Typologie(ën)
gelijkvloers met handelszaak
Ontwerper(s)
C. WALCH – architect – 1952
INCONNU - ONBEKEND – 1696
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Diephuis van drie bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldak
(onder meer Vlaamse pannen).
Bepleisterde en beschilderde, barokke gevel met
in- en uitgezwenkte top, in gevelstenenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. gedateerd 1696. Bovenverdieping en top
geleed door waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.; gevelverankering door middel van lelievormige
muurankers. Rechthoekige bovenvensters in omlijsting van platte banden,
doorgetrokken over de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en penanten. Borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van de derde
bouwlaag versierd met spiegels waarin jaartal 1696, en gevelsteenStenen plaat of blok, aangebracht in of op een gevel, met opschrift. met posthoorn
cf. huisnaam. Geveltop van drie geledingen, afgewerkt met een gebogen fronton
en bolornament met ijzeren spits. DrielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder doorlopende waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. in de
door volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. gemarkeerde eerste geleding : hoger rondboogvenster met
sluitsteen, tussen rechthoekige venstertjes met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.; spiegels
waarin «a/n/n/o» op de
borstwering. BlindeZonder opening; blind venster, schijnopening. tweede geleding. Ovale oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. met imposten, sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en
waterlijst, gevuld met ster in derde geleding. Voorheen hardstenen pui in
laatclassicistische stijl uit de derde kwart van de 18e eeuw, met linkerdeur
in geriemde omlijsting met gegroefde voluutsleutel en gesmeed ijzeren waaierWaaiervormige roedeverdeling van een bovenlicht, in houtsnijwerk of in smeedijzer.,
en zijvensters met geblokte penanten en uitstraling rond de sluitsteen; heden
verplaatste deuromlijsting tussen vernieuwde poort en winkelraam (1952,
architect C. Walch). Gesmeed ijzeren leuningen, eveneens uit de derde kwart van
de 18e eeuw, op de tweede bouwlaag. Verankerde achtergevel onder
afgesnuite bedaking.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 61728 (1952), 24230, 45036.
K.I.K., 29744 A.