Typologie(ën)
brug
Ontwerper(s)
Paul CHRISTOPHE – ingenieur – 1906
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van koloniale sporen (DPC-DCE 2024-2025)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 36012
Beschrijving
De brug
over de Jan Sobieskilaan, waarop de Witte-Acacialaan loopt, is een monumentaal
kunstwerk in steen en metaal, met invloed van de neo-Vlaamse renaissancestijl
en verwant aan de stijl van Alban Chambon, uitgevoerd in 1906 door ingenieur
der Bruggen en Wegen Paul Christophe. Via een aarden oprit en een lateraal trappengedeelte verbindt de 31
meter lange brug de nieuwe wijk Houba de Strooper-de Smet de Naeyer met het
hoger gelegen deel van het Koninklijk Domein.
De rijdekplaat van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) heeft een samengeklonken structuur van vier strekse balken en enkele of dubbele dwarse balken; in het midden van de laan rust ze via een systeem van rollagers op twee rijen van vier gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen met Korintisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. onder consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., en op de twee gemetselde landhoofden; het stutwerk wordt verzekerd door een netwerk van kruisbalken. De dwarse balken worden verlengd door consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met daarop de trottoirs en hun relingen met smeedijzeren steunberen met lichte art-nouveau-invloed.
De beplating van de rijdekplaat rust op een metalen netwerk waarop platen in omgekeerde koepelvorm rusten, bestemd voor een bestrating op zand.
De brugpijlers zijn bekleed met gevierkante breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van roze zandsteen, gevat in een zware hardstenen geleding. De vier hoeken van de brug, die op een zware geprofileerde onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. rusten, vormen aldus een hoge sokkel met panelen versierd met het monogram en de kroon van Leopold II, onder een balustradepostament. Dat wordt bekroond door een monumentale kolom met bronzen basis, ring en knopkapiteel (Compagnie des Bronzes) en een schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. in rood graniet waarop vroeger de “Congoster” prijkte.
Aan de kolom is een dubbele steun voor lantaarns bevestigd, ook in brons en versierd met bladmotieven en het jaartal 1906. Vier andere lantaarns in dezelfde stijl zijn bevestigd op de hoeken van de brugpijlers, onder de rijdekplaat, en nog twee andere verlichten de traparmen. De postamenten vormen het einde van de hardstenen balustradesHekwerk van spijlen of balusters. van de landhoofden en het trappengedeelte. Aan de kant van de oprit worden de postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. gevolgd door een borstwering van buisvormige elementen verbonden door zuilvormige palen met veelhoekige basis.
Het trappengedeelte, aan de kant van Clementinasquare, is van het kwartdraai-type, met twee verdiepingen, niet overdekt en opengewerkt met korfboogarcades. De traparmen (slechts één op de verdieping) worden gescheiden door brede overlopen. De balustradesHekwerk van spijlen of balusters. zijn gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan die van de brug. Afgerond smeedijzeren hekwerk, in art-nouveaustijl, beschermt de hoek van het trappengedeelte en van de brug.
De rijdekplaat van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) heeft een samengeklonken structuur van vier strekse balken en enkele of dubbele dwarse balken; in het midden van de laan rust ze via een systeem van rollagers op twee rijen van vier gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen met Korintisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. onder consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., en op de twee gemetselde landhoofden; het stutwerk wordt verzekerd door een netwerk van kruisbalken. De dwarse balken worden verlengd door consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met daarop de trottoirs en hun relingen met smeedijzeren steunberen met lichte art-nouveau-invloed.
De beplating van de rijdekplaat rust op een metalen netwerk waarop platen in omgekeerde koepelvorm rusten, bestemd voor een bestrating op zand.
De brugpijlers zijn bekleed met gevierkante breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van roze zandsteen, gevat in een zware hardstenen geleding. De vier hoeken van de brug, die op een zware geprofileerde onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. rusten, vormen aldus een hoge sokkel met panelen versierd met het monogram en de kroon van Leopold II, onder een balustradepostament. Dat wordt bekroond door een monumentale kolom met bronzen basis, ring en knopkapiteel (Compagnie des Bronzes) en een schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn. in rood graniet waarop vroeger de “Congoster” prijkte.
Aan de kolom is een dubbele steun voor lantaarns bevestigd, ook in brons en versierd met bladmotieven en het jaartal 1906. Vier andere lantaarns in dezelfde stijl zijn bevestigd op de hoeken van de brugpijlers, onder de rijdekplaat, en nog twee andere verlichten de traparmen. De postamenten vormen het einde van de hardstenen balustradesHekwerk van spijlen of balusters. van de landhoofden en het trappengedeelte. Aan de kant van de oprit worden de postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. gevolgd door een borstwering van buisvormige elementen verbonden door zuilvormige palen met veelhoekige basis.
Het trappengedeelte, aan de kant van Clementinasquare, is van het kwartdraai-type, met twee verdiepingen, niet overdekt en opengewerkt met korfboogarcades. De traparmen (slechts één op de verdieping) worden gescheiden door brede overlopen. De balustradesHekwerk van spijlen of balusters. zijn gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan die van de brug. Afgerond smeedijzeren hekwerk, in art-nouveaustijl, beschermt de hoek van het trappengedeelte en van de brug.
Bronnen
Publicaties en studies
ATTAS, D., PROVOST, M., Brussel: in de voetsporen van de bouwkundig ingenieurs, Editions CIVA, Brussel, 2011, p. 39.
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 11.
VAN NIEUWENHUYSEN, P., Toponymie van Laken (doctoraatsverhandeling in de Germaanse Filologie), UCL, Louvain-la-Neuve, 1998, p. 1241.
Tijdschriften
PROVOST, M., ESPION, B., “Fonctionnement des ponts métalliques illustré par quelques exemples”, Thema & Collecta, 5, 2016, pp. 23-25.