Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Paul SAINTENOY – architect – 1922
Jean-Pierre CLUYSENAAR – architect – 1850-1852
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van koloniale sporen (DPC-DCE 2024-2025)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Historiek
Van het gebouw zoals het werd ontworpen in het midden van de negentiende eeuw door architect J.-P. Cluysenaar, blijft enkel de gevel met zeventien traveeën over aan het Congresplein, de Koningsstraat en de Vandermeulenstraat. Het gebouw werd immers uitgebreid en grondig gewijzigd in de jaren 1920, tot twee keer toe, de eerste keer toen de Banque Transatlantique belge zich er kwam vestigen, de tweede keer toen de onderneming Lever Brothers er werd ondergebracht. Deze twee ingrepen gebeurden onder leiding van de kleinzoon van Cluysenaar, architect Paul Saintenoy (1862-1952), en beantwoordden aan een specifiek programma dat verband hield met de commerciële functie en het prestige van de bedrijven die er de opdracht toe gaven.
De Banque Transatlantique belge kocht het gebouw aan in 1919, het jaar van haar oprichting, om er haar hoofdkantoor in onder te brengen. Het gebouw werd vergroot (1919-1920) door de inlijving van het gebouw op nr. 152 van de Koningsstraat en door de bouw van een uitbreiding in de richting van de Vandermeulenstraat (ernaast gelegen gebouw met vijf verdiepingen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met een esthetische expressie geïnspireerd door de art-deco-/modernistische tendens van die tijd). De interne structuur werd ook vernieuwd en omgebouwd om tegemoet te komen aan de behoeften van de bank (wijziging van de configuratie binnenin en van de oorspronkelijke niveaus). In plaats van een open binnenkoer werd een grote centrale hal van twee verdiepingen ingericht. Die hal werd het hart van het gebouw en van de commerciële activiteit en bood ruimte aan de loketten. Een groot glazen dak zorgde voor lichtinval. Rond deze ruimte loopt een rondgang die toegang biedt tot de rondom gelegen kantoren van de werknemers en een bovenzicht biedt op de ontvangstruimte voor het publiek. Deze architectuur mag dan wel vrij bescheiden qua afmetingen zijn, ze beantwoordt wel aan het type inrichting dat in die tijd opgang maakt in de grote handelszaken, zoals de voormalige Grands Magasins de la Bourse.
In 1921 wordt het gebouw te koop gesteld ten gevolge van het faillissement van de bank. Het wordt overgekocht door de onderneming Lever Brothers, in die tijd een van de belangrijkste ondernemingen van het Britse Rijk. Ze vestigt er haar Belgische hoofdzetel: het Lever House.
Het gebouw wordt opnieuw heringericht (1922) om een uitstalraam te worden van de handel die de industrieel Lever voert met de kolonies.
In 1886 richtte William Lever in Engeland, onder de naam Lever Brothers, een fabriek op van zeep – sunlight – die wordt vervaardigd op basis van plantaardige olie. In 1888 wordt hij zich op de Wereldtentoonstelling in Brussel bewust van het economische potentieel van België, waar hij in 1900 de nv Savonneries Lever Frères opricht. Enkele jaren later vestigt hij een fabriek in Vorst.
Zijn Belgische activiteit groeit wanneer de Belgische regering hem toestaat om de grote palmolieplantages van Congo (in het district Kwilu) uit te baten. Op dat ogenblik wordt hij de enige buitenlandse ondernemer die de toelating heeft de rijkdommen van de kolonie te exploiteren. Op die manier kan België de beschuldigingen van protectionisme waarmee het land te maken krijgt, weerleggen. In 1911 richt Lever de Société anonyme des Huileries du Congo Belge op. Het Brusselse hoofdkantoor, het Lever House, wordt vanaf 1922 gevestigd in de Koningsstraat. De bedoeling van dit Lever House was eigenlijk een soort museum te worden voor koloniale propaganda. De aanpassingswerken worden toevertrouwd aan Saintenoy, die de opdracht krijgt eenheid te brengen in de gevel langs de Koningsstraat, die vanaf nu zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) telt, er een nieuwe ingangspoort in te installeren, een erehal in te richten, evenals een rechte trap die naar de grote centrale zaal leidt.
Zodra men binnenkomt, overrompelt de erehal door haar luxe en imponeert ze door haar majestueuze karakter. Ze doet denken aan de hal van het Museum voor Centraal-Afrika van Tervuren, dat onder impuls van koning Leopold II tussen 1905 en 1908 werd gebouwd. De kleurcontrasten van de verschillende erg gevarieerde marmersoorten worden benadrukt door verticale zwarte stroken die het geometrische effect van de composities accentueren en er een zekere originaliteit aan verlenen. In de schikking van de soorten marmer komt ook een hiërarchie tot uiting, met name die van kostbaarheid op basis van herkomst.
In hun nis in de beide zijmuren zijn twee bronzen beelden van Congolezen nadrukkelijk aanwezig door hun omvang en hun positie in de hoogte. De aanwezigheid van deze beelden, nauw verbonden met de geschiedenis van het bedrijf Lever, getuigt op vandaag van de koloniale blik van die tijd. De beelden roepen immers de omstandigheden op waarin de lokale bevolking werd uitgebuit, met medewerking van de territoriale Belgische administratie, door oliemaatschappijen zoals het bedrijf Lever.
Het museum en de bioscoop die vroeger op de benedenverdieping waren gevestigd, waren ook bedoeld om zich te beroemen op het koloniale beeld en onrechtstreeks op de exploitaties en het bedrijf, binnen het eigen bedrijfsgebouw. Bij de opening van het museum op 7 november 1925 herinnert de directeur van het bedrijf, de heer Périer, aan de grote lijnen die bepalend waren voor het ontwerp van het museum: "Aan het publiek en vooral aan de jeugd het actuele Congo tonen, bij de jeugd koloniale roepingen opwekken en ten slotte de materiële rijkdommen van de kolonie leren kennen" (Vints, L., Kongo made in Belgium, Beeld van een Kolonie in film en propaganda, Kritak, p. 61-63). Op die manier sluit het Lever House aan bij de ideeën die werden uitgedragen door de Wereldtentoonstellingen van 1897 of 1910, zowel door de esthetische keuzes, vertaald door de prestigieuze hal, als door de denkbeelden die het wil promoten via de vertoonde films en de tentoongestelde voorwerpen.
De paternalistische visie van Lever, en, meer in het algemeen, van die tijd, komt ook tot uiting in de gecentreerde indeling van de ruimte van de grote centrale hal, met de omliggende kantoren die een bovenzicht mogelijk maken op de ontvangstruimte van het publiek. Medewerkers kunnen zich vlot bewegen en gemakkelijk toezicht uitoefenen.
In 1930 komt een fusie tot stand tussen het bedrijf Lever Brothers en een Nederlandse firma. Unilever, de eerste multinational in de moderne ondernemingsgeschiedenis, is geboren. Van dan af diversifieert het bedrijf heel breed in de voedingsmiddelenindustrie. Het Lever House blijft wel gevestigd op de hoek van het Congresplein en de Koningsstraat tot op het ogenblik van de verhuizing naar de Montoyerstraat op het einde van de jaren 1950. In 1958 koopt de Belgische staat het gebouw aan en wordt het Institut Supérieur Industriel de Bruxelles (ISIB) erin ondergebracht. In de lokalen worden dan tussenschotten geplaatst, zodat ze kunnen worden ingericht als klaslokalen. Er zijn geen ingrijpende aanpassingen gebeurd. De toestand van 1922 is dus grotendeels bewaard.
Vandaag is het gebouw eigendom van de Franse Gemeenschap en is het ISIB onderdeel geworden van de Haute École Paul-Henri Spaak.
