Typologie(ën)
school
zwembad
zwembad
Ontwerper(s)
Henri JACOBS – architect – 1900-1907
Henri FONTAINE – ingenieur – 1900-1907
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2013-2014
id
Urban : 23078
Beschrijving
Schoolcomplex in art-nouveaustijl, ontworpen tussen 1900 en 1907 i.o.v. de gemeente Schaarbeek door architect Henri Jacobs, bijgestaan door ingenieur Henri Fontaine. Dit complex – een totaalkunstwerk waarvoor de architect niet alleen de plannen maar ook alle details en het meubilair ontwierp – is de grootste verwezenlijking in zijn genre in Schaarbeek, samen met het schoolcomplex van de Roodebeeklaan, dat dezelfde architect tussen 1907 en 1922 verwezenlijkte (zie nr. 59-61, 103).
Nr. 229 en 241 vormen een bijzonder homogene huizenrij met de naastgelegen opbrengstgebouwen, nr. 217-219 tot 227a-227b en 229a-231 tot 237-239.
De scholengroep omvatte oorspronkelijk een lagere jongensschool met achttien klaslokalen, een hogere school voor lager onderwijs van de zogenoemde vierde graad (vier klaslokalen en een fysicalokaal), een beroepsschool voor jongeren (vier klaslokalen, laboratoria, ateliers), een school voor lichamelijke opvoeding met gymnastiekzaal en zwembad, een nijverheids- en tekenschool, en een volksbibliotheek met leeszaal – in totaal 91 zalen.
De scholengroep had een monumentale gevel, hoewel die nauwelijks hoger was dan een traditioneel Brussels huis, met drie toegangen – twee aan de Josaphatstraat, de derde aan de Bijenkorfstraat. Hij lag hoofdzakelijk binnen het huizenblok, op een bijna één hectare groot terrein. Dankzij het hoogteverschil van negen meter tussen de twee straten konden de twee grootste scholen deels boven elkaar worden gebouwd: de lagere school en de nijverheidsschool.
Nr. 229 en 241 vormen een bijzonder homogene huizenrij met de naastgelegen opbrengstgebouwen, nr. 217-219 tot 227a-227b en 229a-231 tot 237-239.
De scholengroep omvatte oorspronkelijk een lagere jongensschool met achttien klaslokalen, een hogere school voor lager onderwijs van de zogenoemde vierde graad (vier klaslokalen en een fysicalokaal), een beroepsschool voor jongeren (vier klaslokalen, laboratoria, ateliers), een school voor lichamelijke opvoeding met gymnastiekzaal en zwembad, een nijverheids- en tekenschool, en een volksbibliotheek met leeszaal – in totaal 91 zalen.
De scholengroep had een monumentale gevel, hoewel die nauwelijks hoger was dan een traditioneel Brussels huis, met drie toegangen – twee aan de Josaphatstraat, de derde aan de Bijenkorfstraat. Hij lag hoofdzakelijk binnen het huizenblok, op een bijna één hectare groot terrein. Dankzij het hoogteverschil van negen meter tussen de twee straten konden de twee grootste scholen deels boven elkaar worden gebouwd: de lagere school en de nijverheidsschool.