Typologie(ën)
cinema/bioscoop
opbrengsthuis
opbrengsthuis
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1872
L.M. CHAPEAUX – ingenieur – 1931-1932
Marcel CHABOT – architect – 1931-1932
L. RODRIGUEZ – sierschilder – 1931-1932
Léon STYNEN – architect – 1938
Stijlen
Neoclassicisme
Art deco
Modernisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van koloniale sporen (DPC-DCE 2024-2025)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 32382
Beschrijving
Geheel van gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. huur- en handelshuizen, achter
streng symmetrisch gevelfront met neoclassicistische inslag, waarvoor
bouwaanvraag van 1872.
Bepleisterde lijstgevel met ruim gebruik van hardsteen, onder meer voor onderbouw, omlijstingen en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; drie bouwlagen + entresol en in totaal elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien). Heden in vijf linkertraveeën tot aan de derde bouwlaag verbouwd voor bioscoopfront. Horizontaal gelede opstand gemarkeerd door middenrisaliet van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Begane grond van bij oorsprong met winkelpuien en privédeuren - heden aangepast - zoals entresol belijnd door schijnvoegen. Rechthoekige bovenvensters in geriemde omlijsting met voluutsleutel tussen festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden.; op bel-etage balkons en boogfrontons oorspronkelijk in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., tweede en voorlaatste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), alternerend met entablementen; op bovenste verdieping orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en neuten. Ijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Breed gekornist hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kroonlijst met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst. Drie geblokte dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met boogfronton, overige ter vervanging van oeil-de-boeufs.
Bioscoop «Eldorado», in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik., naar ontwerp van architect M. Chabot van 1931- 1932, in samenwerking met ingenieur L.-M. Chapeaux en decorateur L. Rodriguez, ingehuldigd in 1933. Bioscoop met 3.000 plaatsen, verdeeld over parterre en twee balkons, met «Cinéma Métropole» (zie Nieuwstraat nr. 32) de grootste van de stad. Structuur van gewapend beton en staal. Zaal oorspronkelijk met goudkleurig decor : monumentale bas-reliëfs geïnspireerd op de Afrikaanse kunst, door beeldhouwers Wolf en Van Neste, op de wanden, friezen van de gelede kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en stralende zon als plafondversiering boven de scène; gecombineerd met donker- houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en textiel in tinten van rood; heden nog grosso modo bewaard vanaf het niveau van het eerste balkon. Inkom, oorspronkelijk met glaspastabekleding, in 1938 naar ontwerp van architect Léon Stynen verbouwd tot volledig opengewerkt portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., met in het foyer kubistische wandschilderingen door Van Vlasselaer, heden verdwenen. Omgebouwd tot complex met acht zalen, waarbij annexatie van de vroegere «Scala», met opnieuw gewijzigde inkom, in 1974, 1977 en 1978.
Bepleisterde lijstgevel met ruim gebruik van hardsteen, onder meer voor onderbouw, omlijstingen en hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; drie bouwlagen + entresol en in totaal elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien). Heden in vijf linkertraveeën tot aan de derde bouwlaag verbouwd voor bioscoopfront. Horizontaal gelede opstand gemarkeerd door middenrisaliet van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Begane grond van bij oorsprong met winkelpuien en privédeuren - heden aangepast - zoals entresol belijnd door schijnvoegen. Rechthoekige bovenvensters in geriemde omlijsting met voluutsleutel tussen festoenAan strikken of linten opgehangen slinger van gehouwen of gesneden vruchten en loofwerk, vaak met neerhangende uiteinden.; op bel-etage balkons en boogfrontons oorspronkelijk in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., tweede en voorlaatste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), alternerend met entablementen; op bovenste verdieping orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief. en neuten. Ijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Breed gekornist hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gelede architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. en kroonlijst met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst. Drie geblokte dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met boogfronton, overige ter vervanging van oeil-de-boeufs.
Bioscoop «Eldorado», in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik., naar ontwerp van architect M. Chabot van 1931- 1932, in samenwerking met ingenieur L.-M. Chapeaux en decorateur L. Rodriguez, ingehuldigd in 1933. Bioscoop met 3.000 plaatsen, verdeeld over parterre en twee balkons, met «Cinéma Métropole» (zie Nieuwstraat nr. 32) de grootste van de stad. Structuur van gewapend beton en staal. Zaal oorspronkelijk met goudkleurig decor : monumentale bas-reliëfs geïnspireerd op de Afrikaanse kunst, door beeldhouwers Wolf en Van Neste, op de wanden, friezen van de gelede kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en stralende zon als plafondversiering boven de scène; gecombineerd met donker- houten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … en textiel in tinten van rood; heden nog grosso modo bewaard vanaf het niveau van het eerste balkon. Inkom, oorspronkelijk met glaspastabekleding, in 1938 naar ontwerp van architect Léon Stynen verbouwd tot volledig opengewerkt portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., met in het foyer kubistische wandschilderingen door Van Vlasselaer, heden verdwenen. Omgebouwd tot complex met acht zalen, waarbij annexatie van de vroegere «Scala», met opnieuw gewijzigde inkom, in 1974, 1977 en 1978.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 18049 (1872), 55386 en 42214 (1931-1932), 50460 en 49478 (1938), 83838, 86350 en 86392 (1974, 1977, 1978).
Tijdschriften
Bâtir, 1935, 28, p. 106-108; 1938, 70, p. 398-399.
BRAEKEN J., Paleizen voor de hoofdstad (M & L, 1988, 5, p. 55-57).
Clarté, 1934, 2, p. 11-15.