Typologie(ën)
school
stadhuis/gemeentehuis
politiecommissariaat
spektakelzaal
stadhuis/gemeentehuis
politiecommissariaat
spektakelzaal
Ontwerper(s)
Guillaume (Willem ou Willy) VERMEIREN – architect – 1949-1970
Joseph-Paul NICAISE – architect – 1949
Christophe GEVERS – designer – 1971-1975
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Traditionalisme
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Pieters-Woluwe (DMS-DML - 2002-2009, 2014)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2004
id
Urban : 17416
Beschrijving
Monumentaal gemeentehuis in traditionalistische stijl met Vlaamse renaissance-invloeden n.o.v. Guillaume (alias Willy) Vermeiren et Joseph-Paul Nicaise, 1949. Het gebouw werd tussen 1961 en 1975 voltooid.
Geschiedenis
In XIX A beschikte administratie van landelijke gemeente Sint-Pieters-Woluwe niet over eigen lokalen. Eerste gemeentehuis opgetrokken in 1860 op hoek van huidige René Declercqstraat en Louis Thysstraat: sober bakstenen huis met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met neo-Vlaamse renaissance- elementen, tevens fungerend als gemeenteschool; in 1958 gesloopt. De spectaculaire bevolkingsgroei van de gemeente in loop van XX noopte tot permanente expansie van administratieve diensten. Deze waren gehuisvest over verschillende kantoorgebouwen en bescheiden lokalen, althans in vergelijking tot de prestigieuze villa's die in gemeente werden opgetrokken.
De Gemeenteraad buigt zich herhaaldelijk over de mogelijkheid om nieuwe lokalen op te trekken. Verschillende plannen voor een prestigieus gemeentehuis volgen elkaar op. In 1913 werd eerste lokatie gekozen: op hoek van Jules de Troozlaan en Charles Thielemanslaan worden terreinen aangekocht. De plannen voor een gemeentehuis n.o.v. arch. Alexis Dumont van 1920 werden niet uitgevoerd. De plannen bekrachtigd door KB van 07.12.1925 voorzien in de bouw van een gemeentehuis aan weerszijden geflankeerd door straten die Tervurenlaan en Ch. Thielemanslaan met elkaar verbinden. Het project werd opgegeven en op deze lokatie werd vlg. KB van 18.03.1938, huidige Don Boscolaan aangelegd.
In 1931 werd voormalig paleis van kardinaal de Granvelle, gelegen in Putterijwijk, gesloopt voor aanleg van Noord-Zuidverbinding. De gemeente Sint-Pieters-Woluwe kocht de gevels van dit gebouw om ze te recupereren in een te bouwen gemeentehuis op de hoek van de Félix Poelsstraat en Ch. Thielemanslaan, ter hoogte van huidig Meiersplein. Bij Gemeenteraadsbesluit van 16.01.1931 kreeg aannemer Jean-Baptiste De Quanter De Vogelaer de opdracht om de gevels van het paleis steen voor steen af te breken en te vervoeren.
Het KB van 19.06.1931 bekrachtigde de onteigening van meerdere gebouwen, voor de aanleg van een plein voor het geplande gemeentehuis. Waarschijnlijk werd het project snel afgevoerd, want in februari 1939 zijn er plannen om de niet gebeeldhouwde hardstenen van het Granvellepaleis als stoepranden te gebruiken, wat in 1944 blijkbaar gebeurd is. Voor 1943 werd een deel van de witstenen hergebruikt voor de bouw van een zuilengalerij op het kerkhof van Stokkel. De rest van de gebeeldhouwde stenen werden geleidelijk aan verkocht aan diverse privé-personen.
In de jaren 1940 en 1950 werden nieuwe tijdelijke kantoren opgetrokken op hoek van Ch. Thielemanslaan met R. Declercqstraat. In 1941 gaf het college aan arch. Vanvlasselaer opdracht voor het ontwerp van een klein gebouw in R. Declercqstraat nr 7. Gemeentearchitect Knippenberg ontwierp andere tijdelijke kantoren, gelegen in Ch. Thielemanslaan nr 2, 1958.
Daarnaast worden nieuwe pistes voor de bouw van een prestigieus gemeentehuis geëxploreerd. De Gemeenteraad van 06.08.1940 bekrachtigde de plannen voor de locatie tegenover de Mellaertsvijvers in Villalobarlaan. In oktober 1945 tekende arch. stedenbouwkundige Marcel Schmitz een voorontwerp voor een driehoekig gemeentehuis met centraal binnenplein en bolvormige klokkentoren, op hoek van Tervurenlaan en huidige Woluwelaan, op huidige ligging van Politieke Gevangenenlaan. Plannen van 1947 voorzien in de aankoop van de Manoir d'Anjou en de verbouwing ervan tot gemeentehuis.
Uiteindelijk werd op 02.02.1948 voor huidige lokatie gekozen. Algemeen rooilijnenplan en onteigening van gronden ter hoogte van fel inzinkend terrein gelegen tussen Paul Lancsweertstraat, Louis Ceustersstraat, François Gaystraat en Charles Thielemanslaan goedgekeurd door KB van 31.01.1949. Terreinen werden gebruikt voor groenteteelt en meeste eigenaars ervan woonden in Fr. Gaystraat. Ze werden in 1949 en 1950 verworven of geruild. Andere werden onteigend na juridische procedure die pas in 1952 werd afgerond.
De Gemeenteraad besliste om voor het nieuwe gemeentehuis een wedstrijd uit te schrijven. Er werd een jury, grotendeels bestaande uit architecten en voorgezeten door burgemeester Jean-Marie Evrard, samengesteld. Het programma bepaalde de diverse oppervlakken voor de lokalen. De deelnemers werden tevens gevraagd om zich voor de uitwerking van de gevels, “te inspireren op de regionale Brabantse stijl, aangepast aan onze tijd”. Het ontwerp van arch. Guillaume Vermeiren en Joseph-Paul Nicaise, werd laureaat, gevolgd door dat van arch. Marcel Callie, wiens architecturaal vocabularium rechtstreeks door de Vlaamse renaissance was geïnspireerd. Het ontwerp van schilder Jean Baltus en arch. Philippe Dumont eindigde op de derde plaats. Een hele reeks ontwerpen eindigde ex-aequo op de vierde plaats: die van arch. Jean Petit, René Coppens, een tweede ontwerp van Vermeiren en Nicaise, Pierre Puissant, Raymond Moenaert, Robert Thoelen en J.B. Verstegen, Marcel Malcorps. Tot de niet weerhouden ontwerpen behoorden die van arch. Joseph Diongre in samenwerking met zijn schoonzoon arch. Maurice Houyoux, van Alexis Dumont en Willem Minnigh.
Het bekroonde ontwerp van arch. G. Vermeiren en J.-P. Nicaise werd goedgekeurd door Gemeenteraad van 02.06.1950. Niettemin bleef het onuitgevoerd tot in 1959. Toen toch werd begonnen met de bouw waren de plannen inmiddels al tien jaar oud en werden ze sterk bekritiseerd omdat ze geen rekening hielden met de evolutie van de moderne architectuur en getuigden van praalzucht en grootheidswaan.
Er werd beslist om de bouw te faseren blok per blok. “Blok B”, de administratieve vleugel, in Paul Lancsweertstraat werd eerst opgetrokken. De eerste steen werd gelegd op 10.06.1961. Het gebouw was in maart 1963 onder dak.
De bouw van “blok X”, het centraal volume van het gebouw bestaande uit het gedeelte met toren op de kruising van de twee vleugels, werd aangevat toen de ruwbouw van blok B nog volop aan de gang was. In mei 1964 was blok X onder dak.
De afwerking van blokken B en X verlopen gelijktijdig. De binnenafwerking werd uitgevoerd door aannemer Max Deyaert. De plafond- en muurverlichting werden in 1965 uitgevoerd en geplaatst door de firme Fiset, n.o.v. arch. G. Vermeiren. Glas-in-loodramen uitgevoerd door meester-glazenier J. Colpaert. De gebouwen werden vanaf november 1965 geleidelijk aan door de administratie betrokken.
Haaks op blokken B en X en parallel met Ch. Thielemanslaan werd “blok A” voorzien. Ruwbouw van laatstgenoemde werd pas aangevat twee jaar na de voltooiing van blokken B en X. Op 01.06.1967 begin van uitgravingen voor funderingen en plaatsing van Franqui funderingspalen. Deze werf werd gekenmerkt door tal van incidenten met vertragingen en stillegging van de werken in 1970 tot gevolg.
Gezien de smaken en opvattingen geëvolueerd waren, werd het programma van arch. G. Vermeiren niet meer door het inmiddels nieuwe college goedgekeurd. In juli 1971 werd een nieuwe studie besteld bij interieurarchitect Christophe Gevers. Het streefdoel was een “rationele en voordelige” inrichting. De nieuwe Gemeenteraad vroeg sobere materialen en een “modern en discreet” decor.
De afwerking van de ruwbouw begon rond maart 1971 en werd toevertrouwd aan aannemer De Schepper. C. Gevers onderhandelde in 1972 met de aannemers van het oude programma. Tegen schadeloosstelling voor geleden verliezen, aanvaardden de marmerslijperij SA Carrières et Usines Dejaiffe, de leverancier van het beslagwerk Victor Mergam, de firma Simonis voor het meubilair en de schrijnwerkerij Eugène Smits SPRL om hun bestellingen aan het nieuwe programma aan te passen. De verlichtingswerken werden in augustus 1973 aan de SPRL Putman toegewezen. De firma De Coene & Cie werd op 27.06.1975 aannemer voor bijkomend meubilair. Het cultureel centrum en een congrescentrum werden op 18.09.1975 ingewijd. Het nieuwe op 15.04.1976 ingerichte plein voor het nieuwe gebouw, werd Paul-Henri Spaakvoorplein gedoopt.
Op de eerste verdieping van blok A, had arch. G. Vermeiren een monumentale college- en trouwzaal voorzien. In zijn programma van 1971, paste C. Gevers dat volume aan door een tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. te creëren, waardoor de hoogte van de zaal werd gereduceerd. Op de verdieping daaronder werd de zogenaamde “Bal 300” ingericht, een polyvalente zaal voor 300 personen. De verdieping boven e.g. werd onderverdeeld in kantoorruimtes.
Eind 1997 lanceerde het college een ideeënwedstrijd voor de herinrichting van deze ruimte, ondertussen “Fabryzaal” genoemd. De wedstrijd werd gewonnen door arch. Thierry Lanotte. De renovatie was eind januari 2000 voltooid. De tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. van de jaren 1970 werd verwijderd en de zaal kreeg uiteindelijk het ruimtelijke volume voorzien in het oorspronkelijk ontwerp van 1949.
Aan de Ch. Thielemanslaan bevindt zich een grote fonteinsculptuur in roze graniet voor een waterbekken, ontworpen door de Franse beeldhouwer Jean-Paul Philippe, en getiteld “La Lune Embarque” (De maan scheept in). Ingewijd op 23.11.2002 ter vervanging van een fontein met verlichting n.o.v. arch. G. Vermeiren.
Stijl
De stijl van het gebouw, toen omschreven als “aan onze tijd aangepaste Brabantse stijl”, is typisch voor de vernieuwing van de nationale architectuur van de jaren 1945-1955. Zij was een conservatieve stroming die de naoorlogse architectuur domineerde. Men wilde weer aanknopen bij de lokale tradities van het ancien régime en de avant-gardistische interbellumarchitectuur de rug toekeren.
Het gemeentehuis belichaamt op een monumentale manier de esthetica van een generatie die na het einde van de oorlog op een moderne manier wilde leven, maar tevens wilde vasthouden aan de traditie, die ze associeerde met waardigheid en tijdloosheid. Tegelijkertijd werden zowel op bouwtechnisch vlak als voor de indeling en het comfort van het interieur de allernieuwste opvattingen gevolgd.
Voor de gevel van het gemeentehuis gebruikte de architect traditionele materialen zoals witsteen, baksteen en arduin. De door interbellumarchitectuur geïntroduceerde materialen, zoals gewapend beton, werden wel intensief gebruikt, maar altijd verborgen achter een bekleding van een zgn. ‘edel' materiaal. Er wordt uitdrukkelijk gerefereerd aan het programma van het typisch Vlaams renaissancistische gemeentehuis: hoge toren (belfort) die de gemeentelijke vrijheden symboliseert, erebalkon voor de burgemeester, monumentale trap. Hetzelfde geldt voor de referenties aan het traditionele architectuurvocabularium: monumentaal beeldhouwwerk, frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., steekbogen met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., hoge daken bedekt met leisteen en dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. De iconografie van diverse decoratieve elementen, gekozen in samenwerking met de lokale historicus Pierre Falkenback, verwijst naar de lokale geschiedenis van het ancien régime, met een praalzucht, die eigenlijk niet past bij het kleine pretentieloze dorp dat Sint-Pieters-Woluwe in XIX nog was.
Terwijl op een duidelijke manier aan het verleden wordt gerefereerd, getuigt de interpretatie echter van pastiche. De gebruikte technieken, de monumentale vereenvoudigde en strakke lijnen, de proporties en indeling van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. laten hier en daar een modernistische invloed doorschemeren en verwijzen onomwonden naar de tijd dat het gebouw werd opgetrokken.
De eerste steen van het in 1949 getekende gemeentehuis, werd pas gelegd in 1961, een tijd waarin zijn stijl al verdrongen was door het drastische modernismeInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton. van eind jaren 1950 opgetrokken administratieve gebouwen in Brussel. De bouw van de diverse vleugels bleef niettemin tot in 1971 verbazend trouw aan het programma dat al twintig jaar oud was. De vrijwel volledige uitvoering van dit indrukwekkende complex in een esthetica van vlak na WO II heeft waarschijnlijk te maken met de uitzonderlijk lange ambtstermijn van Jean-Marie Evrard als burgemeester. In 1949 was hij voorzitter van de voor het gemeentehuis uitgeschreven architectuurwedstrijd en hij bleef tot in 1971 burgemeester. Vanaf die datum haastten zijn opvolgers zich om een einde te maken aan de opdracht van arch. G. Vermeiren “met het oog op een moderne en sobere stijl” en om voor de laatste uit te voeren werken, met name het interieur van het cultureel centrum, voor een radicaal modernistisch programma te opteren. Deze nieuwe koers verklaart tevens de wijzigingen in het programma van de werken waarvoor de ruwbouw in 1971 nog niet was afgewerkt. De huidige voorbouw met portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). van blok A, moest oorspronkelijk gedomineerd worden door twee kolossale beelden en voorzien zijn van een witstenen eretrap met twee rechte delen die rechtstreeks naar de esplanade van de trouwzaal op de eerste verdieping moest leiden. Bovendien waren haaks op blok A, aan de Fr. Gaystraat twee kleine vleugels voorzien.
Beschrijving
Monumentaal gebouw van twee bouwlagen op souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. bestaande uit twee L-vormig opgestelde vleugels, met op de snijding een hoge toren. Bakstenen gevel in traditioneel metselverbandWijze waarop bakstenen aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt., op witstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in tweede en derde bouwlagen met witstenen omlijsting. Beeldhouwwerk op gevel n.o.v. van beeldhouwer Alcide Mathieux van Etterbeek. Hoog dak met drie rijen dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. voor drie zolderverdiepingen.
Toren van 65 m hoog. Op benedenverdieping getraliede deur bereikbaar via trap, leidend naar hal van dienst bevolking. In tweede bouwlaag op hoek van toren witstenen erebalkon met opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; breed rechthoekig hoekvenster met glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. en roeden; beeldhouwwerk (ca 1964-1965): lampetNeerwaartse beëindiging, afhangende versiering als aanzet van een balkon of erker. in vorm van allegorische sirene van de Woluwe en bekroning in vorm van Sint-Pieter geflankeerd door gemeentewapens. In bovenste torengedeelte zes kleine, naar hoek verschoven en boven elkaar geplaatste rondboogvensters. Wijzerplaat in gres met de tekens van de dierenriem (1963). Elektronisch klokkenspel bestaande uit achttien bronzen klokken gegoten door Michiels van Leuven (1969). Witstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Achthoekige, met schiefer beklede lantaarn, bekroond met koperen pijl, uitgevoerd door atelier Ribaut in Drogenbos.
Blok A, parallel met Ch. Thielemanslaan. Op verdieping glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met Frans balkonBorstwering tussen de dagkanten van een naar binnen openslaand venster dat tot de vloer doorloopt. met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in diepe omlijsting; laatstgenoemde getooid met metopenAl of niet versierd vlak tussen de trigliefen van een fries. in Euville, voorstelling: blazoenen van de gemeente en de provincie Brabant (1968-1969).
Rechts voorbouw met monumentaal witstenen portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).. De architectuur van deze voorbouw werd in 1972 vereenvoudigd vlg. het nieuwe programma. Op verdieping groot steekboogvenster met schuine diepe omlijsting. Witstenen inscriptie “WOLUWE St p WOLUWE” onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Op hoeken van dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. hardstenen sculpturen van sirenen (1971).
Achtergevel van Blok B in P. Lancsweertstraat. Uitbouw waarin trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., met over hele hoogte monumentaal rechthoekige muuropening met rasterverdeling.
Monumentale esplanade met oorspronkelijk in het ontwerp voorziene meubilair zoals de door een ketting met elkaar verbonden bloembakken en de bronzen lantaarns.
