Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Yvan BLOMME – architect – 1961
Jean-François PETIT – architect – 1961
Jean HENDRICKX – architect – 1961
René AERTS – architect – 1961
Paul RAMON – architect – 1961
Adrien BRESSERS – architect – 1961
A. VAN ACKER – architect – 1961
Marcel LAMBRICHS – architect – 1961
Jean VAN DOOSSELAERE – architect – 1961
Abram (Abraham) LIPSKI – ingenieur-architect – 1961
Michel JASPERS – architect – 1993
Jacques MOESCHAL – beeldhouwer – 1966
Jean-Pierre GHYSELS – beeldhouwer – 1966
R. et R. MAHIEU – architect – 1993
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Hedendaags Erfgoed (Urbat - 1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Groot ensemble van kantoren i.o.v. de Rijkskas voor Werknemerspensioenen, 1961. Bouw geleid door groep van architecten (René Aerts, Paul Ramon, Adrien Bressers, A. Van Acker, Marcel Lambrichs en Jean Van Doosselaere) en ingenieurs (studiebureau A. Lipski) aanvankelijk voorgezeten door Yvan Blomme maar na zijn dood opgevolgd door Jean-François Petit, bijgestaan door Jean Hendrickx.
Omvat drie gebouwen: vierkante toren van 150 m hoog, klein volume van één bouwlaag dat ingang van toren vormt, en veelhoekig gebouw met vier bouwlagen. Twee laatste met toren verbonden door loopbrug over private straat. Ensemble heeft volume van ca 375.000 m³.
Toren met 38 bouwlagen en drie ondergrondse bouwlagen. Om een zo groot mogelijke kantoorruimte te creëren, zijn de dienstruimtes (liften, trappen, vestiaires, sanitair en archieven) samengebald in het midden van de toren. Deze vierkante kern met een metalen geraamte en bekleed met beton, vormt tevens de enige dragende pijler1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) van heel het complex. Haar funderingsplaat bevindt zich 9 m onder straatniveau. Elke vloerplaat steunt op vier voorgebogen dragende liggers, zgn. Preflex-liggers, ontwikkeld door ingenieur A. Lipski.
Om de uiteinden van de vloerplaten niet te belasten, ontwierpen de architecten een lichte gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. met uitspringende stalen en aluminium stijlen, polyester raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met dubbel glas en donkergekleurde borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in Glasal. De oorspronkelijke gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. werd in 1993 door architecten Michel Jaspers, R. en H. Mahieu vervangen door spiegelglazen variant in postmoderne stijl met tal van lichtgekleurde horizontale banden.
Sokkel van toren bekleed met lichtgrijs gepolijst graniet en aan oost- en westgevel telkens voorzien van een monumentaal, geometrisch fonteinbeeld. Beelden spelen tevens rol in koeling van water van klimaatsregeling, dat naar een groot bekken wordt afgeleid; ontworpen door Jacques Moeschal en Jean-Pierre Ghysels, die in 1966 ex æquo wedstrijd wonnen georganiseerd door Staatskas. Beeld van Jacques Moeschal is van roestvrij staal, dat van Jean-Pierre Ghysels van platen geslagen koper.
Toegangsvolume oorspronkelijk ook bekleed met graniet, maar grondig gerenoveerd in postmoderne stijl en voorzien van grote gebogen luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak..
Polygonaal gebouw nu volledig bekleed met glasstructuur. Oorspronkelijk volledig opengewerkte benedenverdieping met fijn metalen schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... . Uitkragende middelste bouwlagen waren bekleed met panelen lichtgrijs graniet en waren aan uiteinden opengewerkt door lange vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters.. Hoogste bouwlaag was blindZonder opening; blind venster, schijnopening. en lag onder breed uitstekende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en plat dak.
Bronnen
GASG/DS 126 (1961), 178 (1993).
KIK, 207485B.
Verzameling postkaarten Dexia Bank.
Publicaties en studies
Robert-Jones, P., Jacques Moeschal ou la sculpture architectonique, Les carnets d'architecture contemporaine 6, CFC éd., Brussel, 2002.
Tijdschriften
‘ La Tour du Midi à Bruxelles, arch. R. Aerts et P. Ramon / Y. Blomme et J.F. Petit / A. Bressers et A. Van Acker / M. Lambrichs / J. Van Doosselaere ', Architecture 68, 83, pp. 144-155.
‘ Immeuble de bureaux à Bruxelles, arch. E. Verhaegen ', Architecture 68, 83, pp. 156-159.
‘ Une nouvelle fontaine à Bruxelles ', Brabant, 3, 1968, p. 19.
‘ La Tour du Midi ', La Maison, 1, 1967, pp. 15-23, 34-35.
NOVGORODSKY, L., ‘ La Tour du Midi à Bruxelles. Immeuble pour bureaux de 37 étages et de 150 m de hauteur ', La Technique des Travaux, 11-12, 1966, pp. 322-335.
Files
Extrait de la revue Technique des travaux / Uittreksel van het tijdschrift Technique des travaux (PDF - )
Extrait de la revue La Maison / Uittreksel van het tijdschrift La Maison (PDF - )
Extrait de la revue Architecture / Uittreksel van het tijdschrift Architecture (PDF - )
Extrait de la revue Brabant / Uittreksel van het tijdschrift Brabant (PDF - )