Beschrijving
Gevels
De gevel aan het Congresplein is de enige gevelopstand die zich nog in de oorspronkelijke ongewijzigde staat bevindt. De gevel telt drie niveaus met afnemende hoogte naar boven toe, op een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in blauwe hardsteen, en bestaat uit zeventien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) uitkijkend op het Congresplein, drie op de Vandermeulenstraat en drie op de Koningsstraat. Deze gevelopstand wordt gekenmerkt door een neoklassieke compositie: de strakke indeling van de verdiepingen, het onderscheid tussen de benedenverdieping en de hogere verdiepingen door middel van een balkon over de hele breedte, het gebruik van wit pleister, ... Deze strenge compositie wordt gecombineerd met elementen die verwijzen naar de plastische taal van de Italiaanse palazzi uit de renaissance, zoals de afgeronde frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. boven de ramen van de eerste verdieping, de hoeken in halfsteenverband in ruwe steenblokken, de sterk overhangende daklijst en de balustradeHekwerk van spijlen of balusters. op de attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt..
Hoewel de gevel aan de Koningsstraat werd gewijzigd door architect Paul Saintenoy in 1922, is de compositie ervan dezelfde als die van de hoofdgevel, volgens een neoklassiek stramien dat hier wel wat is afgezwakt. De eerste drie traveeën zijn nog de oorspronkelijke. De vier volgende zijn het resultaat van de wijziging uit 1922 van de gevel van het gebouw op het toenmalige nr. 152, dat er in 1919-1920 aan werd toegevoegd. De axiale ingangstravee krijgt een grotere zichtbaarheid door zijsteunen met afwisselend grote en kleine stenen, grotere decoratieve elementen in de omlijsting van de gevelopeningen, ... Het ingangsportaal wordt op zijn beurt omlijst door Ionische zuilen die een driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. dragen. De raamdeuren van de tweede en de zesde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geven uit op een balkon.
De gevel langs de Vandermeulenstraat heeft acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). De drie rechtertraveeën maken deel uit van het oorspronkelijke gebouw, de vijf andere tellen vijf bouwlagen op een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in ruwe steenblokken. Deze vijf traveeën werden gebouwd tijdens de uitbreiding in 1920 door architect Paul Saintenoy. De verticale lijn van deze bijzonder sobere gevel wordt geaccentueerd door kolossale zuilen die de indeling in traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) benadrukken. Een grote gebogen dakkapel bevindt zich boven de daklijst op kraagsteen. Merk op dat alle ramen guillotineramen zijn, in tegenstelling tot die van de rest van het gebouw, die twee openslaande vleugels hebben.
De gevel en het dak van het gebouw (1850-1852) zijn door het koninklijk besluit van 19 april 1977 beschermd als monument. Bij deze bescherming, bedoeld om de omgeving van de Congreskolom te behoeden, werden noch het interieur van het gebouw, noch de gevels die het resultaat waren van de werken door P. Saintenoy, in aanmerking genomen.
De uitbreidingen die architect P. Saintenoy in het begin van de jaren 1920 tot stand bracht, hebben platte daken. Het voormalige herenhuis gelegen aan de Koningsstraat nr. 152 heeft ondanks zijn nieuwe gevel zijn oorspronkelijke mansardedak behouden.
Boven de lichtkoepel die de centrale hal bedekt, worden de gevels, voorzien van rechthoekige muuropeningen, belijnd door lichte baksteen en elementen in blauwsteen.
Interieur
Gebouw met rechthoekig plan gevormd door vier volumes georganiseerd rond een overdekte binnenkoer.
Vestibule
Toegang via de ingangspoort in de Koningsstraat: een rijkelijk ingerichte erehal (1922) die een zeer mooi voorbeeld is van academisme met koloniale invloeden, bekleed met veelkleurig marmer dat de plaats een grote praal verleent. Het vertoont, qua stijl en ondanks een verschil van vijftien jaar, gelijkenissen met het Koloniaal Museum van Tervuren (1910), met name de grote marmeren zaal.