Interieur
Binneninrichting van blokken B en X naar oorspronkelijk ontwerp van arch. G. Vermeiren, 1949. Benedenverdieping met grote lokettenhal waarvan de loketten met dunne eiken frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.; gewelf op pendentieven, met rozetten, voorstelling: oude zegels van Brabant. Glas-in-loodramen met antiek glas en met mascaronsGehouwen versiering onder de vorm van een (fantastisch) mensen- of dierenmasker., voorstelling: gestileerde munststukken uit dezelfde tijd als blazoenen op het plafond. Geheel op basis van cartons n.o.v. beeldhouwer Mathieux uitgevoerd door meester-glazenier Jacques Colpaert. Vloer met tegels van wit marmer met omlijsting in zwart marmer. Achteraan de hal monumentale trap naar verdiepingen.
Op eerste verdieping: kabinetten van burgemeester en schepenen en gemeenteraadszaal. Vloer van kantoren in parket met complexe geometrische tekening en in verschillende houtsoorten.
Toegang via een grote eiken deur met glas-in-loodramen, uitgevend op een grote hal met twee monumentale schilderijen van schilder Émile Fabry: aan éne kant “Mozes voor Adam en Eva uit het paradijs verjaagd”, aan andere kant “Eschyleia” een episode uit het leven van Prometheus. In kantoor links van hal, nog een monumentaal paneel, getiteld “l'Effort” (De inspanning) van zelfde schilder. Rechts van deze hal kabinetten van burgemeesters en schepenen aan weerszijden van lange gang, achter monumentale dubbele deuren in notenhoutfineer en met panelen bekleed met perkament (1965).
Rechts van gang voor secretariaat, glas-in-loodraam, voorstelling: de Wetenschappen en de Kunsten. Links eerste elektrisch bediende monumentale deur, geeft uit op weelderig gedecoreerd kabinet van de burgemeester; voorafgegaan door wachtkamer met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in stuc (1965). Marmeren (Carrara) vloer in stermotief. Twee fonteintjes met gecanneleerde zuil onder bekken in Carrarisch marmer en bekroond met bronzen sculptuur die bos van Woluwe symboliseert, n.o.v. beeldhouwer Liliane Denet.
Eigenlijke kabinet van burgemeester is een grote ruimte met plafond in vals eiken balkwerk. Monumentale schouw met notenhouten pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; haardplaat in hittebestendig gres met door Mathieux gesculpteerde oude zegels van heren van Woluwe en Stokkel; kacheldeksel met wapens versierd; rookvang en vuurbok met initialen “SWP”, in 1966 besteld bij Mergam. Gewelfde rookvang in gres van Brauvilliers, ca 1967 uitgevoerd door kunstenaar Robert Degeneve; voorstelling: lokale legende van de ketels. Doorlopende friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). gevormd door paneelschilderij geïnspireerd door Italiaanse renaissance, ca 1967 uitgevoerd door Degeneve; voorstelling: Hertoginnendal, ridders en krijgsmannen uit de middeleeuwen, Filips de Goede en zijn hof, het humanisme van Erasmus, jacht in het Zoniënwoud, landelijke taferelen met de oude Sint-Pieterskerk, de Bemelhoeve en het kasteel van Kieffelt. Meubilair en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... in notenhoutfineer. Boven monumentale toegangsdeur bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in glas-in-lood. Bibliotheekkast met valse boekbanden waarachter verborgen deur die vroeger naar toren leidde. Fauteuils in notenhout bekleed met similileer. Kabinetten van schepenen met minder weelderig decor. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... overwegend in notenhoutfineer, bestaande uit bureau met liervormige voet, imposante bibliotheekkasten met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en radiatorkasten met panelen. Aan het einde van de gang, gemeenteraadszaal; parketvloer met grote rozet, grote lange gebogen tafel en lange, met essenhoufineer beklede consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. voor wandlampen. Luchter in Venetiaans glas.
Cultuur- en congrescentrum in blok A, ingericht door interieurontwerper Christophe Gevers in geheel andere stijl, zowel qua programma, gericht op de creatie van functionele ruimten, als qua esthetica, gebaseerd op het gebruik van sobere, zichtbare materialen. Zaal voorzien van schuifwanden waardoor ze kan worden onderverdeeld in ruimten voor 300, 600 en 820 zitplaatsen. Op tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. werd een polyvalente zaal met 200 plaatsen ingericht: geheel in wit marmer en plafond rustend op zuilen. De oorspronkelijk voor de bevolkingsdienst voorziene lokettenzaal, werd omgevormd tot bibliotheek. De monumentale hal werd omgevormd tot polyvalente zaal en in de doorloop werden een discotheek en kantoren ingericht. Er werden tussenverdiepingen toegevoegd zodat grote ruimten met relatief lage plafonds ontstonden. Vloeren bekleed met tegels in Carrarisch marmer in banden van verschillende breedte, bakstenen muren. Plafonds bekleed met gelakte metalen latten of eenvoudig geplafonneerd. Deuren in Securitglas. Leuningen van trappen in buisstaal of eenvoudige metalen strook. In souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. klein literair cabaret, bestaande uit een volumespel van rood geschilderde banken in gewapend beton; kleine houten tafels op rechthoekige betonnen poot; plafond bekleed met hoogpolig tapijt.
“Fabryzaal”, op eerste verdieping van blok A, ingericht tussen 1997 en 2000 n.o.v. arch. Lanotte in postmodernistische stijl. Grote rechthoekige zaal met lichtjes concaaf plafond, gedeeltelijk met doek bespannen. Monumentaal met zink bekleed, gebogen en verhoogd podium. Langs lange zijden loopbruggen, waarvan basis bekleed met gewelfde panelen in esdoornfineer. Borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van gespannen roestvrij stalen kabels. Achtermuur bekleed met panelen met esdoornfineer. Lange gang voor zaal met monumentaal doek van schilder Fabry.
Geschiedenis
In XIX A beschikte administratie van landelijke gemeente Sint-Pieters-Woluwe niet over eigen lokalen. Eerste gemeentehuis opgetrokken in 1860 op hoek van huidige René Declercqstraat en Louis Thysstraat: sober bakstenen huis met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. met neo-Vlaamse renaissance- elementen, tevens fungerend als gemeenteschool; in 1958 gesloopt. De spectaculaire bevolkingsgroei van de gemeente in loop van XX noopte tot permanente expansie van administratieve diensten. Deze waren gehuisvest over verschillende kantoorgebouwen en bescheiden lokalen, althans in vergelijking tot de prestigieuze villa's die in gemeente werden opgetrokken.
De Gemeenteraad buigt zich herhaaldelijk over de mogelijkheid om nieuwe lokalen op te trekken. Verschillende plannen voor een prestigieus gemeentehuis volgen elkaar op. In 1913 werd eerste lokatie gekozen: op hoek van Jules de Troozlaan en Charles Thielemanslaan worden terreinen aangekocht. De plannen voor een gemeentehuis n.o.v. arch. Alexis Dumont van 1920 werden niet uitgevoerd. De plannen bekrachtigd door KB van 07.12.1925 voorzien in de bouw van een gemeentehuis aan weerszijden geflankeerd door straten die Tervurenlaan en Ch. Thielemanslaan met elkaar verbinden. Het project werd opgegeven en op deze lokatie werd vlg. KB van 18.03.1938, huidige Don Boscolaan aangelegd.
In 1931 werd voormalig paleis van kardinaal de Granvelle, gelegen in Putterijwijk, gesloopt voor aanleg van Noord-Zuidverbinding. De gemeente Sint-Pieters-Woluwe kocht de gevels van dit gebouw om ze te recupereren in een te bouwen gemeentehuis op de hoek van de Félix Poelsstraat en Ch. Thielemanslaan, ter hoogte van huidig Meiersplein. Bij Gemeenteraadsbesluit van 16.01.1931 kreeg aannemer Jean-Baptiste De Quanter De Vogelaer de opdracht om de gevels van het paleis steen voor steen af te breken en te vervoeren.
Het KB van 19.06.1931 bekrachtigde de onteigening van meerdere gebouwen, voor de aanleg van een plein voor het geplande gemeentehuis. Waarschijnlijk werd het project snel afgevoerd, want in februari 1939 zijn er plannen om de niet gebeeldhouwde hardstenen van het Granvellepaleis als stoepranden te gebruiken, wat in 1944 blijkbaar gebeurd is. Voor 1943 werd een deel van de witstenen hergebruikt voor de bouw van een zuilengalerij op het kerkhof van Stokkel. De rest van de gebeeldhouwde stenen werden geleidelijk aan verkocht aan diverse privé-personen.
In de jaren 1940 en 1950 werden nieuwe tijdelijke kantoren opgetrokken op hoek van Ch. Thielemanslaan met R. Declercqstraat. In 1941 gaf het college aan arch. Vanvlasselaer opdracht voor het ontwerp van een klein gebouw in R. Declercqstraat nr 7. Gemeentearchitect Knippenberg ontwierp andere tijdelijke kantoren, gelegen in Ch. Thielemanslaan nr 2, 1958.
Daarnaast worden nieuwe pistes voor de bouw van een prestigieus gemeentehuis geëxploreerd. De Gemeenteraad van 06.08.1940 bekrachtigde de plannen voor de locatie tegenover de Mellaertsvijvers in Villalobarlaan. In oktober 1945 tekende arch. stedenbouwkundige Marcel Schmitz een voorontwerp voor een driehoekig gemeentehuis met centraal binnenplein en bolvormige klokkentoren, op hoek van Tervurenlaan en huidige Woluwelaan, op huidige ligging van Politieke Gevangenenlaan. Plannen van 1947 voorzien in de aankoop van de Manoir d'Anjou en de verbouwing ervan tot gemeentehuis.
Uiteindelijk werd op 02.02.1948 voor huidige lokatie gekozen. Algemeen rooilijnenplan en onteigening van gronden ter hoogte van fel inzinkend terrein gelegen tussen Paul Lancsweertstraat, Louis Ceustersstraat, François Gaystraat en Charles Thielemanslaan goedgekeurd door KB van 31.01.1949. Terreinen werden gebruikt voor groenteteelt en meeste eigenaars ervan woonden in Fr. Gaystraat. Ze werden in 1949 en 1950 verworven of geruild. Andere werden onteigend na juridische procedure die pas in 1952 werd afgerond.
De Gemeenteraad besliste om voor het nieuwe gemeentehuis een wedstrijd uit te schrijven. Er werd een jury, grotendeels bestaande uit architecten en voorgezeten door burgemeester Jean-Marie Evrard, samengesteld. Het programma bepaalde de diverse oppervlakken voor de lokalen. De deelnemers werden tevens gevraagd om zich voor de uitwerking van de gevels, “te inspireren op de regionale Brabantse stijl, aangepast aan onze tijd”. Het ontwerp van arch. Guillaume Vermeiren en Joseph-Paul Nicaise, werd laureaat, gevolgd door dat van arch. Marcel Callie, wiens architecturaal vocabularium rechtstreeks door de Vlaamse renaissance was geïnspireerd. Het ontwerp van schilder Jean Baltus en arch. Philippe Dumont eindigde op de derde plaats. Een hele reeks ontwerpen eindigde ex-aequo op de vierde plaats: die van arch. Jean Petit, René Coppens, een tweede ontwerp van Vermeiren en Nicaise, Pierre Puissant, Raymond Moenaert, Robert Thoelen en J.B. Verstegen, Marcel Malcorps. Tot de niet weerhouden ontwerpen behoorden die van arch. Joseph Diongre in samenwerking met zijn schoonzoon arch. Maurice Houyoux, van Alexis Dumont en Willem Minnigh.
Het bekroonde ontwerp van arch. G. Vermeiren en J.-P. Nicaise werd goedgekeurd door Gemeenteraad van 02.06.1950. Niettemin bleef het onuitgevoerd tot in 1959. Toen toch werd begonnen met de bouw waren de plannen inmiddels al tien jaar oud en werden ze sterk bekritiseerd omdat ze geen rekening hielden met de evolutie van de moderne architectuur en getuigden van praalzucht en grootheidswaan.
Er werd beslist om de bouw te faseren blok per blok. “Blok B”, de administratieve vleugel, in Paul Lancsweertstraat werd eerst opgetrokken. De eerste steen werd gelegd op 10.06.1961. Het gebouw was in maart 1963 onder dak.
De bouw van “blok X”, het centraal volume van het gebouw bestaande uit het gedeelte met toren op de kruising van de twee vleugels, werd aangevat toen de ruwbouw van blok B nog volop aan de gang was. In mei 1964 was blok X onder dak.
De afwerking van blokken B en X verlopen gelijktijdig. De binnenafwerking werd uitgevoerd door aannemer Max Deyaert. De plafond- en muurverlichting werden in 1965 uitgevoerd en geplaatst door de firme Fiset, n.o.v. arch. G. Vermeiren. Glas-in-loodramen uitgevoerd door meester-glazenier J. Colpaert. De gebouwen werden vanaf november 1965 geleidelijk aan door de administratie betrokken.
Haaks op blokken B en X en parallel met Ch. Thielemanslaan werd “blok A” voorzien. Ruwbouw van laatstgenoemde werd pas aangevat twee jaar na de voltooiing van blokken B en X. Op 01.06.1967 begin van uitgravingen voor funderingen en plaatsing van Franqui funderingspalen. Deze werf werd gekenmerkt door tal van incidenten met vertragingen en stillegging van de werken in 1970 tot gevolg.
Gezien de smaken en opvattingen geëvolueerd waren, werd het programma van arch. G. Vermeiren niet meer door het inmiddels nieuwe college goedgekeurd. In juli 1971 werd een nieuwe studie besteld bij interieurarchitect Christophe Gevers. Het streefdoel was een “rationele en voordelige” inrichting. De nieuwe Gemeenteraad vroeg sobere materialen en een “modern en discreet” decor.
De afwerking van de ruwbouw begon rond maart 1971 en werd toevertrouwd aan aannemer De Schepper. C. Gevers onderhandelde in 1972 met de aannemers van het oude programma. Tegen schadeloosstelling voor geleden verliezen, aanvaardden de marmerslijperij SA Carrières et Usines Dejaiffe, de leverancier van het beslagwerk Victor Mergam, de firma Simonis voor het meubilair en de schrijnwerkerij Eugène Smits SPRL om hun bestellingen aan het nieuwe programma aan te passen. De verlichtingswerken werden in augustus 1973 aan de SPRL Putman toegewezen. De firma De Coene & Cie werd op 27.06.1975 aannemer voor bijkomend meubilair. Het cultureel centrum en een congrescentrum werden op 18.09.1975 ingewijd. Het nieuwe op 15.04.1976 ingerichte plein voor het nieuwe gebouw, werd Paul-Henri Spaakvoorplein gedoopt.
Op de eerste verdieping van blok A, had arch. G. Vermeiren een monumentale college- en trouwzaal voorzien. In zijn programma van 1971, paste C. Gevers dat volume aan door een tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. te creëren, waardoor de hoogte van de zaal werd gereduceerd. Op de verdieping daaronder werd de zogenaamde “Bal 300” ingericht, een polyvalente zaal voor 300 personen. De verdieping boven e.g. werd onderverdeeld in kantoorruimtes.
Eind 1997 lanceerde het college een ideeënwedstrijd voor de herinrichting van deze ruimte, ondertussen “Fabryzaal” genoemd. De wedstrijd werd gewonnen door arch. Thierry Lanotte. De renovatie was eind januari 2000 voltooid. De tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. van de jaren 1970 werd verwijderd en de zaal kreeg uiteindelijk het ruimtelijke volume voorzien in het oorspronkelijk ontwerp van 1949.
Aan de Ch. Thielemanslaan bevindt zich een grote fonteinsculptuur in roze graniet voor een waterbekken, ontworpen door de Franse beeldhouwer Jean-Paul Philippe, en getiteld “La Lune Embarque” (De maan scheept in). Ingewijd op 23.11.2002 ter vervanging van een fontein met verlichting n.o.v. arch. G. Vermeiren.
Stijl
De stijl van het gebouw, toen omschreven als “aan onze tijd aangepaste Brabantse stijl”, is typisch voor de vernieuwing van de nationale architectuur van de jaren 1945-1955. Zij was een conservatieve stroming die de naoorlogse architectuur domineerde. Men wilde weer aanknopen bij de lokale tradities van het ancien régime en de avant-gardistische interbellumarchitectuur de rug toekeren.
Het gemeentehuis belichaamt op een monumentale manier de esthetica van een generatie die na het einde van de oorlog op een moderne manier wilde leven, maar tevens wilde vasthouden aan de traditie, die ze associeerde met waardigheid en tijdloosheid. Tegelijkertijd werden zowel op bouwtechnisch vlak als voor de indeling en het comfort van het interieur de allernieuwste opvattingen gevolgd.
Voor de gevel van het gemeentehuis gebruikte de architect traditionele materialen zoals witsteen, baksteen en arduin. De door interbellumarchitectuur geïntroduceerde materialen, zoals gewapend beton, werden wel intensief gebruikt, maar altijd verborgen achter een bekleding van een zgn. ‘edel' materiaal. Er wordt uitdrukkelijk gerefereerd aan het programma van het typisch Vlaams renaissancistische gemeentehuis: hoge toren (belfort) die de gemeentelijke vrijheden symboliseert, erebalkon voor de burgemeester, monumentale trap. Hetzelfde geldt voor de referenties aan het traditionele architectuurvocabularium: monumentaal beeldhouwwerk, frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., steekbogen met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf., hoge daken bedekt met leisteen en dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. De iconografie van diverse decoratieve elementen, gekozen in samenwerking met de lokale historicus Pierre Falkenback, verwijst naar de lokale geschiedenis van het ancien régime, met een praalzucht, die eigenlijk niet past bij het kleine pretentieloze dorp dat Sint-Pieters-Woluwe in XIX nog was.
Terwijl op een duidelijke manier aan het verleden wordt gerefereerd, getuigt de interpretatie echter van pastiche. De gebruikte technieken, de monumentale vereenvoudigde en strakke lijnen, de proporties en indeling van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. laten hier en daar een modernistische invloed doorschemeren en verwijzen onomwonden naar de tijd dat het gebouw werd opgetrokken.
De eerste steen van het in 1949 getekende gemeentehuis, werd pas gelegd in 1961, een tijd waarin zijn stijl al verdrongen was door het drastische modernismeInternationale stijl (vanaf ca. 1920) waarbij het functionele primeert op de vorm. Wordt gekenmerkt door een rationeel grondplan, eenvoudige geometrische vormen, platte daken en het gebruik van moderne materialen zoals gewapend beton. van eind jaren 1950 opgetrokken administratieve gebouwen in Brussel. De bouw van de diverse vleugels bleef niettemin tot in 1971 verbazend trouw aan het programma dat al twintig jaar oud was. De vrijwel volledige uitvoering van dit indrukwekkende complex in een esthetica van vlak na WO II heeft waarschijnlijk te maken met de uitzonderlijk lange ambtstermijn van Jean-Marie Evrard als burgemeester. In 1949 was hij voorzitter van de voor het gemeentehuis uitgeschreven architectuurwedstrijd en hij bleef tot in 1971 burgemeester. Vanaf die datum haastten zijn opvolgers zich om een einde te maken aan de opdracht van arch. G. Vermeiren “met het oog op een moderne en sobere stijl” en om voor de laatste uit te voeren werken, met name het interieur van het cultureel centrum, voor een radicaal modernistisch programma te opteren. Deze nieuwe koers verklaart tevens de wijzigingen in het programma van de werken waarvoor de ruwbouw in 1971 nog niet was afgewerkt. De huidige voorbouw met portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). van blok A, moest oorspronkelijk gedomineerd worden door twee kolossale beelden en voorzien zijn van een witstenen eretrap met twee rechte delen die rechtstreeks naar de esplanade van de trouwzaal op de eerste verdieping moest leiden. Bovendien waren haaks op blok A, aan de Fr. Gaystraat twee kleine vleugels voorzien.
Beschrijving
Monumentaal gebouw van twee bouwlagen op souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. bestaande uit twee L-vormig opgestelde vleugels, met op de snijding een hoge toren. Bakstenen gevel in traditioneel metselverbandWijze waarop bakstenen aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt., op witstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in tweede en derde bouwlagen met witstenen omlijsting. Beeldhouwwerk op gevel n.o.v. van beeldhouwer Alcide Mathieux van Etterbeek. Hoog dak met drie rijen dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. voor drie zolderverdiepingen.
Toren van 65 m hoog. Op benedenverdieping getraliede deur bereikbaar via trap, leidend naar hal van dienst bevolking. In tweede bouwlaag op hoek van toren witstenen erebalkon met opengewerkte borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; breed rechthoekig hoekvenster met glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. en roeden; beeldhouwwerk (ca 1964-1965): lampetNeerwaartse beëindiging, afhangende versiering als aanzet van een balkon of erker. in vorm van allegorische sirene van de Woluwe en bekroning in vorm van Sint-Pieter geflankeerd door gemeentewapens. In bovenste torengedeelte zes kleine, naar hoek verschoven en boven elkaar geplaatste rondboogvensters. Wijzerplaat in gres met de tekens van de dierenriem (1963). Elektronisch klokkenspel bestaande uit achttien bronzen klokken gegoten door Michiels van Leuven (1969). Witstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Achthoekige, met schiefer beklede lantaarn, bekroond met koperen pijl, uitgevoerd door atelier Ribaut in Drogenbos.
Blok A, parallel met Ch. Thielemanslaan. Op verdieping glasdeurenDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met Frans balkonBorstwering tussen de dagkanten van een naar binnen openslaand venster dat tot de vloer doorloopt. met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in diepe omlijsting; laatstgenoemde getooid met metopenAl of niet versierd vlak tussen de trigliefen van een fries. in Euville, voorstelling: blazoenen van de gemeente en de provincie Brabant (1968-1969).
Rechts voorbouw met monumentaal witstenen portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).. De architectuur van deze voorbouw werd in 1972 vereenvoudigd vlg. het nieuwe programma. Op verdieping groot steekboogvenster met schuine diepe omlijsting. Witstenen inscriptie “WOLUWE St p WOLUWE” onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Op hoeken van dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. hardstenen sculpturen van sirenen (1971).
Achtergevel van Blok B in P. Lancsweertstraat. Uitbouw waarin trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., met over hele hoogte monumentaal rechthoekige muuropening met rasterverdeling.
Monumentale esplanade met oorspronkelijk in het ontwerp voorziene meubilair zoals de door een ketting met elkaar verbonden bloembakken en de bronzen lantaarns.
Interieur
Binneninrichting van blokken B en X naar oorspronkelijk ontwerp van arch. G. Vermeiren, 1949. Benedenverdieping met grote lokettenhal waarvan de loketten met dunne eiken frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.; gewelf op pendentieven, met rozetten, voorstelling: oude zegels van Brabant. Glas-in-loodramen met antiek glas en met mascaronsGehouwen versiering onder de vorm van een (fantastisch) mensen- of dierenmasker., voorstelling: gestileerde munststukken uit dezelfde tijd als blazoenen op het plafond. Geheel op basis van cartons n.o.v. beeldhouwer Mathieux uitgevoerd door meester-glazenier Jacques Colpaert. Vloer met tegels van wit marmer met omlijsting in zwart marmer. Achteraan de hal monumentale trap naar verdiepingen.
Op eerste verdieping: kabinetten van burgemeester en schepenen en gemeenteraadszaal. Vloer van kantoren in parket met complexe geometrische tekening en in verschillende houtsoorten.
