Typologie(ën)
burgerwoning
Ontwerper(s)
Léon SNEYERS – architect – 1903
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Joost-ten-Node (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 10924
Beschrijving
Ensemble van vier huizen in art-nouveaustijl, n.o.v. arch. Léon SNEYERS (1903) i.o.v. Léon Verbe. Gevel getekend met monogram van de arch.
Telkens drie bouwlagen en twee of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). Gevelparement in baksteen versierd met elementen in blauwe hardsteen. De panden dateren uit de beginperiode van de arch., toen de invloed van zijn leermeesters Paul HANKAR en Adolphe CRESPIN zich nog sterk liet voelen. Dit blijkt uit de grote soberheid van het geheel en het beperkt gebruik van gebogen lijnen.
Dit ensemble vormt een goed voorbeeld van hoe SNEYERS een eigen gezicht trachtte te geven aan de traditionele smalle ééngezinswoningen. Opmerkelijk is de opeenvolging van muuropeningen die een sterk rytmisch accent aan het geheel verleent en tegelijkertijd de symmetrie van de gevelopstand wil doorbreken; uit het ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. met geometrische motieven, het raam- en houtwerk en de glasramen en tegeldecoratie met florale motieven blijkt zijn belangstelling voor de decoratieve kunsten.
Nr. 22 valt op door haar gegroefde plint waarin twee hoge, rechthoekige souterrainvensters zijn voorzien, de vleugeldeur met rondbogig bovenvenster en het halfrond balkon op centrale consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met ijzeren leuning.
Nr. 24 huisvestte aanvankelijk de kantoren en opslagplaatsen van de "Union économique" en was verbonden met de Leuvensesteenweg Nr. 44 via een loopbrug. Interieurwijzigingen in 1932 n.o.v. arch. Fr. DE DECKER. Opmerkelijk hier zijn de behandeling van de souterrainvensters, de paneeldeur onder afdak en het hierboven geplaatst vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met glasraam waartussen zich een paneel met tegeldecor bevindt. In de bredere linkertravee, grote erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met arduinen stijlen en lekdrempels met spuwersUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd. en bekronend balkon; in laatste bouwlaag, breed drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. met arduinen boogstenen, timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met tegeldecor aan beide zijden geflankeerd door twee uitgelengde ijzeren consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). ondersteunen.
De begane grond van Nr. 26 wordt volledig gedomineerd door een modern (1977) breed rolluik dat ingang verleent tot een magazijn. Hierdoor wordt het hele ritme doorbroken van subtiel afwisselende rondboog- en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Nr. 28 bezit de meest complexe gevel. Rond de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. symmetrische afwisseling van rondboog- en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., behalve ter hoogte van het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. waar de grootte van de rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en deur in stijgende lijn gaan. De bovendorpel van de deur schraagt het bekronend rondboogvenster dat zich op dezelfde hoogte bevindt als dat van de overige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de begane grond, de sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. vormt tevens de consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die het balkon in de tweede bouwlaag ondersteunt. Centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in tweede bouwlaag rustend op lekdrempel met spuwerUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd., de arduinen tussenstijl eindigt op een consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die het centraal balkon in de derde bouwlaag schraagt.
Beschermd op 14.04.1994.
Telkens drie bouwlagen en twee of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. (pannen). Gevelparement in baksteen versierd met elementen in blauwe hardsteen. De panden dateren uit de beginperiode van de arch., toen de invloed van zijn leermeesters Paul HANKAR en Adolphe CRESPIN zich nog sterk liet voelen. Dit blijkt uit de grote soberheid van het geheel en het beperkt gebruik van gebogen lijnen.
Dit ensemble vormt een goed voorbeeld van hoe SNEYERS een eigen gezicht trachtte te geven aan de traditionele smalle ééngezinswoningen. Opmerkelijk is de opeenvolging van muuropeningen die een sterk rytmisch accent aan het geheel verleent en tegelijkertijd de symmetrie van de gevelopstand wil doorbreken; uit het ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. met geometrische motieven, het raam- en houtwerk en de glasramen en tegeldecoratie met florale motieven blijkt zijn belangstelling voor de decoratieve kunsten.
Nr. 22 valt op door haar gegroefde plint waarin twee hoge, rechthoekige souterrainvensters zijn voorzien, de vleugeldeur met rondbogig bovenvenster en het halfrond balkon op centrale consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met ijzeren leuning.
Nr. 24 huisvestte aanvankelijk de kantoren en opslagplaatsen van de "Union économique" en was verbonden met de Leuvensesteenweg Nr. 44 via een loopbrug. Interieurwijzigingen in 1932 n.o.v. arch. Fr. DE DECKER. Opmerkelijk hier zijn de behandeling van de souterrainvensters, de paneeldeur onder afdak en het hierboven geplaatst vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met glasraam waartussen zich een paneel met tegeldecor bevindt. In de bredere linkertravee, grote erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met arduinen stijlen en lekdrempels met spuwersUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd. en bekronend balkon; in laatste bouwlaag, breed drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. met arduinen boogstenen, timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met tegeldecor aan beide zijden geflankeerd door twee uitgelengde ijzeren consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). ondersteunen.
De begane grond van Nr. 26 wordt volledig gedomineerd door een modern (1977) breed rolluik dat ingang verleent tot een magazijn. Hierdoor wordt het hele ritme doorbroken van subtiel afwisselende rondboog- en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur..
Nr. 28 bezit de meest complexe gevel. Rond de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. symmetrische afwisseling van rondboog- en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., behalve ter hoogte van het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping. waar de grootte van de rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en deur in stijgende lijn gaan. De bovendorpel van de deur schraagt het bekronend rondboogvenster dat zich op dezelfde hoogte bevindt als dat van de overige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de begane grond, de sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. vormt tevens de consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die het balkon in de tweede bouwlaag ondersteunt. Centraal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in tweede bouwlaag rustend op lekdrempel met spuwerUitmonding van een goot of waterbekken waarlangs overtollig water wordt afgevoerd., de arduinen tussenstijl eindigt op een consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. die het centraal balkon in de derde bouwlaag schraagt.
Beschermd op 14.04.1994.
Bronnen
Archieven
GASJ/DS/OW 6416, 6417, 6418, 6419 (1903), 11875, 11985, (1932), 16608 (1977).
KCML, VGM/JJP/MMC/dl/2.36.
Publicaties en studies
MARTINY, V.-G., Académie de Bruxelles, deux siècles d'architecture, AAM, Brussel, 1989, pp. 364-367.
GASJ/DS/OW 6416, 6417, 6418, 6419 (1903), 11875, 11985, (1932), 16608 (1977).
KCML, VGM/JJP/MMC/dl/2.36.
Publicaties en studies
MARTINY, V.-G., Académie de Bruxelles, deux siècles d'architecture, AAM, Brussel, 1989, pp. 364-367.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid