Typologie(ën)
Ontwerper(s)
René NOTÉRIS – architect – 1930-1940
INCONNU - ONBEKEND – 1908
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
De Meunerie bruxelloise werd in 1889 opgericht en vestigde zich in bestaande gebouwen op nr.8 tot 13 van de Groendreefstraat, waarschijnlijk een stoommaalderij die in 1872 werd ontworpen i.o.v. een zekere Macqué. In 1897 diende de maatschappij een aanvraag in voor de heropbouw van haar afgebrande gebouwen, waaronder een korenmolen. In 1907 kreeg ze toestemming om aan de straatkant een nieuwe silo in gewapend beton te laten bouwen door de firma Blaton-Aubert. In maart 1908 werd een nieuwe aanvraag ingediend voor de heropbouw van de fabriek, die in januari was afgebrand. Het project omvatte onder meer de bouw van een silo die vergelijkbaar was met die van 1907, op dezelfde plaats. Het bedrijf bleef de gebouwen aan de Groendreef gebruiken tot in 1920, toen het zijn activiteiten op zijn site aan de Vilvoordselaan in Haren centraliseerde. De silo werd helemaal verbouwd en herbestemd tot appartementsgebouw rond 1935 – het gebouw werd vanaf 1937 bewoond. De overige, leegstaande gebouwen van het bedrijf werden in de tweede helft van de jaren 2000 vervangen door twee evenwijdige appartementsgebouwen.
Beschrijving
Gebouw van negen bouwlagen onder plat dak.
Gecementeerde voorgevel met vier symmetrische traveeën gescheiden door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Op de zijtraveeën van de derde tot de achtste bouwlaag, gestapelde erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met afgeschuinde hoeken, op een geometrische drager en bekroond door een terras met een stenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. versierd met smeedijzeren traliewerk. Op de benedenverdieping, garagepoort links en toegangsdeur onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). rechts. In het midden, twee vitrines met ingewerkte deur. Florale bas-reliëfs versieren de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van de eerste verdieping en van de gestapelde erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld., alsook het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Attiekmuurtje met centrale uitsprong. Metalen deuren en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... van de vitrines bewaard; smeedijzeren traliewerk versierd met krulmotieven. Raamwerk van de verdiepingen vervangen.
In het midden van de achtergevel, dubbele terrassen gescheiden door fijne volumes die als opbergruimte dienstdoen. Blinde zijgevels, met boven aan de linkergevel een vlak van bakstenen verlevendigd met arcades, een overblijfsel van de oorspronkelijke silo.
Bronnen
Archieven
SAB/OW Laken 2776 (1872), Laken 4776 (1897), 1847 (1906), 312 (1907), 2206 (1908).
Publicaties en studies
Brusselse wandelingen. 4. Industrieel erfgoed in Laken, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1999, p. 4.
CULOT, M. [red.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 30.
TRIBOT, J.-P., Bruxelles (Laeken, Haren, Neder-Over-Heembeek), Guide des communes de la Région bruxelloise, CFC-Éditions, 2005, p. 9.
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Allée-Verte (rue de l’)”, 1889, 1890, 1920, 1921.
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Allée-Verte”, 1936, 1937.