In deze hal bevinden zich twee grote tegenover elkaar geplaatste nissen, elk met een standbeeld van donker brons dat Congolezen voorstelt: aan de linkerkant een jager en aan de rechterkant een roeier, respectievelijk gemaakt door de beeldhouwers Paul Wissaert (1885-1972) en Isidore De Rudder (1855-1943) (vervaardigd door Gieterij Verbeyst, Brussel). Er zijn overeenkomsten met beeldengroepen van Congolezen die eerder werden gemaakt voor de Koloniale Tentoonstelling van 1897 (realistische weergave van het uiterlijk en de kleding). Bronzen wandlampen in de vorm van fakkels.
Deuren van ebbenhout versierd met koperen friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). (die ook op het bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. van de eerste verdieping te vinden zijn) die toegang geven tot secundaire ruimtes. In de as van de ingangspoort vertrekt een recht marmeren trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. naar de grote hal op de eerste verdieping (voormalige grote zaal met loketten); een tweede trap, gelegen aan de linkerkant van de eerste, bedient de andere verdiepingen.
Benedenverdieping
De benedenverdieping bevindt zich een half niveau lager dan de vestibule. Sinds 1922 wordt het ingenomen door een museum en een bioscoop die bereikbaar is vanaf de Koningsstraat via een brede gang met muren versierd met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met Ionische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met bloemmotieven. Plint van marmer. Vloer betegeld in zwart-wit mozaïek. Sanitaire voorzieningen zijn behouden (deuren, keramiek).
Verdiepingen
Toegang tot de eerste verdieping vanuit de vestibule via de rechte marmeren trap. Een ruimte die zich uitstrekt over twee niveaus, overdekt met een glazen dak. De structuur bestaat uit pilarenVrijstaande ondersteuning van een boog of hoofdgestel in de vorm van een ronde, vierkante of polygonale pijler. die een metalen galerij ondersteunen met smeedijzeren balustradesHekwerk van spijlen of balusters.. Kleine omliggende kamers dienden vroeger als kantoren voor bankmedewerkers, en later voor Lever House (sterk verbouwd). Het binnenschrijnwerk en de sanitaire voorzieningen zijn behouden (deuren, keramiek).
De derde en vierde verdiepingen worden bediend door een prachtige, ruime secundaire trap met een smeedijzeren balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Een omliggende gang verdeelt de ruimtes (vroeger kantoren).
Kelders
Er zijn twee kelderniveaus, waarvan de eerste vroeger de kluiszaal van de Banque Transatlantique herbergde (met een smalle bewakingstunnel die een zeer grote zaal omgordt).
Bronnen
Archieven
SAB/OW 31198 (1919-1920) et 32042-32043 (1922), 56 536 (1946).
SAB/NPP E3.
Publicaties en studies
Alecian, M., Goffin, M., Lagage, M., Lardinois, V., Étude pour la restauration de la Lever House Place du Congrès, 2 – rue Royale, 150-152, Executive Master en conservation-restauration du patrimoine, ULB, 2017-2019 (onuitgegevn).
Brussel, breken, bouwen. Architectuur en stadsverfraaiing. 1789-1914. Gemeentekrediet van België, 1979.
Wynants, M., Des Ducs de Brabant aux villages congolais. Tervuren et l’Exposition Coloniale de 1897, Musée royal de l’Afrique Centrale, 1997.
Inventaire des salles de cinéma de la cinéma de la Région de Bruxelles-Capitale, association «la Rétine de Plateau», Région de Bruxelles-Capitale, Bruxelles, 1994 (inédit).
Poelaert en zijn tijd, Brussel, 1980, pp. 172-174.
Société Anonyme de Merbes-Sprimont Bruxelles, Brussel, 1936, p. 40.
Tijdschriften
Vints, L., Kongo made in Belgium. Beeld van een kolonie in film en propaganda, Kritak, pp. 61-63.
L’Émulation, 1886, col. 172, pl. 35-36.
Lausberg, S., «Bruxelles, ma belle industrielle. Sunlight, un «soap-opéra» bruxellois», Le Soir, 25.08.2000.
Websites
William Lever
Files