Gemeentelijk Technisch College Frans Fischer, vml. École Professionnelle et Ménagère Frans Fischer
Generaal Eenensstraat 66
Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Adolphe PAILLET – architect – 1916-1924
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Schoolcomplex in het huizenblok gevormd door de Metsysstraat en de Voltairelaan, in eclectische stijl, ontworpen in 1916 door gemeentearchitect Adolphe Paillet, gebouwd in 1922-1924 en ingehuldigd op 10.07.1926. Gesigneerd rechts op de benedenverdieping “A. PAILLET / ARCHTE”.
Geschiedenis
Het complex omvatte oorspronkelijk een gemeentelijke beroeps- en huishoudschool voor meisjes, een kleuterschool en een crèche. Het verving een ander beroeps- en huishoudschool voor meisjes die vóór de oorlog in de Wijnheuvelenstraat was gevestigd (zie nr. 155 en 157). De school werd vernoemd naar een Schaarbeeks schepen van Openbare Werken die aan de basis lag van de bouw van verscheidene scholen in de gemeente. In de jaren 1980 fuseerde de beroeps- en huishoudschool met de nijverheidsschool van de Bijenkorfstraat (zie nr. 30); het nieuwe instituut, Frans Fischer genaamd, werd over de twee vestigingen verspreid.
Plan
Aan de Generaal Eenensstraat, gebouw dat oorspronkelijk als woning diende, met drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. De linkerpoort geeft toegang tot een binnenplaats, de rechterpoort wordt verlengd door een overdekte doorgang die naar de achtergebouwen loopt. Deze gebouwen omvatten een rechthoekig volume van vier bouwlagen, verlengd door een even hoge overdekte speelplaats, onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Langs de speelplaats bevinden zich twee aan elkaar palende vleugels met klassen, ook van vier bouwlagen, onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Het complex omvat twee binnenspeelplaatsen en een achtertuin. In de jaren 1970 werd rechts van het gebouw aan de straatkant een gebouw met twee turnzalen opgetrokken (n.o.v. gemeentearchitect P. Bertrand, 1971).
Gevels
Aan de straatkant, symmetrische gevel van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), in baksteen met witstenen elementen. Zijtraveeën voorzien van een inrijpoort en bekroond door een trapezoïdale geveltop met ovale oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) inspringend op de verdiepingen; op de eerste, spiegel met het opschrift “ECOLE PROFESSIONNELLE ET MENAGERE / FRANS FISCHER”, op de tweede, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. versierd met bas-reliëfs met putti, uitgevoerd door beeldhouwer Pierre Theunis in 1925. Doorlopende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). bewaard. Klimmende houten dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder boogvormige kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
De achtergebouwen hebben bakstenen gevels met hardstenen elementen. De meeste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. zijn per twee of per drie gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd., onder een betonnen latei, behalve de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de laatste bouwlaag, die korfboogvormig zijn. De gevel van het rechthoekige volume heeft een centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. gescheiden door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.; loggiaOverdekte, halfopen ruimte; schaduwrijke inham in de gevel van een gebouw. met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op twee zijden van de derde verdieping, thans afgesloten met raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.. Aan de tuin, gevel met centrale getrapte venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die de overdekte speelplaats verlichten.
Interieur
In het gebouw aan de straatkant, voorplaats van de benedenverdieping oorspronkelijk bestemd voor een dokter, de achterplaats voor de conciërge. Conciërgewoning op de eerste verdieping, appartement op de tweede.
In het rechthoekige gebouw, personeelslokaal op de benedenverdieping, tekenzaal op de eerste twee verdiepingen, “overdekt terras” gepland op de laatste.
Overdekte speelplaats van drie bouwlagen; trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. met smeedijzeren trapleuningen en lift. In het volume aan de binnenplaats, lokalen die op de speelplaats uitgeven: bureau van de directrice op de benedenverdieping, dactylografielokaal op de eerste verdieping, borduurlokaal op de tweede.
In de haaks geplaatste vleugels, gescheiden door een gang, bewaarschoolklassen en speelzalen op de benedenverdieping, klassen op de eerste verdieping, diverse zalen op de tweede – “linnen”, “mode en bloemen”, “confectiekleding”.
Volume van de overdekte speelplaats en vleugels met klassen met metalen gebinte.
Muren bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. met imitatievoegen. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in roze granito en hardsteen.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 113-66.
GAS/OW École Frans Fischer.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid