Typologie(ën)
Ontwerper(s)
René AERTS – architect – 1958
Paul RAMON – architect – 1958
Pierre MAJERUS – glazenier – 1976
HERPAIN – aannemer, bouwpromotor / vastgoedontwikkelaar – 1962-1967
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Pieters-Woluwe (DMS-DML - 2002-2009, 2014)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
De Onze-Lieve-Vrouw- of Visitatiekapel wordt vanaf 1326 vermeld. Het gehucht ontwikkelde zich waarschijnlijk vanaf die datum rond de kapel. Oorspronkelijk klein oratorium in gotische stijl, waar de Heilige Maagd werd aangeroepen tegen breuken. Het kleine gebouw ontwikkelde zich tot dorpskerk. In 1778 gerestaureerd en vergroot door toevoeging van nieuwe beuk en voorgevel met fijne torenspits. Delen van de oorspronkelijke kapel – het koor, sacristie, beuk met kruisbogen – gerestaureerd (GASPW/OW 8016), tijdens ambtsperiode van pastoor Blockmans in 1884 (JANSEGERS, J., 1963, p. 28) of 1886 (FALKENBACK, P., 1992, p. 62).
De kerk had twee marmeren zijaltaren uit XVII, aangekocht in 1785 op de verkoop van de goederen van de kerk van de Rijkeklaren in Brussel. Deze altaren werden in 1963 verkocht aan Sint-Annakerk van Oudergem (Eigen schoon en de Brabander, 9-12, 1970, pp. 343-360).
Onze-Lieve-vrouw van Stokkel werd in 1808 bij de parochie van Sint-Pieters-Woluwe gevoegd, die voortaan haar goederen beheerde. Na verscheidene verzoeken door notabelen van Stokkel, werd gelijknamige kapelanij volgens K.B. van 05.06.1863 een onafhankelijke parochie. In 1868 bouw van pastorij in nabijheid van kerk (Henri Vandermaelenstraat nr. 25).
Kerk was omgeven door kerkhof, in 1866 vergroot. Buiten gebruik gesteld volgens KB van 17.09.1928.
Na WO II kende Stokkel grote demografische uitbreiding. Er werd beslist dat de kerk niet meer voldeed gezien de sterke bevolkingsgroei. In 1958 werd beslist om de oude kerk te vervangen door grote moderne kerk. In die tijd telde de parochie 6.500 zielen en in de kerk was slechts plaats voor 360 personen.
Kerkhofterrein werd ca. 1958 door de gemeente gratis aan de kerkfabriek ter beschikking gesteld als bouwterrein voor nieuwe kerk (GASPW/OW 8016, 8018). De stoffelijke resten werden na juni 1961 naar nieuw kerkhof overgebracht.
De eerste plannen van Aerts en Ramon dragen de datum 1958. Hierop is een piramidedak met vier hellingen voorzien, een losstaande toren, een doopkapel en een buitengalerij. Deze elementen werden echter nooit uitgevoerd.
De eerste steen werd gelegd in september 1962. Van september tot oktober 1962 werden graafwerken uitgevoerd en betonnen funderingen gelegd. Tot in mei 1963 hoofdzakelijk werken op benedenverdieping. In augustus 1963 hebben muren op verdieping definitieve hoogte bereikt en werd een deel van het dak voltooid.
In september 1963 kampte de werf met ernstige problemen. Door een berekeningsfout van de ingenieur voldeed het ontwerp van de ruwbouw niet: de funderingen volstonden niet om het gewicht van de kerk, en vooral van het zware piramidale dak in gewapend beton, te dragen. De dakwerken werden daarop stilgelegd en tot in december werd vrijwel alleen aan de kleine sacristie, die aan de buitenkant van gebouw ligt, gewerkt. Vervolgens werd de werf volledig stilgelegd.
In samenwerking met een nieuwe ingenieur herwerkten de architecten het oorspronkelijke plan. Om te besparen werd afgezien van de bouw van de toren, de doopkapel en de buitengalerij. De dakconstructie werd gewijzigd. Op 14 september 1964 dienden de architecten een nieuw ontwerp in voor een piramidaal dak in aluminium. Op 27 januari 1965 volgde dan het ontwerp voor het huidige dak in balken van gewapend beton. Al deze wijzigingen werden op 4 april 1965 goedgekeurd.
