Typologie(ën)

sportcomplex
sporthal
zwembad
stadion

Ontwerper(s)

René AERTSarchitect1972-1975

Paul RAMONarchitect1972-1975

Jacques ROBINingenieur1972-1975

GROUPE FORUM1972-1975

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

naoorlogs modernisme

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 25368
lees meer

Beschrijving

Multidisciplinair sportcomplex in High Tech architectuur gebouwd naar ontwerp van het architectenbureau Groupe Forum (architecten René Aerts en Paul Ramon) in opdracht van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe, 1972-1975. Gevolgd door uitbreidingen vanaf ca. 1980.

Geheel bestaande uit sporthallen met zwembad en omnisportzaal, openlucht sportvelden en een overdekte tribune, gelegen tussen de Salomé-, de Jules Du Jardin-, de Grote Prijzen- en de Grasperklaan. Het terrein is omgeven door hagen en grote bomen en vertoont opmerkelijke landschappelijke kwaliteiten.

Geschiedenis

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog stoppen de activiteiten van de renbaan van Stokkel en wordt de site te koop gesteld. In 1959 beslist de gemeente Sint-Pieters-Woluwe – onder leiding van de toenmalige burgemeester Jean Evrard – om de 3 ha grond aan te kopen en er ten zuiden van de voormalige renbaan een gemeentelijke sportinfrastructuur te installeren.

In een eerste fase worden de werken beperkt tot een tijdelijke inrichting van de sportterreinen, gelegen tussen de reeds aangelegde Salomélaan, de Jules Du Jardinlaan en het nieuwe tracé van de Grote Prijzenlaan. De gronden worden genivelleerd en langs de twee bestaande tribunes van de renbaan wordt een voetbalveld aangelegd, omringd door een atletiekpiste. Ten noordoosten hiervan bevindt zich een hockeyveld. De tribunes blijven in gebruik voor het publiek, maar dienen ook als opslagruimte voor de gemeentelijke diensten. Dit sportcomplex wordt Stade Evrard genoemd naar de toenmalige burgemeester.



Zicht op de bouwwerken van de sporthallen, foto, 1972-1975 (Acier 1975: p.87).



In de jaren 1970 besluit de gemeente om het sportcomplex volledig te heraanleggen en te voorzien van een grootschalige en moderne infrastructuur. De bestaande sportvelden en tribunes worden afgebroken om plaats te maken voor nieuwe gebouwen en sportterreinen. Het Brusselse architectenduo René Aerts (1921-1983) en Paul Ramon (1919-voor 1999), wordt door de gemeente aangesteld om het project te realiseren. Zij ontwerpen twee immense sporthallen in een metalen skeletstructuur, vervaardigd door een consortium van Spaans bedrijven, namelijk S.A. Atmesa, Sagunto en de firma Fabrimetal.

Het zuidelijke gebouw omvat een olympisch zwembad van 50 meter. Dit zwembad is bijzonder vanwege zijn mobiele tussenwand en beweegbare bodem, waarmee de lengte van de zwemzone kan worden aangepast. Het tweede gebouw bestaat uit een omnisportzaal voor gevechts- en balsporten. Beide delen worden met elkaar verbonden door een centrale cafetaria met 200 zitplaatsen. Het sportcentrum wordt officieel ingehuldigd op 20 juni 1975.

Kort na de inhuldiging van de gebouwen, worden de buitensportvelden aangelegd (1976). In het noorden bevindt zich een voetbalterrein, omringd door een atletiekpiste. In het zuiden worden meerdere tennisvelden en een hockeyveld aangelegd. Centraal komt een overdekte tribune met zicht op de noordelijke sportvelden, ontworpen Groupe Forum (architecten Réné Aerts en Paul Ramon).



Zicht op de overdekte tribune, foto, 1978 (Acier 1978: p. 119).



Rond 1980 wordt het sportcentrum uitgebreid met een gebouw met opeenvolgende sheddakenOpeenvolging van parallelle daken met afwisselend een steil beglaasd dakvlak (vaak noordelijk geörienteerd) en een flauw hellend dakvlak.. Op de gelijkvloerse verdieping worden zes squashvelden en vijf overdekte tennisvelden voorzien, terwijl de ondergronds verdieping plaats biedt aan een schietbaan van 50 meter en een omnisportzaal voor gevechtssporten en gymnastiek.

Beschrijving
Hoofdgebouw met zwembad- en sporthal
Het hoofdgebouw wordt gekenmerkt door zijn monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. schaal en uitgesproken constructieve logica. Het bestaat uit twee immense hallen met verschillende hoogtes (ca. 20m en ca. 24m), waarbij de opvallende schuine daken ruggelings naar elkaar toe hellen. Deze dynamische dakstructuur creëert een expressief silhouet dat de ritmiek van de skeletbouw benadrukt. De hallen worden verbonden door een laag volume met plat dak,. Langs de Salomélaan bevindt zich een bijkomend laag volume.

De inkomhal, gelegen in het centrale, lage volume, vormt de spil van de circulatie en huisvest niet alleen de toegang tot de sportinfrastructuur, maar ook de kleedkamers, diverse nutsvoorzieningen en het cafetaria. De noordelijke hal omvat de omnisportzaal, terwijl de zuidelijke hal het zwembad herbergt. Het platte volume aan de noordzijde wordt ingenomen door een school.

De constructieve expressie van het gebouw wordt bepaald door het imposante staalskelet, bestaande uit twee massieve stalen kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. per hal, waartussen op zowel het hoogste als het laagste punt horizontale liggers zijn aangebracht. Dit structurele frame ondersteunt een repetitieve module van 6 meter, opgebouwd uit slanke stalen kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en ijzeren profielen, die zowel de verticale zijdes van de sheddakenOpeenvolging van parallelle daken met afwisselend een steil beglaasd dakvlak (vaak noordelijk geörienteerd) en een flauw hellend dakvlak. als de dakhellingen dragen. De zijmuren worden bijkomend versterkt door schuinstaande balken, wat het ritmische en geometrische karakter van de constructie benadrukt.

Ruimtelijk wordt de monumentaliteit van de hallen versterkt door de strategische integratie van daglicht. Gevelbrede glaspartijen langs de verticale zijden van de sheddakenOpeenvolging van parallelle daken met afwisselend een steil beglaasd dakvlak (vaak noordelijk geörienteerd) en een flauw hellend dakvlak. (noord- en zuidzijde) zorgen voor een diffuse, gelijkmatige lichtinval, terwijl grote driehoekige glaspartijen aan de oost- en westzijde een wisselend spel van licht en schaduw creëren. De zwembadhal wordt daarnaast gekenmerkt door gevelbrede, glijdende vensterdeuren aan de zuidzijde, die niet alleen een visuele relatie met de buitenruimte scheppen, maar ook directe toegang bieden tot het solarium.

De driehoekige zijmuren zijn bekleed met steenrood geschilderde aluminium sandwichpanelenKunststoffen gevelplaat, bestaande uit een isolerende kern tussen twee platen (vandaar 'sandwich'). Bekendste uitvoering, Glasal, gemaakt op basis van cement en versterkingsvezels, met een glad zijdeglans oppervlakte en verkrijgbaar in een tiental verschillende kleuren.. De dakbedekking is voorzien van aluminium golfplaten.

Onder het hellende dak van beide hallen bevindt zich een tribune die de dakvorm volgt en zo de ruimtelijke samenhang versterkt tussen de structuur en de functie van het gebouw.

Overdekte tribune
De tribune wordt overdekt door een indrukwekkende luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en werd gerealiseerd volgens het Aero-Elascon type. De luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. wordt gedragen door een reeks gebogen stalen spanten, die aan de achterzijde van het gebouw verankerd zijn in stalen kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd., gefundeerd op een betonnen basis. De gebogen spanten zijn onderling verbonden door een netwerk van horizontale gordingen en regels. De dakbedekking bestaat uit golfplaten.
De tribune rust op een massief betonnen volume, waarin zich kleedkamers en opslagruimtes bevinden. De achterzijde van deze onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. is bekleed met aluminium golfplaten in een afwisseling van beige en steenrode tinten, wat een subtiele dialoog creëert met de gevelafwerking van het hoofdgebouw.

De tribune zelf bevindt zich op een hoogte van ca. 2.50 meter en is toegankelijk via symmetrisch geplaatste metalen trappen langs beide zijden van het gebouw.
Eenvoudige metalen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. omkaderen de structuur en bieden een functionele en sobere afwerking. De zitplaatsen zijn geïntegreerd in de betonnen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. en bestaan uit een reeks massieve betonnen treden.


Erfgoedwaarden
Artistieke waardeHet ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).:
Sportcity is representatiefDe representativiteit verwijst naar het feit dat het onroerend goed een of meer significante kenmerken heeft in vergelijking met andere onroerende goederen in dezelfde categorie (bijvoorbeeld een typologie): het moet een “goed voorbeeld” zijn dat tal van betekenisvolle kenmerken in zich verenigt. De representativiteit van een goed wordt geëvalueerd in functie van zijn geografische context (lokaal, regionaal, nationaal), zijn chronologische context (is betekenisvol in de sociale, religieuze, politieke, industriële of wetenschappelijke geschiedenis, in de esthetiek), zijn historische architecturale context (bijvoorbeeld, het vertaalt op significante wijze een kenmerk van een desbetreffend tijdperk. Net als voor het bepalen van de zeldzaamheid, is het voor de representativiteit noodzakelijk het goed te vergelijken met andere goederen die tot dezelfde categorie behoren. Een onroerend goed kan representatief zijn voor een bepaalde stijl, typologie, stedenbouwkundig concept of het oeuvre van de ontwerper, enz. voor de High Tech architectuur, waarin alle technologische kennis (technieken en materialen) van die tijd is verwerkt ten dienste van het specifieke programma van het sportcomplex. Sportcity heeft zijn integriteitIntegriteit steunt op het begrip “integraliteit”, met andere woorden de fysieke volledigheid of bewaartoestand van het goed. We moeten dus evalueren of het goed nog altijd beschikt over zijn homogeniteit, zijn leesbaarheid en zijn materiële samenhang (bewaringstoestand van de oorspronkelijke materialen, de bouwtechnieken en de ruimtelijke indeling). Met andere woorden, of de bewaringstoestand van het goed nog intact en volledig is volgens zijn oorspronkelijke bouwperiode. Een onroerend goed kan voldoen aan het criterium van authenticiteit zonder te voldoen aan het criterium van integriteit (een verbouwd industrieel complex behoudt bijvoorbeeld zijn authenticiteit als het industriële karakter nog steeds leesbaar is, maar niet zijn integriteit als het interieur en het schrijnwerk zijn getransformeerd voor de herbestemming). en authenticiteitDe authenticiteit van een goed wordt beoordeeld op basis van de overeenstemming van de huidige staat met de oorspronkelijke staat. Een goed is authentiek als het plan, de vorm, het concept, de functie, de technieken, de materialen, de decoratie van de interne elementen overeenstemmen met een betekenisvolle, beduidende of kenmerkende staat. Het kan zijn dat een goed een natuurlijke aftakeling heeft ondergaan of een transformatie (bijvoorbeeld vervanging van het schrijnwerk – ramen in het bijzonder, vervanging van winkelpuien) en toch conform blijft aan zijn oorspronkelijke staat (zgn. bewaarde structurele continuïteit). Een goed is authentiek als het oorspronkelijke concept en de functie nog steeds leesbaar zijn (bijvoorbeeld een industrieel complex dat herbestemd is). De transformatie kan dan als een element van zijn geschiedenis worden beschouwd. We moeten bijgevolg de eventuele integratie van waardevolle elementen in de loop van de geschiedenis van het gebouw evalueren. behouden.

Ze onderscheidt zich door zijn
originele en functionele compositie, waarbij de driehoek als leidmotief wordt gebruikt. De sporthallen waren voor hun tijd vooruitstrevend dankzij hun eenvoudige maar uiterst technische constructiesysteem en het gebruik van moderne bouwmaterialen zoals staal, glas en de aluminium sandwichpanelenKunststoffen gevelplaat, bestaande uit een isolerende kern tussen twee platen (vandaar 'sandwich'). Bekendste uitvoering, Glasal, gemaakt op basis van cement en versterkingsvezels, met een glad zijdeglans oppervlakte en verkrijgbaar in een tiental verschillende kleuren.. Deze materialen blijven grotendeels zichtbaar, wat bijdraagt aan de strakke, industriële esthetiek van het complex.

Ook de tribune, gebouwd in 1976, getuigt van een vooruitstrevend en sober architecturaal concept. De indrukwekkende zelfdragende luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., in de vorm van een parabool, rust op een ingenieuze bouwtechniek die een kolomvrij systeem mogelijk maakt. Dit garandeert een perfect zicht vanuit alle zitplaatsen op het sportveld.

Sportcity is representatiefDe representativiteit verwijst naar het feit dat het onroerend goed een of meer significante kenmerken heeft in vergelijking met andere onroerende goederen in dezelfde categorie (bijvoorbeeld een typologie): het moet een “goed voorbeeld” zijn dat tal van betekenisvolle kenmerken in zich verenigt. De representativiteit van een goed wordt geëvalueerd in functie van zijn geografische context (lokaal, regionaal, nationaal), zijn chronologische context (is betekenisvol in de sociale, religieuze, politieke, industriële of wetenschappelijke geschiedenis, in de esthetiek), zijn historische architecturale context (bijvoorbeeld, het vertaalt op significante wijze een kenmerk van een desbetreffend tijdperk. Net als voor het bepalen van de zeldzaamheid, is het voor de representativiteit noodzakelijk het goed te vergelijken met andere goederen die tot dezelfde categorie behoren. Een onroerend goed kan representatief zijn voor een bepaalde stijl, typologie, stedenbouwkundig concept of het oeuvre van de ontwerper, enz. voor de architectuur van het gerenommeerde bureau Groupe Forum (René Aerts en Paul Ramon).
De architecturale kwaliteiten werden al vroeg erkend: reeds in 1975 en 1978 verschenen artikels over het complex in het beroemde architectuurtijdschrift Acier – Stahl – Steel.

Het architectenduo René Aerts en Paul Ramon studeerden aan de Sint-Lucaschool in Brussel en was actief tussen 1950 en 1970 onder het collectief Groupe Forum. Ze specialiseerden zich in openbare gebouwen waaronder sportcomplexen, ziekenhuizen, sociale woningbouw en scholen. Een tiental van hun realisaties zijn opgenomen in de inventaris. Een groot deel van deze gebouwen bevindt zich in de gemeente Sint-Pieters-Woluwe. Zo citeren we de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Stokkel (1958), de hoofdzetel van het RIZIV gebouw langs de Tervurenlaan 211 (1968) en het Jean XXIII en Sint-Jozefcollege langs de Woluwelaan (1958-1961).

Esthetische waarde:
Het sportcomplex van Sportcity heeft contextuele waardeDe contextuele waarde van een goed hangt af van de manier waarop het met zijn onmiddellijke omgeving in relatie treedt vanuit: - stedenbouwkundig: het markeert een hoek of een perspectiefgezicht, of wordt een baken in het landschap dankzij zijn sterke aanwezigheid (zijn inplanting, zijn opmerkelijke volumetrie); - landschappelijk: het goed dankt zijn landschappelijke kwaliteiten aan zijn bijzondere ligging, of aan de manier waarop de verschillende volumes waaruit het bestaat zijn ingedeeld of ingeplant zijn in het landschap; - esthetisch: het goed onderscheidt zich door de kwaliteit van zijn integratie in of aanhechting aan het stedelijke landschap of het residentiële weefsel; het draagt bij tot een algemeen visueel harmonieus effect van de buurt en tot een aantrekkelijke leefomgeving; - sociaal: een geheel van sociale woningen, een industrieel complex, enz.; - historisch: een oude dorpskern (de eerste gebouwen in een gemeente), eigendommen die vanaf het begin ontworpen zijn als onderdeel van een stedenbouwkundig concept (bijvoorbeeld de burgerwoningen rond het Elisabethpark of het park van Vorst). vanwege zijn
bijdrage aan het coherente visuele effect binnen de stedenbouwkundige omgeving. Het beslaat een groot deel van de bouwblok en is zorgvuldig geïntegreerd in zijn omgeving. Bij de inrichting van het sportcomplex werd rekening gehouden met de bestaande bomenrijen die zich oorspronkelijk langs de renbaan van Stokkel bevonden. Verschillende bomen aan de noord- en westzijde van het terrein waren al aanwezig voor de bouw van het complex, waardoor ze vandaag als eeuweling kunnen worden beschouwd.

De inplanting van de sporthallen op het terrein werd bepaald op basis van een optimale oriëntatie in noord-zuidelijke richting. De zwembadhal bevindt zich strategisch in het zuidelijke deel van het complex en geeft uit op het solarium.

Historische waarde:
Sportcity is representatiefDe representativiteit verwijst naar het feit dat het onroerend goed een of meer significante kenmerken heeft in vergelijking met andere onroerende goederen in dezelfde categorie (bijvoorbeeld een typologie): het moet een “goed voorbeeld” zijn dat tal van betekenisvolle kenmerken in zich verenigt. De representativiteit van een goed wordt geëvalueerd in functie van zijn geografische context (lokaal, regionaal, nationaal), zijn chronologische context (is betekenisvol in de sociale, religieuze, politieke, industriële of wetenschappelijke geschiedenis, in de esthetiek), zijn historische architecturale context (bijvoorbeeld, het vertaalt op significante wijze een kenmerk van een desbetreffend tijdperk. Net als voor het bepalen van de zeldzaamheid, is het voor de representativiteit noodzakelijk het goed te vergelijken met andere goederen die tot dezelfde categorie behoren. Een onroerend goed kan representatief zijn voor een bepaalde stijl, typologie, stedenbouwkundig concept of het oeuvre van de ontwerper, enz. voor de typologie van sportcomplexen na de Tweede Wereldoorlog. In deze periode kende de samenleving een groeiende nadruk op welzijn, recreatie en sport als essentieel onderdeel van het dagelijkse leven. Verschillende Brusselse gemeentes namen vanaf de jaren 1950 en 1960 het initiatief om omnisportzalen, zwembaden en openlucht sportvelden te bouwen, met als doel het comfort en de gezondheid van hun inwoners te bevorderen.

Sportcity heeft een contextuele waardeDe contextuele waarde van een goed hangt af van de manier waarop het met zijn onmiddellijke omgeving in relatie treedt vanuit: - stedenbouwkundig: het markeert een hoek of een perspectiefgezicht, of wordt een baken in het landschap dankzij zijn sterke aanwezigheid (zijn inplanting, zijn opmerkelijke volumetrie); - landschappelijk: het goed dankt zijn landschappelijke kwaliteiten aan zijn bijzondere ligging, of aan de manier waarop de verschillende volumes waaruit het bestaat zijn ingedeeld of ingeplant zijn in het landschap; - esthetisch: het goed onderscheidt zich door de kwaliteit van zijn integratie in of aanhechting aan het stedelijke landschap of het residentiële weefsel; het draagt bij tot een algemeen visueel harmonieus effect van de buurt en tot een aantrekkelijke leefomgeving; - sociaal: een geheel van sociale woningen, een industrieel complex, enz.; - historisch: een oude dorpskern (de eerste gebouwen in een gemeente), eigendommen die vanaf het begin ontworpen zijn als onderdeel van een stedenbouwkundig concept (bijvoorbeeld de burgerwoningen rond het Elisabethpark of het park van Vorst). aangezien het nauw gelinkt is met de stedelijke ontwikkeling van de gemeente die vanaf de jaren 1970 een modern en comfortabel sportcomplex opricht dat opvalt door zijn enorme schaal en veelzijdigheid van de infrastructuur.

Sociale waarde:
Dit sportcomplex is representatiefDe representativiteit verwijst naar het feit dat het onroerend goed een of meer significante kenmerken heeft in vergelijking met andere onroerende goederen in dezelfde categorie (bijvoorbeeld een typologie): het moet een “goed voorbeeld” zijn dat tal van betekenisvolle kenmerken in zich verenigt. De representativiteit van een goed wordt geëvalueerd in functie van zijn geografische context (lokaal, regionaal, nationaal), zijn chronologische context (is betekenisvol in de sociale, religieuze, politieke, industriële of wetenschappelijke geschiedenis, in de esthetiek), zijn historische architecturale context (bijvoorbeeld, het vertaalt op significante wijze een kenmerk van een desbetreffend tijdperk. Net als voor het bepalen van de zeldzaamheid, is het voor de representativiteit noodzakelijk het goed te vergelijken met andere goederen die tot dezelfde categorie behoren. Een onroerend goed kan representatief zijn voor een bepaalde stijl, typologie, stedenbouwkundig concept of het oeuvre van de ontwerper, enz. voor de gemeentelijke inspanningen van Sint-Pieters-Woluwe om toegankelijke en hoogwaardige sportinfrastructuur te creëren voor al haar inwoners.

