Typologie(ën)
feestzaal
Ontwerper(s)
Edmond SERNEELS – architect – 1902
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Etterbeek (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Voormalig "Institut Sainte-Geneviève".
Het was op initiatief van Georges Van Lil, eerste pastoor van de nieuwe parochie Sint-Antonius, dat, bij KB van 2 december 1901, een school in de Solboswijk werd gecreëerd. Op zijn vraag had de moederoverste Geneviève vier Franse zusters van de congregatie van Saint-Joseph de Chambéry van Denemarken naar België gestuurd. Ze vestigden zich in een huis in de Beckersstraat (Nr. 46) tegenover de Sint-Antoniuskapel van de paters van het Heilig Hart (Nr. 79-81) en openden er twee klassen. Twee huizen in de Kazernenlaan werden gehuurd als klaslokaal. In 1902 verhuisde de school naar het niet ver van het toekomstige Sint-Antoonplein en J. Maloulaan gelegen kasteel van Solbos, dat niet lang daarna afgebroken werd. Naast de afdeling voor meisjes, konden ook jongens van 6 tot 12 jaar er school volgen. In augustus 1902 werd de bouwvergunning afgeleverd voor het hoofdgebouw van de huidige school. De aannemer FRANÇOIS leidde de werken, n.o.v. arch. Edmond SERNEELS. Op 8 september 1903 wijdde Mgr. Vanden Branden de Reeth de meisjesschool in waarop de zusters hun nieuwe klaslokalen betrokken, zoals vermeld staat op de gedenkplaat op de gevel : "HAEC SCHOLAST JOSEPHI / R D G VANLIL, PASTORE, / A D 1903 AEDIFICATA FVIT / D E. SERNEELS, STRVCTORE".
De nieuwe school was deels betalend - het "Institut Sainte-Geneviève" - deels gratis, de "Ecole Saint-Joseph". Moederoverste Rose was de eerste directrice.
Terugwijkend ten opzichte van de rooilijn gebouwd en dwars op de E. Pirmezlaan. Lang, rechthoekig gebouw met twee bouwlagen en zestien onregelmatige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) waaronder één eindigend op puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. en vijf op dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. in puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Ingangen in de zesde en elfde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Baksteenconstructie horizontaal geleed door banden ter hoogte van lekdrempels, tussendorpelsStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. en lateien. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) eindigend op puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. ; aansluitend op zijgevel hiervan en op volgende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) vierkante, gedeeltelijk in muurwerk opgenomen toren van drie bouwlagen onder leien torenspits, verlicht door openingen onder puntgeveltje. BoogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. met sierankers en uitstekende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Afgeschuinde hoek, op begane grond gedecoreerd met stenen nis op lampetvormige uitbuiging waarin vrijstaand beeld van Sint-Jozef onder baldakijntje ; ineenverstrengeld monogram in wapenschild op uitbuiging. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geritmeerd door steunberen en sierankers. Op begane grond getoogde kloostervensters in de vorm van twee- of drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. ; gemeenschappelijke waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Op de verdiepingen rechthoekige kloostervensters in de vorm van drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere., onderling verbonden door boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen.. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met Brugse traveeën(Neo-) Vlaamse renaissance gevelordonnantie, bestaande uit nisvormige traveeën. ; centrale getrapte pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. tussen tweelicht op eerste verdieping. BoogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. waarboven rechte en overhoekse baksteenfries. Pannen zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., voorzien van windveer. Gedenkplaat op begane grond van puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is.. Zelfde opstand voor achtergevel. Zijgevel puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met sierankers van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Kloostervenssters in verdiepte rondboog- of spitsboognissen (geveltop). Twee centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bovenaan ingeschreven in grote spitsboog ; centrale muurdamParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag., getrapt bovenaan.
In 1903 bouw van omheiningsmuur met uitgang E. Pirmezlaan en speelplaats aan de Chambérystraat.
In 1904 constructie van nieuw gebouw, de feestzaal, met huishoudschool in kelderverdieping, aan de Chambérystraat en op de hoek hiervan (Nr. 35) met de E. Pirmezlaan (arch. Edmond SERNEELS, 1903).
Baksteenconstructie met stenen banden ter hoogte van lekdrempels en tussendorpelsStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt.. Acht onregelmatige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met pilastergeleding en één bouwlaag + hoog souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. waarin rechthoekige getraliede muuropeningen onder getoogde ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.. Eerste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verlicht door smalle rondboogvormige vierlichten in beide bouwlagen. De volgende vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) vormen de eigenlijke zaal en zijn voorzien van drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. ingeschreven in rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft.. De laatste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met rondboogvormige gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. kloostervensters. Dit gebouw is verbonden met een hoektorentje door een ingangstravee met rondboogportaal voorzien van elegante bewerkte hengselsSmeedijzeren beslag waarmee deuren, ramen of luiken worden opgehangen. ; twee bekronende rondboogvensters. Plat dak n.o.v. arch. Jean FINNÉ (1946) ter vervanging van origineel zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. In 1926 wijzigingen aan omheiningsmuur n.o.v. arch. Edmond SERNEELS. In 1927 uitbreiding klaslokalen door de bouw van een nieuwe constructie op de plaats van de moestuin ten westen van het oudste gebouw.
Deze vleugel van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) staat dwars op de E. Pirmezlaan en wordt verlengd door een schuine vleugel eveneens van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder pannen zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met later toegevoegde klimmende dakkapellenDakkapel met overkapping die in dezelfde richting helt als het dakvlak.. Gevel in baksteen van Orp-leGrand van vier bouwlagen + souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping.. Eerste drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., gedeeltelijk blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Brede rechthoekige souterrainvensters onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster.. Op begane grond rechthoekige muuropeningen, steekboogvensters in eerste twee bouwlagen, gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondboogopeningen ingeschreven in mijterboog in laatste bouwlaag. Overal uitstekende lekdrempels, in het verlengde van banden op begane grond, eerste en derde verdieping. TraveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gevat tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. tot op tweede verdieping. Vier muuropeningen in geveltop.
Ingang ter hoogte van Nr. 45, ingeschreven in steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. en bekroond door tuitgevelPuntgevel bekroond met smalle rechthoekige hals; bij zeventiende eeuwse voorbeelden vaak steunend op schouderstukken. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. waarop opschrift : "INSTITUT / DES SOEURS DE ST JOSEPH DE CHAMBERY".
Nr. 49 met eenvoudigere ingang onder puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. waarop polychrome mozaïek met opschrift : "INSTITUT DE STE GENEVIEVE".
Bronnen
Archieven
GAEtt./OW 14191 (1902), 15613 (1903), 16285 (1904), 8084 (1926), 616 (1927), 2762 (1946)
Publicaties en studies
DE PAUW, L.-F., La vallée du Maelbeek avec monographie d'Etterbeek, Hayez, Brussel, 1914, p. 156
MEIRE, R.J., Histoire d'Etterbeek, Musin, Brussel, 1981, pp. 81-82, 169.
JURION-DE WAHA, F., La mémoire des pierres. Découvrez l'architecture scolaire à Bruxelles, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1987, pp. 20-21.
Brochure uitgegeven naar aanleiding van de 80ste verjaardag van de "Communauté éducative Sainte-Geneviève".