Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
Adolphe SAMYN – architect – 1894-1897
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Neorenaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31226
Beschrijving
Gemeenteschool
Nr. 7. Oorspronkelijk lagere jongensschool, naar ontwerp van architect A. Samyn
van 1894, opgetrokken vanaf 1895 en ingehuldigd in 1897. Schoolgebouw in
eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie. stijl met neo-renaissance-elementen, bestemd voor 1100 leerlingen,
teruggaand op de typologie van de Modelschool (zie Maurice Lemonnierlaan nr.
110). Gebouwd ter plaatse van de gesloopte Canivetgang,
ter vervanging van de vroegere lokalen van de school. opgericht in 1863, in de
noordvleugel van de achteraan aanpalende Brandweerkazerne (zie Vossenplein).
Projecten voor de nieuwe school werden reeds door Samyn uitgewerkt in
1882-1890.
De plattegrond beschrijft een voorbouw aan de straat, met inkom en dienstlokalen, dwars erop een beglaasde hal met hellend vlak als overgang naar het eigenlijke, lager gelegen klassengebouw. Laatst genoemde bestaande uit een voorportaal met monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. bordestrap, en aansluitend de overdekte speelplaats, over twee verdiepingen geflankeerd door in totaal een 25-tal klaslokalen; twee open speelplaatsen ten noorden en zuiden. Tot de voorzieningen behoorden voorts een bibliotheek, schoolmuseum, timmeratelier, turnzaal en een douchezaal.
Klassiek gevelfront met parementGevel- of muurbekleding. van Gobertange voor de bovenbouw, en hardsteen voor de benedenbouw. Lijstgevel met twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Begane grond geritmeerd door twee hoge rondbogenBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. op pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., respectievelijk met inkom en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., waartussen een kleiner rondboogvenster. SchijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. met uitstraling; aflijnende friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met schijfornamenten onder de puilijst. Fraaie vleugeldeur met schijvenbeslag en gesmeed ijzeren rooster. Boven- verdieping gemarkeerd door een centrale rondboognis in harstenen neorenaissance-omlijsting met composiet pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en topstuk. Beeld van Marnix van Sint-Aldegonde door beeldhouwer V. De Haen en opschrift “ratio instituendae iuventutis”. Flankerende rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op doorgetrokken lekdrempels, en jaarstenen “anno 1896”. Breed hardstenen hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met wapen van Brussel, opschrift “ecole communale no 7/ gemeenteschool no 7” en rozettenRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood., en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst; erboven blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt..
Interieur uitgevoerd in baksteen met verwerking van natuur- en hardsteen met betegelde lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, en gebruik van ijzer voor constructieve delen, overspanningen en kappen. Hal met dubbel hellend vlak en beglaasde kapspantMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten).. Voorportaal met dubbele steekbogenarcade en troggewelven; bordestrap met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in dito arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. ten zuiden, versierd met gipsen bas-reliëfs, vermoedelijk elementen van een oorlogsmonument door beeldhouwer J. Marin uit 1921. Overdekte speelplaats van acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder een deels beglaasde, deels met hout beklede kap met gebogen portiekspanten op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Aan vier zijden omlopende galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. met gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. ijzeren leuning, op troggewelven en schuine colonnettes; tweede galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. op colonnettes aan de oostzijde. Drieledige opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. geritmeerd door steekbooglisenen aan de noord- en zuidzijde: hooggeplaatste drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., alternerend boven deuren met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. van de klaslokalen, en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. topgeleding met centraal rooster; volledig beglaasde topgeleding aan de westzijde. Bevloering met centrale windroos.
De plattegrond beschrijft een voorbouw aan de straat, met inkom en dienstlokalen, dwars erop een beglaasde hal met hellend vlak als overgang naar het eigenlijke, lager gelegen klassengebouw. Laatst genoemde bestaande uit een voorportaal met monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. bordestrap, en aansluitend de overdekte speelplaats, over twee verdiepingen geflankeerd door in totaal een 25-tal klaslokalen; twee open speelplaatsen ten noorden en zuiden. Tot de voorzieningen behoorden voorts een bibliotheek, schoolmuseum, timmeratelier, turnzaal en een douchezaal.
Klassiek gevelfront met parementGevel- of muurbekleding. van Gobertange voor de bovenbouw, en hardsteen voor de benedenbouw. Lijstgevel met twee bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Begane grond geritmeerd door twee hoge rondbogenBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. op pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., respectievelijk met inkom en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., waartussen een kleiner rondboogvenster. SchijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. met uitstraling; aflijnende friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met schijfornamenten onder de puilijst. Fraaie vleugeldeur met schijvenbeslag en gesmeed ijzeren rooster. Boven- verdieping gemarkeerd door een centrale rondboognis in harstenen neorenaissance-omlijsting met composiet pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en topstuk. Beeld van Marnix van Sint-Aldegonde door beeldhouwer V. De Haen en opschrift “ratio instituendae iuventutis”. Flankerende rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op doorgetrokken lekdrempels, en jaarstenen “anno 1896”. Breed hardstenen hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met wapen van Brussel, opschrift “ecole communale no 7/ gemeenteschool no 7” en rozettenRozet, versiering met concentrische vorm, lijkend op een bloem; in ruime zin roosvenster, groot rondlicht, gevuld met gotisch maaswerk van rozetten, drie-, vier- en veelpassen in concentrische schikking en/of gevuld met glas-in-lood., en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en tandlijst; erboven blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt..
Interieur uitgevoerd in baksteen met verwerking van natuur- en hardsteen met betegelde lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, en gebruik van ijzer voor constructieve delen, overspanningen en kappen. Hal met dubbel hellend vlak en beglaasde kapspantMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten).. Voorportaal met dubbele steekbogenarcade en troggewelven; bordestrap met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. in dito arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. ten zuiden, versierd met gipsen bas-reliëfs, vermoedelijk elementen van een oorlogsmonument door beeldhouwer J. Marin uit 1921. Overdekte speelplaats van acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder een deels beglaasde, deels met hout beklede kap met gebogen portiekspanten op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Aan vier zijden omlopende galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. met gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. ijzeren leuning, op troggewelven en schuine colonnettes; tweede galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. op colonnettes aan de oostzijde. Drieledige opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. geritmeerd door steekbooglisenen aan de noord- en zuidzijde: hooggeplaatste drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., alternerend boven deuren met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. van de klaslokalen, en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. topgeleding met centraal rooster; volledig beglaasde topgeleding aan de westzijde. Bevloering met centrale windroos.
Bronnen
Archieven
SAB, AA, 1895, rep. 3483; IF, Album 11-18; NPP, Q 7.