Toegang via een grote eiken deur met glas-in-loodramen, uitgevend op een grote hal met twee monumentale schilderijen van schilder Émile Fabry: aan éne kant “Mozes voor Adam en Eva uit het paradijs verjaagd”, aan andere kant “Eschyleia” een episode uit het leven van Prometheus. In kantoor links van hal, nog een monumentaal paneel, getiteld “l'Effort” (De inspanning) van zelfde schilder. Rechts van deze hal kabinetten van burgemeesters en schepenen aan weerszijden van lange gang, achter monumentale dubbele deuren in notenhoutfineer en met panelen bekleed met perkament (1965).
Rechts van gang voor secretariaat, glas-in-loodraam, voorstelling: de Wetenschappen en de Kunsten. Links eerste elektrisch bediende monumentale deur, geeft uit op weelderig gedecoreerd kabinet van de burgemeester; voorafgegaan door wachtkamer met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. onder frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. in stuc (1965). Marmeren (Carrara) vloer in stermotief. Twee fonteintjes met gecanneleerde zuil onder bekken in Carrarisch marmer en bekroond met bronzen sculptuur die bos van Woluwe symboliseert, n.o.v. beeldhouwer Liliane Denet.
Eigenlijke kabinet van burgemeester is een grote ruimte met plafond in vals eiken balkwerk. Monumentale schouw met notenhouten pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).; haardplaat in hittebestendig gres met door Mathieux gesculpteerde oude zegels van heren van Woluwe en Stokkel; kacheldeksel met wapens versierd; rookvang en vuurbok met initialen “SWP”, in 1966 besteld bij Mergam. Gewelfde rookvang in gres van Brauvilliers, ca 1967 uitgevoerd door kunstenaar Robert Degeneve; voorstelling: lokale legende van de ketels. Doorlopende friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). gevormd door paneelschilderij geïnspireerd door Italiaanse renaissance, ca 1967 uitgevoerd door Degeneve; voorstelling: Hertoginnendal, ridders en krijgsmannen uit de middeleeuwen, Filips de Goede en zijn hof, het humanisme van Erasmus, jacht in het Zoniënwoud, landelijke taferelen met de oude Sint-Pieterskerk, de Bemelhoeve en het kasteel van Kieffelt. Meubilair en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... in notenhoutfineer. Boven monumentale toegangsdeur bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. in glas-in-lood. Bibliotheekkast met valse boekbanden waarachter verborgen deur die vroeger naar toren leidde. Fauteuils in notenhout bekleed met similileer. Kabinetten van schepenen met minder weelderig decor. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... overwegend in notenhoutfineer, bestaande uit bureau met liervormige voet, imposante bibliotheekkasten met frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en radiatorkasten met panelen. Aan het einde van de gang, gemeenteraadszaal; parketvloer met grote rozet, grote lange gebogen tafel en lange, met essenhoufineer beklede consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. voor wandlampen. Luchter in Venetiaans glas.
Cultuur- en congrescentrum in blok A, ingericht door interieurontwerper Christophe Gevers in geheel andere stijl, zowel qua programma, gericht op de creatie van functionele ruimten, als qua esthetica, gebaseerd op het gebruik van sobere, zichtbare materialen. Zaal voorzien van schuifwanden waardoor ze kan worden onderverdeeld in ruimten voor 300, 600 en 820 zitplaatsen. Op tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. werd een polyvalente zaal met 200 plaatsen ingericht: geheel in wit marmer en plafond rustend op zuilen. De oorspronkelijk voor de bevolkingsdienst voorziene lokettenzaal, werd omgevormd tot bibliotheek. De monumentale hal werd omgevormd tot polyvalente zaal en in de doorloop werden een discotheek en kantoren ingericht. Er werden tussenverdiepingen toegevoegd zodat grote ruimten met relatief lage plafonds ontstonden. Vloeren bekleed met tegels in Carrarisch marmer in banden van verschillende breedte, bakstenen muren. Plafonds bekleed met gelakte metalen latten of eenvoudig geplafonneerd. Deuren in Securitglas. Leuningen van trappen in buisstaal of eenvoudige metalen strook. In souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. klein literair cabaret, bestaande uit een volumespel van rood geschilderde banken in gewapend beton; kleine houten tafels op rechthoekige betonnen poot; plafond bekleed met hoogpolig tapijt.
“Fabryzaal”, op eerste verdieping van blok A, ingericht tussen 1997 en 2000 n.o.v. arch. Lanotte in postmodernistische stijl. Grote rechthoekige zaal met lichtjes concaaf plafond, gedeeltelijk met doek bespannen. Monumentaal met zink bekleed, gebogen en verhoogd podium. Langs lange zijden loopbruggen, waarvan basis bekleed met gewelfde panelen in esdoornfineer. Borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. van gespannen roestvrij stalen kabels. Achtermuur bekleed met panelen met esdoornfineer. Lange gang voor zaal met monumentaal doek van schilder Fabry.
Bronnen
Archieven
GASPW/DE, niet geklasseerde fondsen.
GASPW/TP 7121 tot 7351.
Publicaties en studies
FALKENBACK, P., Historique de Woluwe-Saint-Pierre, Gemeente Sint-Pieters-Woluwe, 1992, pp. 143 à 146.
JURION-DE WAHA, F., Het huis in het midden. Gemeentehuizen van Brusselse Agglomeratie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1988, pp. 138-141.
Tijdschriften
GASPW/DE, niet geklasseerde fondsen.
GASPW/TP 7121 tot 7351.
Publicaties en studies
FALKENBACK, P., Historique de Woluwe-Saint-Pierre, Gemeente Sint-Pieters-Woluwe, 1992, pp. 143 à 146.
JURION-DE WAHA, F., Het huis in het midden. Gemeentehuizen van Brusselse Agglomeratie, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1988, pp. 138-141.
Tijdschriften
CHABEAU-POELS, G., TEMMERMAN, C., 'l'Hôtel Granvelle à Woluwe-Saint-Pierre', Wiluwa, 54, 1996, pp. 7-39.'
Un nouvel Hôtel communal', Architecture-Urbanisme-Habitation, 11, 1949, pp. CIV-CV, 121-128.
Un nouvel Hôtel communal', Architecture-Urbanisme-Habitation, 11, 1949, pp. CIV-CV, 121-128.