. Links ertegenaan zijn een stookketel met schoorsteen geplaatst. Tot slot werd tegen de linker gemeenschappelijke muur van het eigendom een stalling met tien boxen gebouwd.
In juli 1907 ontwierp architect S. Raemdonck de plannen voor een uitbreiding met de volledige verbouwing van de woning en haar stalling. Het geheel vormde van dan af een imposante villa in pittoreske stijl, met vooraan de kantoren van de maalderij. Na deze datum en vóór 1912 werd het achtergebouw voorzien van een zolder gevormd door drie zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. haaks op de straat.
Vanaf de jaren 1920 diversifieerde het bedrijf van Léon Moulart door de oprichting van verschillende afdelingen die door zijn kinderen en kleinkinderen werden beheerd: hoedenhandel, veevoederproductie, de verkoop van steenkool, machines en werktuigen en, later, suikerwaren en drukwerk. Naast de hoedenfabriek, die op de aanpalende site van een oude brouwerij werd opgericht, vestigden zich nog andere afdelingen op het eigendom, dat zich achteraan uitstrekte tot aan de Birminghamstraat (nr. 222).
In augustus 1922 stelde architect Henri Wildenblanck plannen op voor een conciërgewoning met omheiningsmuur, rechts van het voorste gebouw van de maalderij. In de muur waren twee inrijpoorten ingewerkt, met daartussen de conciërgewoning van één vertrek diep en met twee bouwlagen onder trapezoïdale geveltop. Controlelokaal aan de rechter ingang. Rechts daarvan, tegen de schuine gemeenschappelijke muur van het eigendom, bevond zich een kolenmagazijn. In 1933 bouwde Antoine Courtens, een van de schoonzoons van Léon Moulart, vóór het voorste gebouw een omheining met een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen., bakstenen pijlers en smeedijzeren traliewerk (thans verdwenen).
In 1940 ontwierp technisch bureau Max Manfroid een magazijn aan de achterzijde van het terrein, tegen de linker gemeenschappelijke muur, bestemd voor de afdeling Voedingsmiddelen. Twee jaar later ontwierp Antoine Courtens voor diezelfde afdeling een refter aan de achterzijde van het terrein, waarvoor echter geen vergunning werd afgeleverd. Nog in 1942 werkte dezelfde architect de plannen uit voor een vergroting van de stalling van de maalderij. In 1948 tekende hij voor de afdeling Voedingsmiddelen een tweede magazijn tegenover het magazijn, maar de uitvoering gebeurde niet conform de plannen. In 1958 stopte de maalderij haar activiteiten ten gunste van de afdeling Voedingsmiddelen, die de afdeling Veevoeders was geworden. In datzelfde jaar werd de machinezaal verbouwd en tegen de achtergevel van het voorste gebouw werden vanaf 1956 nieuwe silo’s in gewapend beton opgetrokken (ingenieur-architect Max Manfroid). De stookketel en zijn schoorsteen werden verwijderd.
In 1980 werden de villa en de conciërgewoning door de maatschappij Intercom gesloopt en vervangen door een gebouw met relaiszalen (n.o.v. architect Marcel Thibou). Blijven vandaag nog over: een deel van de gevel van de conciërgewoning, die een omheiningsmuur vormt, en de gevel van het kolenmagazijn. In 1988 werden de diverse gebouwen van de maalderij verkocht. Van het hoofdgebouw, dat een opslagplaats voor banden was geworden, werden de lagere bouwlagen met planken bekleed en werd de laatste verdieping gecementeerdMet portlandcement bestrijken.. Aan de kant van de kaai werden inrijpoorten gebouwd. Op 22.05.1997 werden de gevels en de bedaking van de voormalige maalderij als monument op de bewaarlijst ingeschreven. Het complex werd door een publieke coöperatieve gekocht en werd volledig gerenoveerd en herbestemd tot een bedrijvencentrum (architectuurbureau Bogdan & Van Broeck), dat op 03.10.2016 werd ingehuldigd.
Beschrijving
Twee evenwijdige gebouwen van vijf bouwlagen, met gevels in baksteen met elementen in hardsteen. De voorgevel en de rechterzijgevel van het voorste gebouw en de rechterzijgevel van het achterste gebouw worden gemarkeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. die op het hoofdgestel door een boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. worden verbonden.
Oorspronkelijk, raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met stalen kader en ijzeren roedeverdeling met centrale openslaande vleugel; het bewaarde raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., waarvan de beglazing is verdwenen, is versterkt met intern raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn..
Het voorste gebouw heeft tien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in de breedte en twee in de diepte. De eerste bouwlaag, die als onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. dienstdoet, is aan de kant van de kaai behandeld in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van hardsteen. Op de laatste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bevindt zich een wat dieper gebouw onder een attiekmuurtje dat de bekroning van een hoektoren evoceert. Deuren aan de straatkant en cementbezetting van de laatste bouwlaag van latere datum. Oorspronkelijk, voetgangersingang op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Met een kraan op de voorlaatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) werd de steenkool vanaf de aken naar binnen gebracht via een loopbrug en het venster van de eerste verdieping. Tijdens de renovatie werd het dak verhoogd met een beglaasd volume gebruikt als cafetaria, auditorium en vergaderzalen, met een buitentuin en panoramisch terras.
Het achterste gebouw had oorspronkelijk zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de voorgevel, drie op de rechterzijgevel en vier smallere op de linkerzijgevel, geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Die laatste gevel, waarachter zich oorspronkelijk de silo bevond, had vroeger slechts venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de laatste verdieping. De achtergevel was oorspronkelijk blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. De muuropeningen van de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de rechterzijgevel werden op latere datum tot deur verbouwd. ZadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. geplaatst na 1907, het centrale met een platte top. Vooraan en achteraan, topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met respectievelijk zaagtanden en rechte aandaken, elk opengewerkt met een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat vroeger werd bekroond door een fijne verluchtingsopening vooraan en een oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. achteraan. De geveltoppen zijn in lichter gekleurde baksteen herwerkt.
De oorspronkelijke loopbrug en de overdekte doorgang tussen de twee gebouwen werden in de loop der jaren verbouwd. Op deze plaats bevindt zich nu een beglaasde “circulatiesilo” met nieuwe loopbruggen, een nieuw trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en nieuwe liften. Op de binnenplaats, op de plaats van een oude silo uit 1958, is een onthaalruimte onder trapdak ingericht.
Binnen zijn de ruimten onbewerkt gebleven en zijn enkele industriële elementen bewaard, waaronder een luiwerk in het achterste gebouw.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 9674 (04.12.1903), 9869 (29.04.1904), 11623 (21.01.1908), 17284 (18.08.1922), 17927 (12.1924), 26001 (14.11.1933), 31158 (17.12.1940), 31564 (08.12.1942), 31604 (07.05.1943), 32620 (14.08.1947), 33215 (09.11.1948), 35849 (17.03.1953), 33982bis (s. d.), 38187 (12.03.1957), 39082-39083 (16.12.1958), 45433 (29.01.1980).
Publicaties en studies
ANDERLECHT MOULART, BOGDAN & VAN BROECK ARCHITECTS, R. VAN MOLKOT, H. HARRYSSON, NEY & PARTNERS, CES, ATS, REYVECO, Port-Sud. Espace pour PMEs et centre d’interprétation. Dossier Monuments et Sites, 2012.
ANDERLECHT MOULART, BOGDAN & VAN BROECK ARCHITECTS, R. VAN MOLKOT, H. HARRYSSON, NEY & PARTNERS, CES, ATS, REYVECO, Port-Sud. Espace pour PMEs et centre d’interprétation. Rapport d’incidences, 2013.
CULOT, M. [red.], Anderlecht 2. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 165.
Huberty, C., Soares, P.V., De Brusselse kanalen, Brussel Stad van Kunst en Geschiedenis, 25, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 1998, pp. 13-14.
VANDERHULST, G., La Meunerie Moulart à Anderlecht, s. d.
Kaarten / plannen
DIENST OPENBARE WERKEN, Plan général de la commune d’Anderlecht, 1912.