Tussen augustus 1964 en augustus 1965 werden ingrijpende werken aan de funderingen uitgevoerd: ze werden versterkt, de zuilen van het volume werden verlengd en een deel van de betonnen gevelpanelen werd gesloopt. De nieuwe bekroning van de kerk werd eind 1965 voltooid.
De oude kerk die naast de nieuwe was blijven staan om het uitoefenen van de eredienst te verzekeren, werd van april tot juni 1966 gesloopt en maakte zo plaats voor het huidige voorplein, dat in de tweede helft van het jaar werd aangelegd. In dezelfde periode en begin 1967 werd de kerk afgewerkt. Het meubilair werd pas in 1967 geplaatst en de kerk werd op 22 april van datzelfde jaar ingewijd.
De gekleurde glas-in-loodramen n.o.v. meester glazenier Pierre Majerus in de weekkapel en de lichtkoepels boven het altaar, zijn uitgevoerd op basis van bestek van 02.02.1976 (GASPW/OW 8022, 8023).
Beschrijving
Inplanting. De kerk ligt op een oneffen terrein met beperkte oppervlakte, die verstandig gebruikt wordt in organisatie van gebouw. Groot volume op sokkelvormige benedenverdieping toegankelijk via Henri Vandermaelenstraat. Het grote volume vormt de eigenlijke kerk en staat in overstek in de Henri Vandermaelenstraat. In Kerkstraat groot voorplein met monumentale trappartij van bijna 25 meter breed. Deze leidt naar een brede portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. en overbrugt het niveauverschil van vier meter tussen kerk en straat.
Materialen. Deze zijn typisch voor modernismeInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton. van die tijd. Hun decoratieve eigenschappen worden geëxploiteerd door ze onbekleed te laten. Skelet, gordijngevelsNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. en vloeren in gewapend beton van wit Portlandcement, soms geslepen, soms ruw gelaten. Hele gevelvlakken voorzien van metalen schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... (op benedenverdieping geschilderd staal, aluminium in kerk) met grote thermopanevensters. Naast moderne materialen ook stenen elementen. Aan buitenkant breukstenenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van toentertijd modieuze gekleurde zandsteen; hardstenen plavuizen.
Hoofdvolume. De kerk kan 800 gelovigen ontvangen. Grote eenvoud van grondplan reflecteert vernieuwde liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Volledige kerk ondergebracht in één grote vierkante ruimte met 33 meter zijde. Erg discrete onderverdeling van ruimten: koor op eenvoudig witmarmeren verhoog. Daartegenover inkomsas/oksaal bestaande uit eenvoudige betonnen plaat met lichte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Buitenmuren bestaande uit niet-dragende betonpanelen of uit venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onderverdeeld door dragende stalen profielen. De oordeelkundige spreiding van de glaspartijen zorgt voor overvloedig natuurlijk licht. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in het eerste kwart van de zijgevels grenzend aan de koormuren, zorgen voor laterale lichtinval op het altaar. De gevel in de Kerkstraat, tegenover het koor is volledig in glas en laat overvloedig licht binnenstromen. De omtrek van de grote vierkante ruimte van de kerk wordt geritmeerd door twintig betonnen zuilen, die een soort kooromgang of deambulatorium vormen. Het plafond heeft twee verschillende hoogten. Boven het deambulatorium is het vlak en in geslepen beton. In het centrale gedeelte van het gebouw is het plafond hoger (9 m) en rust het op een rastervormig patroon van hoge balken in ruw beton. De verticale wanden die boven de zuilen het hoogteverschil van het plafond overbruggen, zijn beglaasd en zorgen voor een diffuus zenitaal licht.
Bekroning. De bekroning bestaat uit een volledig open structuur van betonnen balken. Deze balken vormen de ribben van twee trapvormig gestapelde rechthoekige rechthoeken. Deze structuur vervult de rol van traditionele toren en is bekroond met een kruis en voorzien van klokken die omstreeks 1966 werden gegoten door Fr. Sergeys. Het dak van hoofdvolume zelf is plat.
Voorplein. Zorgt voor de nodige uitloopruimte vanaf de straat naar de kerk. Telt dertig treden onderbroken door bordessen1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap.. Monumentale trap aan weerszijden afgebakend met grote plantenbakken in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen..
