Typologie(ën)

station
Spoorwegerfgoed

Ontwerper(s)

Auguste PAYENarchitect1862

Juridisch statuut

Beschermd sinds 24 september 2015

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016-2019

id

Urban : 38922
lees meer

Beschrijving

Gelegen langs de lijn Brussel-Quévy, op de kruising van de spoorweg en de Stationstraat, klein station in de neoclassicistische stijl die kenmerkend was voor het eerste net van Belgische stations, naar ontwerp van architect Auguste Jean Joseph Payen, 1862.

Het stationsgebouw is sinds 1992 buiten gebruik. Het ligt te midden van de uitrustingen van de site waar de Audi-auto’s worden gebouwd (de voormalige Volkswagenfabriek) en die zich tot aan de Zijdeweverijstraat uitstrekt en het oude Stationplein omsluit.

Samen met station Luxemburg in Elsene (1854-1855) is station Vorst-Zuid het oudste bewaarde station in het Brussels Gewest.


Geschiedenis
Het kleine station Vorst-Zuid werd gebouwd op het deel van de spoorlijn dat in 1840 werd aangelegd tussen het Station Brussel-Zuid en Tubeke en vanaf 1857 werd verlengd tot Quévy (net voor de Franse grens). De spoorweg zou het dorp Vorst in het westen omsluiten en de doorgang naar de weiden afsluiten.

Op 18.05.1840 nam het Bestuur van de Belgische Staatsspoorwegen op deze lijn een eerste station voor stads- en streekvervoer met overweg in dienst, op de kruising van de spoorweg en de huidige Stationstraat is (toen Koyenstraat of Koeienstraat).

Deze halte, waarvan de aanleg werd aangemoedigd en gesteund door de Vorstse industriëlen (VERNIERS, L., p. 180), zou ook een cruciale rol spelen in de mobiliteit van de bewoners, want via de Stationstraat stond ze rechtstreeks in verbinding met het hart van de oude dorpskern (Sint-Denijsplein), het gemeentehuis en de abdij.

In 1862 werd de halte vervangen door het huidige station, dat werd gebouwd door architect Auguste Payen, die sinds 1841 architect-ingenieur van de Chemins de fer de l'Etat belge was. Gedurende meer dan twintig jaar rustte Payen België uit met een groot deel van het eerste net van stations, in de neoclassicistische stijl die toen in de mode was. Het station Vorst-Zuid is ontworpen volgens het typeplan dat de architect uitwerkte en dat kan worden herleid tot een centraal volume geflankeerd door lage paviljoenen, het geheel verlevendigd met frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., rondbogen en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met schijnvoegen. Deze typologie met classicistische inslag zou gangbaar blijven tot in de jaren 1860-1870, toen de Belgische Staatsspoorwegen overstapten op de neo-Vlaamse renaissancestijl en de eclectische stijl.

In 1948 vestigden de Anciens
Etablissements D’Ieteren Frères hun autofabriek in de omgeving van het station (zie Maliestraat 50 in Elsene), dat als overslagplaats voor de goederen diende. De site ontwikkelde zich naarmate de auto meer en meer succes kende: tussen 1954 en 1975 werden er meer dan een miljoen VW Kevers gebouwd. Naarmate de industriële site uitbreiding nam, raakten het station en daarmee ook het Stationplein geleidelijk omsloten door de gebouwen van de fabriek; in 1980 sloot de VW-fabriek het montageatelier aan op twee sporen (GAV/DS 20404). In dezelfde periode leidde de uitbreiding van de site ook tot de afbraak van de laatste delen van de Stationstraat en de Waterstraat (zie deze straatnotities).

In 1972 werd het station voor het reizigersverkeer gesloten en sinds 1992 is het helemaal buiten gebruik.

Beschrijving
Klein rechthoekig gebouw bestaande uit een centraal paviljoen van twee bouwlagen, met twee symmetrische bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) elk; de zijtraveeën zijn breder en worden geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). en bekroond door een driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Hardstenen sokkel. De benedenverdieping wordt geritmeerd door een reeks rondboogopeningen met bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met waaiervormige roedeverdeling; op de verdieping, rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met geprofileerde omlijsting. ZadeldakDak met twee hellende dakvlakken. bekleed met zink (gedeeltelijk ontbrekend).

Dit gebouw werd oorspronkelijk geflankeerd door twee zijvleugels van twee traveeën over één bouwlaag: de linkerzijvleugel (tegenover de sporen) werd gesloopt na de buitendienststelling van het station.

De metalen luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. die vroeger het perron naar de sporen overdekte, werd in 1992 gedemonteerd.

Interieur. Oorspronkelijk, in het middengedeelte, wachtzaal met loketten, kantoor voor de stationschef; dienstwoning op de verdieping. Zijvleugels gebruikt als opslaglokalen.

Bronnen

Archieven
GAV/DS 1257 (1897), 25373 (2013).

Publicaties en studies
Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1780-1914
(Tentoonstellingscatalogus), Gemeentekrediet van België, Brussel, 1979.
Erfgoed Brussel. Het Erfgoed schrijft onze geschiedenis, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, speciaal nummer 2013.
DE BOT, H., Stationsarchitectuur in België, deel I – 1835-1914, Brepols, Turnhout, 2002.
DEMEY, Th.,
Inventaire des gares bruxelloises, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, s.d., fiche 10.
DEMEY, Th., Les gares bruxelloises. Un patrimoine méconnu, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1994, pp. 19, 20.
DESSOUROUX, Ch., Espaces partagés, espaces disputés, Bruxelles, une capitale et ses habitants, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2008.
Inventaire visuel de l’architecture industrielle à Bruxelles – Forest, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 28.

Tijdschriften
VERHAEGEN, D., “Architecture des gares”, Les cahiers de l’urbanisme, 40-41, 2002, pp. 108-127.
VERNIERS, L., Histoire de Forest Lez Bruxelles, A. De Boeck, Brussel, 1949, pp. 180 e.v.