Typologie(ën)
burgerwoning
architectenwoning
architectenwoning
Ontwerper(s)
Arthur DE RIJCKER – architect – 1887
Louis DE RIJCKER – aannemer, architect – 1887
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1997-2004
id
Urban : 1485
Beschrijving
Twee huizen in eclectische stijl n.o.v. arch. Arthur en Louis De Rijcker, 1887.
Nr. 26. Oorspronkelijk bestemd voor persoonlijk gebruik van de architecten.
Bakstenen gevel met wit- en hardstenen elementen en met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers.. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met rustica. Benedenverdieping met gebosseerde ringen. Muuropeningen rechthoekige of getoogd, in derde bouwlaag met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. HoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. bekroond door topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met bewerkte uitspringende dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). en op verdiepingen geflankeerd door monumentale lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). verbonden door boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.; houten erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met balustersVaasvormige spijl van een borstwering. op borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., bekroond door terras met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; tweelicht in topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. onder latei en waaiervormende welfstenen met uitspringende lekdrempel op lampetNeerwaartse beëindiging, afhangende versiering als aanzet van een balkon of erker.. ToegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. met vleugeldeur onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.; getoogd impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. boven deur. In tweede bouwlaag, vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning., trapezoïdaal balkon op lampetNeerwaartse beëindiging, afhangende versiering als aanzet van een balkon of erker.. Bewaard schrijn- en ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw..
Nr. 28. Op hoek met Capouilletstraat, huis gerenoveerd en voorzien van nieuwe erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en garage (arch. Lucien Lesage, 1934). Drie bouwlagen en twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Bosquetstraat, drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Capouilletstraat. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Benedenverdieping geritmeerd door geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. In tweede bouwlaag links gewelfde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op druiper. In Capouilletstraat, blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. zijtravee. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met in eerste bouwlaag kleine gewelfde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.. IJzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... , bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met glasramen (1934).
Nr. 26. Oorspronkelijk bestemd voor persoonlijk gebruik van de architecten.
Bakstenen gevel met wit- en hardstenen elementen en met asymmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit twee ongelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de hoofdtravee is meestal breder, rijker uitgewerkt en wordt verder benadrukt door licht vooruit te springen en/of door één of meer balkons; de kelders zijn meestal hoog, wat zich vertaalt in een hoge onderbouw; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers.. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met rustica. Benedenverdieping met gebosseerde ringen. Muuropeningen rechthoekige of getoogd, in derde bouwlaag met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. en archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. HoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel. bekroond door topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met bewerkte uitspringende dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). en op verdiepingen geflankeerd door monumentale lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). verbonden door boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.; houten erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met balustersVaasvormige spijl van een borstwering. op borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., bekroond door terras met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; tweelicht in topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. onder latei en waaiervormende welfstenen met uitspringende lekdrempel op lampetNeerwaartse beëindiging, afhangende versiering als aanzet van een balkon of erker.. ToegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. met vleugeldeur onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles.; getoogd impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. boven deur. In tweede bouwlaag, vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met aediculaVersieringsmotief, ontleend aan de klassieke bouwkunst, vormt samenstel van pijlers en een klassieke bekroning., trapezoïdaal balkon op lampetNeerwaartse beëindiging, afhangende versiering als aanzet van een balkon of erker.. Bewaard schrijn- en ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw..
Nr. 28. Op hoek met Capouilletstraat, huis gerenoveerd en voorzien van nieuwe erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. en garage (arch. Lucien Lesage, 1934). Drie bouwlagen en twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Bosquetstraat, drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Capouilletstraat. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Benedenverdieping geritmeerd door geblokte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. In tweede bouwlaag links gewelfde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op druiper. In Capouilletstraat, blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. zijtravee. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met in eerste bouwlaag kleine gewelfde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.. IJzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw. en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... , bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met glasramen (1934).
Bronnen
Archieven
GASG/DS 1974 (1887); 28: 101 (1934).
GASG/DS 1974 (1887); 28: 101 (1934).