Typologie(ën)
station
(atoom)schuilkelder
Spoorwegerfgoed
(atoom)schuilkelder
Spoorwegerfgoed
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1873
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van de stationsgebouwen in Brussel (Thierry Demey)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016-2019
id
Urban : 29045
Beschrijving
Reizigersstation met invloed van de neo-Vlaamse
renaissancestijl, op 20.09.1873 in gebruik genomen door het bestuur der
spoorwegen van de Belgische staat op de spoorlijn tussen Brussel-Zuid en
Luttre, via Ukkel-Kalevoet.
Dit kleine, typisch landelijkeVoorbeelden van landelijke architectuur, treffen we voornamelijk aan in de verstedelijkte rand van Brussel. Ze verwijzen in dat geval vaak naar het ruraal verleden van dat gebied, nu opgeslorpt door de stad. Meestal gaat het om een zeer bescheiden architectuur, met gevels in witgekalkte baksteen en pannendaken. Naast woningen vinden we ook oude boerderijen. De belangrijkste voorbeelden stammen uit de 17e-18e eeuw. station is verwant aan alle stations die in 1873-1874 werden gebouwd op de directe lijn Brussel-Charleroi (Ukkel-Stalle, Kalevoet, Sint-Genesius-Rode, Waterloo, Eigenbrakel, Lillois, Baulers, Obaix-Buzet). In 1878 werd hetzelfde model ook gebruikt voor de stations van Hoboken en Wilrijk toen de fortengordel rond Antwerpen werd aangelegd.
Het station Vorst-Oost werd in mei 1993 buiten dienst gesteld en in 1996 gekocht door een particulier, die het renoveerde en er een handelszaak in onderbracht (bouwmaterialen): gerestaureerde buitenzijde en volledig heringericht interieur (winkel op de benedenverdieping en kantoor op de verdieping).
Centraal volume van twee bouwlagen met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de voor- en achtergevel, geflankeerd door twee lage vleugels van één bouwlaag en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Aan straatzijde werden de lage vleugels allebei oorspronkelijk verlengd door een lager volume: enkel dat aan de linkerkant is bewaard.
Bakstenen gevel, zichtbaar aan de Toegangsweg, wit bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. aan de kant van het perron; onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in hardsteen. Steekboogopeningen, sommige onder steekboogvormige waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. in zwarte baksteen. Hoekpilasters ter hoogte van het centrale volume. Lelievormige ankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief.. ZadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. (vernieuwd).
Zoals voor alle aanverwante stations: risaliterendeRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., oorspronkelijk onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.; topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van het centrale volume en van de lage vleugels vroeger voorzien van trappen, verwijderd in de jaren 1940. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Aan de kant van het perron, houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd..
Interieur. Oorspronkelijk, ontvangstkantoor en wachtzaal op de benedenverdieping, woning van de stationschef op de verdieping.
Rechts van het station, dicht bij de sporen, kleine cilindervormige betonnen schuilkelder die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd voor de passieve luchtbescherming van de NMBS. Talrijke soortgelijke schuilkelders werden op spoorwegterreinen gebouwd na een beslissing van de raad van bestuur van de NMBS (1942) als gevolg van de door de geallieerden ondernomen acties. Ze moesten het stationspersoneel en de wachters aangesteld voor de bescherming van het station tegen indringers en saboteurs beschermen.
Dit kleine, typisch landelijkeVoorbeelden van landelijke architectuur, treffen we voornamelijk aan in de verstedelijkte rand van Brussel. Ze verwijzen in dat geval vaak naar het ruraal verleden van dat gebied, nu opgeslorpt door de stad. Meestal gaat het om een zeer bescheiden architectuur, met gevels in witgekalkte baksteen en pannendaken. Naast woningen vinden we ook oude boerderijen. De belangrijkste voorbeelden stammen uit de 17e-18e eeuw. station is verwant aan alle stations die in 1873-1874 werden gebouwd op de directe lijn Brussel-Charleroi (Ukkel-Stalle, Kalevoet, Sint-Genesius-Rode, Waterloo, Eigenbrakel, Lillois, Baulers, Obaix-Buzet). In 1878 werd hetzelfde model ook gebruikt voor de stations van Hoboken en Wilrijk toen de fortengordel rond Antwerpen werd aangelegd.
Het station Vorst-Oost werd in mei 1993 buiten dienst gesteld en in 1996 gekocht door een particulier, die het renoveerde en er een handelszaak in onderbracht (bouwmaterialen): gerestaureerde buitenzijde en volledig heringericht interieur (winkel op de benedenverdieping en kantoor op de verdieping).
Centraal volume van twee bouwlagen met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de voor- en achtergevel, geflankeerd door twee lage vleugels van één bouwlaag en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Aan straatzijde werden de lage vleugels allebei oorspronkelijk verlengd door een lager volume: enkel dat aan de linkerkant is bewaard.
Bakstenen gevel, zichtbaar aan de Toegangsweg, wit bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. aan de kant van het perron; onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in hardsteen. Steekboogopeningen, sommige onder steekboogvormige waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. in zwarte baksteen. Hoekpilasters ter hoogte van het centrale volume. Lelievormige ankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief.. ZadeldakenDak met twee hellende dakvlakken. (vernieuwd).
Zoals voor alle aanverwante stations: risaliterendeRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. centrale toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht., oorspronkelijk onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.; topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. van het centrale volume en van de lage vleugels vroeger voorzien van trappen, verwijderd in de jaren 1940. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Aan de kant van het perron, houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd..
Interieur. Oorspronkelijk, ontvangstkantoor en wachtzaal op de benedenverdieping, woning van de stationschef op de verdieping.
Rechts van het station, dicht bij de sporen, kleine cilindervormige betonnen schuilkelder die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd voor de passieve luchtbescherming van de NMBS. Talrijke soortgelijke schuilkelders werden op spoorwegterreinen gebouwd na een beslissing van de raad van bestuur van de NMBS (1942) als gevolg van de door de geallieerden ondernomen acties. Ze moesten het stationspersoneel en de wachters aangesteld voor de bescherming van het station tegen indringers en saboteurs beschermen.
Bronnen
Archieven
GAV/DS 21984 (1996).
Archief van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen: Dossier
2.39 Vorst. J.B.Van Péstraat. Station Vorst-Oost
Publicaties en studies
DE BOT, H., Stationsarchitectuur in België, dl. 1 – 1835-1914, Brepols,
Turnhout, 2002, pp. 26-38.
DEMEY, Th., Inventaire des gares
bruxelloises, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bruxelles,
s.d., fiche 10.
DEMEY, Th., Les gares bruxelloises. Un patrimoine méconnu, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1994.
Bestemming Front. Spoorwegen in België tijdens de Grote Oorlog, Lannoo, Tielt, 2014.
Tijdschriften
de PINCHART, H., “Court historique de la ligne de chemin de fer Bruxelles-Calevoet-Luttre”, Ucclensia, 48, 1973, pp. 2-4.
DEMEY, Th., Les gares bruxelloises. Un patrimoine méconnu, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1994.
Bestemming Front. Spoorwegen in België tijdens de Grote Oorlog, Lannoo, Tielt, 2014.
Tijdschriften
de PINCHART, H., “Court historique de la ligne de chemin de fer Bruxelles-Calevoet-Luttre”, Ucclensia, 48, 1973, pp. 2-4.