Typologie(ën)
woning met kunstenaarsatelier
Ontwerper(s)
Louis Herman DE KONINCK – architect – 1935
Victor MARRES – architect – 1948
Victor BOURGEOIS – architect – 1924
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Modernisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 27867
Beschrijving
Voormalige
woning met kunstenaarsatelier van de beeldhouwer Henri Puvrez (1893-1971) in
modernistische stijl. Resultaat van opeenvolgende verbouwingen van een
bescheiden kunstenaarswoning toegeschreven aan de architect Victor Bourgeois
uit 1924: vergroot naar een ontwerp van architect Louis Herman De Koninck in
1935, vervolgens in 1945 naar een ontwerp van architect Victor Marrès.
De beeldhouwer Henri Puvrez (Sint-Jans-Molenbeek, 1893 – Antwerpen, 1971) is een autodidact en propageert o.a. samen met Oscar Jespers een expressionistische beeldhouwkunst via de zgn. ‘taille directe’. In Brussel kent hij zijn beste periode tussen 1920 en 1940. Vanaf de Tweede Wereldoorlog evolueert hij naar het classicisme. Hij verlaat Brussel rond 1948 voor Antwerpen en geeft er les aan de Academie voor Schone Kunsten. De bouw en verbouwing van zijn woning met atelier is in overeenstemming met het begin, gevolgd door het hoogtepunt van zijn meest creatieve periode.
Een eerste ontwerp toegeschreven aan architect Victor Bourgeois uit 1924 toont een bescheiden kunstenaarswoning op vierkante plattegrond, met klein atelier op de benedenverdieping en een studio op de verdieping, gelegen op de as van een vliegervormig perceel waarvan de lange zijden een hoek vormen waarlangs twee lanen zouden samenkomen: aan de noordkant de huidige Prins van Oranjelaan en aan de zuidkant de niet volledig gerealiseerde Maretaklaan. In 1927 ontwerpt de broer van de beeldhouwer, architect Louis Puvrez een ondergrondse garage. Het geheel wordt aanzienlijk uitgebreid in 1935 door architect Louis Herman De Koninck waarbij aan de achterkant tot op de perceelsgrens een gebogen volume over twee bouwlagen wordt toegevoegd voor de huisvesting van een groter atelier met vide (dubbele hoogte). Op de benedenverdieping worden aan de noord- en zuidzijde twee loggia’s voorzien, verlicht door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. voorzien met kleine roede-indelingen, en een afzonderlijke toegang. Het grote vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. aan de noordzijde op de eerste verdieping verlicht de vide, typerend voor een kunstenaarsatelier. Het woongedeelte blijft bescheiden aanwezig in de oorspronkelijke bouw van 1924. Tenslotte wordt in 1948 het ateliergedeelte opgeschort, en wordt het geheel heringericht en uitgebreid als woning naar een ontwerp van architect Victor Marrès, voor een nieuwe eigenaar. Het grote ateliervenster en de dubbelhoge vide bleven (deels) behouden.
Kubistisch volume van twee bouwlagen met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muren onder plat dak. Hardstenen plint en dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Laatstgenoemde rechthoekig, enkele liggend. Verschillende aanbouwen met uit- of insprongen, één ondersteund door kolom. Hoofdingang uit 1948 aan noordzijde met opengewerkte deur in hardstenen omlijsting onder twee grote hardstenen reliëfs van de beeldhouwer Henri Puvrez: links de beeldhouwkunst, rechts de architectuur en beide deel uitmakend van de gevel van 1924. Vermoedelijk oorspronkelijk ook aan zuidzijde twee reliëfs – heden verdwenen – om symmetrie van de woning tussen de twee voorziene lanen te behouden. Secundaire inkom aan zuidzijde. Sommige ramen op benedenverdieping getralied. Alle raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen, smeedijzeren deuren vermoedelijk uit 1948 bewaard.
Interieur met een conservatieve inrichting uit 1948 (verbouwing van het atelier tot woning). Achteraan heringericht en opgedeeld atelier nog herkenbaar door vide met groot noordervenster op de verdieping die een gaanderij verlicht toegankelijk via een betonnen spiltrapWenteltrap waarvan de treden aan de binnenzijde vastzitten in een verticale as..
De beeldhouwer Henri Puvrez (Sint-Jans-Molenbeek, 1893 – Antwerpen, 1971) is een autodidact en propageert o.a. samen met Oscar Jespers een expressionistische beeldhouwkunst via de zgn. ‘taille directe’. In Brussel kent hij zijn beste periode tussen 1920 en 1940. Vanaf de Tweede Wereldoorlog evolueert hij naar het classicisme. Hij verlaat Brussel rond 1948 voor Antwerpen en geeft er les aan de Academie voor Schone Kunsten. De bouw en verbouwing van zijn woning met atelier is in overeenstemming met het begin, gevolgd door het hoogtepunt van zijn meest creatieve periode.
Een eerste ontwerp toegeschreven aan architect Victor Bourgeois uit 1924 toont een bescheiden kunstenaarswoning op vierkante plattegrond, met klein atelier op de benedenverdieping en een studio op de verdieping, gelegen op de as van een vliegervormig perceel waarvan de lange zijden een hoek vormen waarlangs twee lanen zouden samenkomen: aan de noordkant de huidige Prins van Oranjelaan en aan de zuidkant de niet volledig gerealiseerde Maretaklaan. In 1927 ontwerpt de broer van de beeldhouwer, architect Louis Puvrez een ondergrondse garage. Het geheel wordt aanzienlijk uitgebreid in 1935 door architect Louis Herman De Koninck waarbij aan de achterkant tot op de perceelsgrens een gebogen volume over twee bouwlagen wordt toegevoegd voor de huisvesting van een groter atelier met vide (dubbele hoogte). Op de benedenverdieping worden aan de noord- en zuidzijde twee loggia’s voorzien, verlicht door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. voorzien met kleine roede-indelingen, en een afzonderlijke toegang. Het grote vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. aan de noordzijde op de eerste verdieping verlicht de vide, typerend voor een kunstenaarsatelier. Het woongedeelte blijft bescheiden aanwezig in de oorspronkelijke bouw van 1924. Tenslotte wordt in 1948 het ateliergedeelte opgeschort, en wordt het geheel heringericht en uitgebreid als woning naar een ontwerp van architect Victor Marrès, voor een nieuwe eigenaar. Het grote ateliervenster en de dubbelhoge vide bleven (deels) behouden.
Kubistisch volume van twee bouwlagen met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. muren onder plat dak. Hardstenen plint en dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). van venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Laatstgenoemde rechthoekig, enkele liggend. Verschillende aanbouwen met uit- of insprongen, één ondersteund door kolom. Hoofdingang uit 1948 aan noordzijde met opengewerkte deur in hardstenen omlijsting onder twee grote hardstenen reliëfs van de beeldhouwer Henri Puvrez: links de beeldhouwkunst, rechts de architectuur en beide deel uitmakend van de gevel van 1924. Vermoedelijk oorspronkelijk ook aan zuidzijde twee reliëfs – heden verdwenen – om symmetrie van de woning tussen de twee voorziene lanen te behouden. Secundaire inkom aan zuidzijde. Sommige ramen op benedenverdieping getralied. Alle raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. vervangen, smeedijzeren deuren vermoedelijk uit 1948 bewaard.
Interieur met een conservatieve inrichting uit 1948 (verbouwing van het atelier tot woning). Achteraan heringericht en opgedeeld atelier nog herkenbaar door vide met groot noordervenster op de verdieping die een gaanderij verlicht toegankelijk via een betonnen spiltrapWenteltrap waarvan de treden aan de binnenzijde vastzitten in een verticale as..
Bronnen
Archieven
GAU/DS 1371 (1924), 2930 (1927), 9345 (1935), 13857 (1948).
Publicaties en studies
AVERMAETE,
R., Henri Puvrez, 1950 (Monografieën
over Belgische Kunst).
CULOT, M., DELEVOY, R.-L., GIERST, M., L.H. De Koninck architecte, Brussel,
AAM, 1980, p. 285.
Tijdschriften
FLOUQUET,
P.-L.., Auguste Puvrez. Tailleur de
pierre in Bâtir, 12, 1933, pp.
448-449.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid