Typologie(ën)

school

Ontwerper(s)

L. GÉRARDingenieur-architect1893-1899

Jules Jacques VAN YSENDIJCKarchitect1893-1899

Juridisch statuut

Beschermd sinds 25 oktober 1988

Stijlen

Eclectisme
Art nouveau

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2013

id

Urban : 36937
lees meer

Beschrijving

Voormalige universitaire instelling voor praktisch geneeskundeonderricht, in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl met art-nouveau-elementenInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession., gebouwd van 1893 tot 1898-1899 volgens de plannen van architect Jules-Jacques Van Ysendyck en ingenieur Léon Gérard.

Het gebouw ligt in het benedengedeelte van het Leopoldpark, tegenover de vijver, waar vroeger het olifantenverblijf van de Dierentuin lag. Thans huisvest het gebouw de secundaire afdeling van het Jacqmainlyceum (Brussel Stad), alsook het Brussels Intercommunaal Laboratorium voor Scheikunde en Bacteriologie (Maalbeeklaan 3).

Geschiedenis
Het Instituut voor Anatomie en Histologie –of het Instituut Warocqué– is een van de drie eerste universitaire instituten die J.-J. Van Ysendyck en Léon Gérard van 1892 tot 1899 bouwden voor de
Stad van de Wetenschap in het Leopoldpark. Na de bouw van de twee instituten voor Fysiologie (Universitair Instituut en Instituut Solvay, 1892-1894) en van het Instituut voor Hygiëne, Bacteriologie en Therapeutiek (1893-1894, in 1933 gesloopt en vervangen door het Instituut George Eastman), liet ook de behoefte aan een Instituut voor Anatomie zich voelen, want de lokalen van het Sint-Jansziekenhuis die de studenten toen gebruikten, waren niet langer geschikt. Op verzoek van professor Paul Héger kwam de industrieel Raoul Warocqué financieel tussen via een schenking aan de Stad Brussel, eigenares van het terrein. De bouw van dit instituut werd goedgekeurd tijdens de gemeenteraadszitting van 8.05.1893 en de werken gingen meteen van start. In 1895, na talrijke aanvullingen op het oorspronkelijke project, werd het gebouw ingehuldigd, hoewel het in werkelijkheid pas in 1898-1899 volledig klaar was. Het werd gebruikt door de geneeskundestudenten van de ULB. Al bij al was het financiële aandeel van de stad veel groter dan het mecenaat van Warocqué, hoewel het gebouw diens naam is blijven dragen.

Toen de ULB naar de Solbosch-campus verhuisde, kwamen de wetenschappelijke instituten van het Leopoldpark vanaf 1920 leeg te staan, hoewel de gebouwen eigendom van de Stad Brussel bleven. In 1929 werd het Instituut voor Anatomie gedeeltelijk omgevormd tot het Intercommunaal Laboratorium voor Scheikunde en Bacteriologie (herinrichtingsplan uit 1929, SAB/OW 59065), dat de rechtervleugel en een deel van het centrale paviljoen ter beschikking kreeg. In 1941 werden de collecties van het door Paul Otlet opgerichte Mundaneum (een planetair documentatie- en communicatiecentrum) die zich in het Jubelpark bevonden voorlopig in de rechtervleugel van het instituut ondergebracht. Ze bleven er tot in 1972. Van 1972 tot 1985 was het rechterdeel van het gebouw buiten gebruik.

In 1985 plande de stad de vestiging van de voorbereidende afdeling van het
Jacqmainlyceum in de leegstaande vleugel van het Instituut Warocqué. Hoewel de herinrichtingsplannen van architect Rimanque niet werden uitgevoerd, hebben diverse ingrepen (tussenwanden, verlaagde plafonds, vervanging van het raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn....) de rechtervleugel van het gebouw geleidelijk gewijzigd, hoofdzakelijk door de bestaande volumes in kleinere lokalen op te delen. Aanvankelijk kregen de leerlingen van het lager onderwijs hier les, maar sinds 2011 is het gebouw bestemd voor de leerlingen van het middelbaar onderwijs en dient het als bijgebouw van het Jacqmainlyceum, dat in het voormalige Instituut voor Fysiologie is gevestigd. Een deel van het centrale paviljoen staat echter nog altijd leeg en bevindt zich in slechte staat.

Beschrijving
Symmetrisch U-vormig gebouw van drie bouwlagen. Het bestaat uit drie delen: een centraal paviljoen geflankeerd door lagere zijvleugels, en twee dwarse hoekpaviljoenen. Deze entiteiten zijn volledig autonoom (toegang, trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., interne circulatiewegen en studielokalen zoals laboratoria, auditoria en kantoren). Aan de zijde van het park heeft het centrale paviljoen drie afgeschuindeSchuine vlakke kant aan een houten of stenen bouwonderdeel. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), terwijl het aan de zijde van de binnenplaats een vlakke gevel heeft, achter een breed bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. dat oorspronkelijk door een glazen dak werd bekroond.

Maalbeeklaan 3-13, Voormalig Instituut voor Anatomie en Histologie, plattegrond van eerste bouwlaag, LAMBERT, C., [i]Étude historique …[/i], Ville de Bruxelles – CPH, 2001, p. 7.Zoom
Maalbeeklaan 3-13, Voormalig Instituut voor Anatomie en Histologie, plattegrond van eerste bouwlaag, LAMBERT, C., [i]Étude historique …[/i], Ville de Bruxelles – CPH, 2001, p. 7.

De gevels vertonen een strakke, geritmeerde indeling: een stenen benedenverdieping met bossagesIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). behandeld als een hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. voor de hogere bouwlagen in baksteen; de traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) zijn breed, met grote muuropeningen die worden gescheiden door steunberen volgens verkleinende ordonnantie die in een schoorsteenpijpHet boven het metselwerk of dak uitstekende deel van een schoorsteen. uitmonden. Dit strakke uitzicht wordt getemperd door een gestileerde decoratie (schrijnwerk, baksteenwerk, sgraffitiSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister). met een voorstelling van de schenkers) die het gebouw een art-nouveaukarakter verleent.

Door hun afmetingen, hun structuur en hun decor zijn de muuropeningen de grote blikvangers van het gebouw: het metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., dat is op de twee verdiepingen opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen., is drieledig en is versierd met hoefijzerboogvormige metalen boogfriezenReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. Elk vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. wordt bekroond door een I-balkIJzeren latei met I-profiel. die is opgedeeld in compartimenten versierd met kruisen. Boven een ligger versierd met rozettenRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood. wordt de borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. een sgraffitoSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister). of een paneel1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. van geëmailleerde baksteen.

Een brede kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op houten korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. bekroont de opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. van het centrale paviljoen (consoles op de zijpaviljoenen), terwijl een vierledig daklicht het bovenste amfitheater verlicht. De lage vleugels monden uit in een stenen band met tandfriesLijst met kleine repetitieve kubusvormige elementen (tanden); guttae hebben de vorm van een afgeknotte kegel en bevinden zich eerder onder aan een console of triglief., onder een bakstenen attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. en een stenen dekplaatNatuurstenen of keramische plaat, op bijvoorbeeld een geveltop, om het onderliggend metselwerk tegen regen te beschermen..

SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  deels bewaard.

Interieur. Zoals in de twee andere instituten van het Leopoldpark die eind 19e eeuw werden opgetrokken, heeft de constructie een monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. zelfdragende metaalstructuur gemaakt van geprefabriceerde elementen. Betonnen funderingen dragen de stalen gebinten, die onderling door metalen balken worden verbonden. De gevels, de binnenmuren en de vloeren op gewelfblokjes rusten op metalen balken. Ook de trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. hebben een metaalstructuur. De imposante beglaasde muuropeningen vermengen spiegelglas (buitenzijde) en vensterglas (binnenzijde) en vormen dubbele beglaasde wanden, een systeem van dubbele beglazing dat door ingenieur Léon Gérard werd bedacht. De veeleer klassieke monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. benadering vermengt techniciteit met innovatie.

De lokalen waren bestemd voor het praktisch geneeskundeonderricht en omvatten hoofdzakelijk leszalen, auditoria, dissectiezalen, praktijklokalen, kantoren… Een galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. loopt rond sommige auditoria, terwijl mobiele trappen naar verschillende plaatsen van de galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. kunnen worden gerold. Rekening houdend met de hoge kostprijs van het gebouw en de extra kosten gemaakt tijdens de uitvoering van de werken, werd de binneninrichting vrij sober gehouden. In de drieledige voorbouw van het centrale paviljoen bevindt zich het grote auditorium met oplopende bankenrijen; onder het centrale dakraam ligt het anatomisch spectatorium, een klein amfitheater met een centrale dissectietafel (de lijken werden via een goederenliftEen lift die voornamelijk bestemd is voor het vervoer van goederen/voorwerpen.  aangevoerd).

Maalbeeklaan 3-13, Voormalig Instituut voor Anatomie en Histologie, auditorium op hoogste verdieping ('Anatomisch theater') (foto 2015).Zoom
Maalbeeklaan 3-13, Voormalig Instituut voor Anatomie en Histologie, auditorium op hoogste verdieping ('Anatomisch theater') (foto 2015).

De lokalen werden in de loop van de 20e eeuw aangepast aan de nieuwe bestemmingen van het gebouw (wijziging van het binnenschrijnwerk, vervanging van het raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., aanpassing van de vloeren, plaatsing van tussenwanden…).


Bronnen

Archieven

ASB/OW 59065; ASB/ Dozen 14-7, 10, 14, 20 (A-Beschermd Monument).
ASB/Bulletin Communal, 1893, I, pp. 290-294; II, p. 737.
AAM / foto van de maquette van het Instituut voor Anatomie, bewaard bij de familie Warocqué.

Publicaties en studies
BRAUMAN, A., CULOT M., MIEROP C., Institut Warocqué. Parc Léopold. Proposition de reconversion en centre d’éducation physique, AAM, Brussel, 1982.
BRAUMAN, A., DEMANET, M., Le Parc Léopold 1850-1950. Le zoo, la cité scientifique et la ville, AAM, Brussel, 1985.
DESPY-MEYER, A., DEVRIESE, D., Ernest Solvay et son temps, Archief van de ULB, 1997.
LAMBERT, C., Étude historique de l’Institut d’Anatomie et d’Histologie Warocqué (Stad Brussel – Cel Historisch Erfgoed), januari 2001.
LOURYAN S., VANMUYLDER N., “L’Institut d’Anatomie Raoul Warocqué de l’ULB (1893-1928)”, New Yperman, vol. 7, 2006, pp. 3-8.

Tijdschriften
DESPY-MEYER, A., DEVRIESE, D., “Paul Héger, maître d’œuvre des instituts d’enseignement et de recherche en sciences médicales voulus par Ernest Solvay à Bruxelles (1891-1895)”, VAN LUNTHEREN, F.-H., PALM, L.-C., VAN PAEMEL, G. (o.l.v.), “De toga om de wetenschap.
Ontwikkelingen in het hoger onderwijs in de geneeskunde, natuurwetenschappen en techniek in België en Nederland (1850-1940)”, Themanummer van Gewina, XVI, 1993, 3, pp. 90-103.
VIRÉ, L., “La Cité scientifique du Parc Léopold à Bruxelles. 1890-1920”, Cahiers Bruxellois. Revue d’histoire urbaine, dl. XIX, 1974, pp. 86-180.