Technische waarde:
Het sportcomplex van Sportcity is representatiefDe representativiteit verwijst naar het feit dat het onroerend goed een of meer significante kenmerken heeft in vergelijking met andere onroerende goederen in dezelfde categorie (bijvoorbeeld een typologie): het moet een “goed voorbeeld” zijn dat tal van betekenisvolle kenmerken in zich verenigt. De representativiteit van een goed wordt geëvalueerd in functie van zijn geografische context (lokaal, regionaal, nationaal), zijn chronologische context (is betekenisvol in de sociale, religieuze, politieke, industriële of wetenschappelijke geschiedenis, in de esthetiek), zijn historische architecturale context (bijvoorbeeld, het vertaalt op significante wijze een kenmerk van een desbetreffend tijdperk. Net als voor het bepalen van de zeldzaamheid, is het voor de representativiteit noodzakelijk het goed te vergelijken met andere goederen die tot dezelfde categorie behoren. Een onroerend goed kan representatief zijn voor een bepaalde stijl, typologie, stedenbouwkundig concept of het oeuvre van de ontwerper, enz. voor het gebruik van de meest moderne naoorlogse bouwtechnieken en onderscheidt zich door een gedurfd concept. De twee sporthallen zijn opgebouwd uit een technisch zeer hoogstaande stalen skeletstructuur met immense lichtpartijen. De stabiliteit van de gebouwen werd berekend volgens de toenmalige veiligheidsnormen en was bestand tegen forse windstoten en sneeuwval. De kolommenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. en liggers werden grotendeels vervaardigd door een Spaans bedrijf. Ook de indrukwekkende afmetingen dragen bij aan de monumentaliteit van het complex.

Dankzij de vooruitgang in de beheersing van beton en staal konden sporttribunes worden overdekt met één gigantische luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak.. Zo werd ook de tribune in Sportcity gebouwd volgens het Aero-Elascon typologie, ontwikkeld vanaf 1953 door de Nederlandse ingenieur J. Van Stockum. Dit systeem werd aanvankelijk ontworpen als een geprefabriceerd constructiemodel voor kolomvrije garages, maar vanaf het einde van de jaren 1950 werd het ook toegepast voor overkappingen van tribunes.

Naast de tribune van het Fallonstadiom in Sint-Lambrechts-Woluwe is de tribune in Sportcity een van de weinige overgebleven voorbeelden van Aero-Elascon tribunes in het Brussels Gewest. Zo werd bijvoorbeeld de tribune van Sporting Anderlecht in het Astridpark reeds afgebroken.

Stedenbouwkundige waarde:
Het sportcomplex Sportcity heeft een ensemblewaardeDe ensemblewaarde van een onroerend goed hangt af van de kwaliteit van zijn interactie met andere goederen waardoor dit een geheel (of een groep) vormt dat zich binnen de bebouwde context onderscheidt door zijn bouwkundige samenhang, zijn homogeniteit (bouwprofiel/volumetrie, bouwwijze, gevelcompositie, seriële herhaling van eenzelfde goed of van analoge versieringen of architectonische elementen, enz.). Het geheel moet een bepalende visuele impact hebben op het uitzicht van de straat, of zelfs van de wijk. Sommige gehelen zijn gepland, het werk van een en dezelfde ontwerper, andere zijn spontane creaties die geleidelijk door diverse ontwerpers zijn ontwikkeld. Dit gebouwde geheel kan een belangwekkende getuige zijn van een groter stedelijk weefsel (bijvoorbeeld een huizenrij). aangezien het tussen 1972 en 1976 werd gebouwd als een homogeen geheel van multidisciplinaire binnen-en buitensporten gebouwd door eenzelfde architectenduo René Aerts en Paul Ramon (Groupe Forum).

Bronnen

Tijdschriften

Henrion, C., Tribune couverte du Centre Sportif de Woluwe-Saint-Pierre (Bruxelles), in Acier – Stahl – Steel, 3, 1978, pp. 119.
Martinez Cocq, J. en A. Martinez Cocq, Centre sportif à Woluwe-Saint-Pierre (Bruxelles, Belgique), in Acier – Stahl – Steel, 3, 1975, pp. 87-91.

Publicaties en studies
Heine, C., Woluwe-Saint-Pierre. 
Jadis, hier et aujourd’hui, Bruxelles, 1991: 100, 136-137.
Lacroix, G., Woluwe-Saint-Pierre. Histoire et terroir, Bruxelles, 2012: p. 271, 283.
Van Dijk, P., Sportinfrastructuur: type stadions in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sportcentrum, Salomélaan 2, 1150 Sint-Pieters-Woluwe, Brussel, 2006: pp. 1-6.