Typologie(ën)
school
kasteel
landhuis
kasteel
landhuis
Ontwerper(s)
Émar COLLÈS – architect – 1891-1903
J. DE ROECK – architect – 1928-1951
J. DE KNOOP – aannemer – 1934
Stéphane DHAEYER – architect – 1981
Stijlen
Neogotiek
Neoclassicisme
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2012-2013
id
Urban : 22382
Beschrijving
Voor zover bekend gaat de geschiedenis van de site van het huidige Institut de la Sainte-Famille d'Helmet terug tot eind 17de eeuw. Toen liet de familie de Saedeleer een landhuis bouwen op een groot domein dat zich tot aan het kanaal van Willebroek uitstrekte. In 1753 werd het eigendom gekocht door Jean-Baptiste Rol en Marie-Isabelle de Man, die de woning restaureerden. In 1765 werd het domein verworven door Adrien-Ange de Walckiers, die de woning tot kasteel omvormde, het domein uitbreidde en er een park aanlegde. Na diens overlijden in 1799 deed zijn zoon Edouard afstand van zijn erfenis, en andere families volgden er elkaar op, waaronder de familie Plovits vanaf 1807. In 1824 werd het eigendom verkaveld en werd een groot deel van het park een weide. Tussen 1824 en 1826 werd het kasteel gesloopt door zijn nieuwe eigenaar, een zekere de Meeûs, met uitzondering van het oostelijke uiteinde. In 1861 werd het domein gekocht door Edouard Vandersmissen, die er vóór 1865 het huidige kasteel bouwde en het park helemaal opnieuw liet aanleggen. Op basis van oude kaarten weerlegt deze stelling een andere, als zou het huidige kasteel nog altijd dat zijn dat Adrien-Ange de Walckiers had laten bouwen nadat hij het domein in 1765 had verworven. Het is echter mogelijk dat Vandersmissen een deel van de kelders en misschien de gevel van het deel van zijn woning dat nog na 1826 bestond, in zijn kasteel inwerkte.
In 1891 werd het domein gekocht door de congregatie van de Dames de la Sainte-Famille met het doel er een meisjespensionaat op te richten. Al in datzelfde jaar bouwde de congregatie de eerste zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van het pensionaatsgebouw, dat tegen de zuidoostelijke hoek van het kasteel was gevestigd. Misschien waren die al van de hand van architect Emar Collès, medestichter van de Sint-Lucasscholen in Brussel in 1882, die het gebouw enkele jaren later vergrootte. In 1893 ontwierp Collès langs de Chaumontelstraat een L-vormige galerij van één bouwlaag, en in 1895 breidde hij het pensionaat uit met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waartegen hij een trappengebouw van vier bouwlagen aanbouwde. In de as hiervan bouwde hij ook een neogotische kapel. In 1903, ten slotte, tekende Collès de plannen voor twee zijbeuken in dezelfde stijl als het schip, evenals die van twee analoge traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voor het pensionaatsgebouw, aangebouwd rechts van het trappengebouw. Vóór 1914 werden nog verscheidene minder belangrijke gebouwen aan het complex toegevoegd.
Tijdens het interbellum werden drie nieuwe vleugels op de site gebouwd. In 1922 kwam in het verlengde van het pensionaatsgebouw een vleugel met klaslokalen en kamers, en in 1930 ontwierp architect J. De Roeck aan de kant van de Chaumontelstraat een vleugel evenwijdig met de vorige, met een feestzaal. In 1934 bouwde aannemer Joseph De Knoop recht op de Chaumontelstraat een vleugel met klaslokalen bestemd voor een huishoudschool. Na de oorlog werd een aantal bijgebouwen toegevoegd en werden sommige vleugels verbouwd (n.o.v. architecten Paul en Stéphane Dhaeyer, 1961 en 1965); in 1981 werd aan de Chaumontelstraat een laatste vleugel gebouwd (n.o.v. architect Stéphane Dhaeyer), na de afbraak van bestaande lokalen. In 2002, ten slotte, werden het kasteel en de kapel, samen met de gevels, de bedaking en het meubilair onroerend door bestemming van het pensionaatsgebouw, als geheel beschermd.
In 1891 werd het domein gekocht door de congregatie van de Dames de la Sainte-Famille met het doel er een meisjespensionaat op te richten. Al in datzelfde jaar bouwde de congregatie de eerste zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van het pensionaatsgebouw, dat tegen de zuidoostelijke hoek van het kasteel was gevestigd. Misschien waren die al van de hand van architect Emar Collès, medestichter van de Sint-Lucasscholen in Brussel in 1882, die het gebouw enkele jaren later vergrootte. In 1893 ontwierp Collès langs de Chaumontelstraat een L-vormige galerij van één bouwlaag, en in 1895 breidde hij het pensionaat uit met vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waartegen hij een trappengebouw van vier bouwlagen aanbouwde. In de as hiervan bouwde hij ook een neogotische kapel. In 1903, ten slotte, tekende Collès de plannen voor twee zijbeuken in dezelfde stijl als het schip, evenals die van twee analoge traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voor het pensionaatsgebouw, aangebouwd rechts van het trappengebouw. Vóór 1914 werden nog verscheidene minder belangrijke gebouwen aan het complex toegevoegd.
Tijdens het interbellum werden drie nieuwe vleugels op de site gebouwd. In 1922 kwam in het verlengde van het pensionaatsgebouw een vleugel met klaslokalen en kamers, en in 1930 ontwierp architect J. De Roeck aan de kant van de Chaumontelstraat een vleugel evenwijdig met de vorige, met een feestzaal. In 1934 bouwde aannemer Joseph De Knoop recht op de Chaumontelstraat een vleugel met klaslokalen bestemd voor een huishoudschool. Na de oorlog werd een aantal bijgebouwen toegevoegd en werden sommige vleugels verbouwd (n.o.v. architecten Paul en Stéphane Dhaeyer, 1961 en 1965); in 1981 werd aan de Chaumontelstraat een laatste vleugel gebouwd (n.o.v. architect Stéphane Dhaeyer), na de afbraak van bestaande lokalen. In 2002, ten slotte, werden het kasteel en de kapel, samen met de gevels, de bedaking en het meubilair onroerend door bestemming van het pensionaatsgebouw, als geheel beschermd.
Files
Institut de la Sainte-Famille d'Helmet (PDF - )
Geschiedenis en beschrijving
Opmerkelijke bomen in de nabijheid