Benedenverdieping. Fungeert als sokkel voor kerk. Onderverdeeld in verschillende lokalen. Hoofdruimte daarvan is weekkapel met rechtstreekse ingang via Henri Vandermaelenstraat. Grote rechthoekige zaal van 25 meter lang bij tien meter breed, met een capaciteit voor 150 personen. Haar inrichting getuigt eveneens van streven naar eenvoud. Het koor is een eenvoudig podium. Nissen in rechtermuur voor biechtstoelen. Plafond gestructureerd met dunne betonnen balken. Andere lokalen op benedenverdieping: kleine votiefkapel, kapel van de congregatie met aanpalende liturgische bibliotheek, stookruimte, sanitaire voorzieningen en opslagkelder.
Sacristie. Klein onafhankelijk rechthoekig gebouw van twee bouwlagen, via open doorgang verbonden met kerk. Op benedenverdieping twee zalen voor vergaderingen en catechisatie; op verdieping de eigenlijke sacristie. Laatst genoemde heeft bijzondere structuur die aan omhulsel van luciferdoosje doet denken: plafond, vloer en korte muren bestaan uit plavuizen van geslepen beton. Plafond steunend op in interieur geplaatste metalen Grey-balken, zodat de lange zijmuren konden voorzien worden van niet dragende gordijngevelsNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. met bovenaan vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters..
Meubilair. Bijzonder sober, getuigend van hetzelfde streven naar uitgepuurde vormen. Huidige inrichting ontsiert helaas oorspronkelijk opzet van de architectuur: in het midden van het schip staat een podium met altaar, omringd door cirkelvormig opgestelde stoelen. Niettemin is oorspronkelijk aluminium meubilair bewaard: opmerkelijk altaar met omegavormige voet; kandelaars; wijwatervat; rechthoekig tabernakel met bijpassende ambo; drie door architecten ontworpen koorstoelen. Sobere, eveneens in 1958 door de architecten ontworpen biechtstoelen zijn nog altijd in gebruik. Andere in 1958 voorziene meubelstukken – communiebank, hoofdaltaar – lijken nooit te zijn uitgevoerd, waarschijnlijk door de evolutie van de liturgie ten gevolge van de beslissingen van het Tweede Vaticaans Concilie, dat ten tijde van de bouw werd georganiseerd. Een monolithisch altaar in wit gebouchardeerd beton is thans verdwenen.
Er zijn nog enkele meubelstukken van vorige kerk bewaard en geïnventariseerd door het KIK. (COEKELBERGHS, D., et al., 1980, pp. 17-18). Het mooiste stuk is een gepolychromeerde houten Moeder met Kind uit XIV.
Bronnen
Archieven
Archief van de kerkfabriek (niet geklasseerd fonds).
GASPW/DS 160 (2001).
GASPW/OW 8016, 8017, 8018, 8019, 8022, 8023.
Verzameling postkaarten Dexia Bank.
Publicaties en studies
COEKELBERGHS, D., JANSSENS, W., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische Bedehuizen, Provincie Brabant, Kanton Sint-Pieters-Woluwe, Brussel, 1980, pp. 17-18.
FALKENBACK, P., Historique de Woluwe-Saint-Pierre, Administration Communale de Woluwe-Saint-Pierre, 1992, pp. 62 tot 65.
JANSEGERS, J., Korte historiek over de Onze-Lieve-Vrouwparochie te Stockel, Tielt, Lannoo, 1963.
TEMMERMAN, C., D'HUART, T., 1897-1997. Les 100 ans de l'avenue de Tervueren, Bruxelles, 1997, p. 25.
Tijdschriften
Architecture, 80, 1967, reclamepagina.
VAN MEERBEEK, A., DE BROECK, M., « Groei en bloei van een gehucht: Stokkel », Brabant Toerisme, 1, 1981, pp. 30-31.
MAES, A., CNOPS, P., « De Herkomst van de zijaltaren van O.-L.-Vrouwkerk te Stokkel », Eigen Schoon en de Brabander, LIII, 9-12, 1970, pp. 343-360.
NOVGORODSKY, L., « L'église Notre-Dame de Stockel (Bruxelles) », La Technique des Travaux, 7-8, 1968, pp. 203-209.