Typologie(ën)
opbrengsthuis
café/brasserie/taverne
café/brasserie/taverne
Ontwerper(s)
A. DANTHINE – 1892
Franz VAN RUYSKENSVELDE – architect – 1943
Stijlen
Eclectisme
Modernisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31957
Beschrijving
Opbrengsthuis
in eclectische stijl naar ontwerp van architect A. Danthine, 1892.
Vier bouwlagen + entresol en dertien onder meer gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedak. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en horizontaliserende opbouw onder meer gemarkeerd door gekorniste lijsten en doorlopende balkons met gietijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. – al of niet gebuiktMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. – op gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoger opgetrokken hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. uitlopend op een vierzijdig koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. met lantaarn; verticaal gevelritme binnen de registersVensterstrook in een topgevel. aangegeven door risalieten en pilasters, kolossaal met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. over de via gestapelde erkers geaccentueerde tweede en derde bouwlaag. Opengewerkte begane grond en entresol met puilijst, gedeeltelijk verbouwd. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder meer in stucomlijsting. Eenvoudig hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; talrijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., aan de hoofdgevel verrijkt met gebroken frontonsFronton waarvan het middendeel is doorbroken. en klauwstukken.
In nr. 6 bar L’Archiduc opent haar deuren in 1937 en wordt ingericht naar ontwerp van architect Franz Van Ruyskensvelde, 1943.
Vier bouwlagen + entresol en dertien onder meer gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedak. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en horizontaliserende opbouw onder meer gemarkeerd door gekorniste lijsten en doorlopende balkons met gietijzeren borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. – al of niet gebuiktMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. – op gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Hoger opgetrokken hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. uitlopend op een vierzijdig koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. met lantaarn; verticaal gevelritme binnen de registersVensterstrook in een topgevel. aangegeven door risalieten en pilasters, kolossaal met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. over de via gestapelde erkers geaccentueerde tweede en derde bouwlaag. Opengewerkte begane grond en entresol met puilijst, gedeeltelijk verbouwd. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder meer in stucomlijsting. Eenvoudig hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.; talrijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., aan de hoofdgevel verrijkt met gebroken frontonsFronton waarvan het middendeel is doorbroken. en klauwstukken.
In nr. 6 bar L’Archiduc opent haar deuren in 1937 en wordt ingericht naar ontwerp van architect Franz Van Ruyskensvelde, 1943.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 9088 (1892).