Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
Joseph Jonas DUMONT – architect – 1846-1849
Louis DE CURTE – architect – 1877-1885
Gustave LADON – glazenier – 1860-1915
Auguste-François MALFAIT – beeldhouwer – 1855-1890
Jean-François MALFAIT – beeldhouwer – 1855-1890
VAN DEN POORTEN – glazenier – 1860-1915
MERKLIN SCHUTZE & CIE – orgelbouwer – 1868
Stijlen
Neogotiek
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2007-2009
id
Urban : 19045
Beschrijving
Religieus gebouw in flamboyante neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors., gebouwd tussen 1846 en 1849 naar plannen van architect Joseph Jonas Dumont, en in 1885 vergroot naar plannen van 1877 van architect Louis De Curte.
Belangrijk voorbeeld van de vroege neogotische architectuur in Brussel. Het getuigt van een visie op de middeleeuwse architectuur zoals die in de eerste helft van de 19e eeuw tot ontwikkeling kwam en die minder archeologisch is dan de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. uit latere jaren. In zijn boek The true principles of pointed or christian architecture (Bohn, Londen, 1853) bekritiseerde de Engelse architect Pugin dan ook het gebrek aan eenvormigheid tussen het interieur en het exterieur van deze kerk.
Geschiedenis
Vermits de wijk van de Naamsepoort in de eerste helft van de 19e eeuw een grote expansie had gekend, werd hier bij K.B. van 18.05.1845 een nieuwe parochie opgericht. Deze werd genoemd naar Sint-Bonifaas (1181–1260), theoloog en heilige van Brabant, en gedurende acht jaar bisschop van Lausanne (1231-1239). Hij leefde twintig jaar lang zonder bisdom in ballingschap in Elsene en stierf in de abdij van Terkameren, waar hij bij de cisterciënzermonniken was ingetreden. Bonifaas werd in 1603 zalig en in 1702 heilig verklaard. In het klooster van Terkameren is een kapel aan hem gewijd.
Gezien de parochie een kerk nodig had, verwierf de kerkfabriek van Sint-Bonifaas een terrein van M. Cool, gelegen in de Vredestraat. Ze kocht tegelijk een aanpalend huis om er de pastorie in te vestigen (nr. 21).
De opdracht voor het ontwerp werd toevertrouwd aan architect Joseph Jonas Dumont, die bekend stond om zijn talrijke restauraties van gotische kerken in België. De bouw van de kerk begon in mei 1846. Ze werd ingewijd op 01.04.1849 maar pas in 1857 waren haar gevel en haar toren voltooid.
Al gauw bleek dat de kerk te klein was voor de talrijke gelovigen in de parochie en de uitbreiding werd bestudeerd in het kader van het plan voor de stedenbouwkundige heraanleg van de Bonifaaswijk, dat werd goedgekeurd op 10.05.1876. In het plan was achteraan de bestaande kerk een terrein voorzien uitgevend op de twee aan te leggen schuine straten – de Atheneumstraat en de Bourréstraat – die samenkomen op een brede, aan te leggen straat in de as van de kerk – de Jules Bouillonstraat. De kerkfabriek doet beroep op architect Louis De Curte, die in Frankrijk als restaurateur onder toezicht van Eugène Viollet-le-Duc had gewerkt en een grondige kennis bezat over de middeleeuwse architectuur.
Het terrein voor de uitbreiding werd op 15.05.1878 aan de kerkfabriek overgelaten, maar de liberale minister van Justitie Jules Bara weigerde de plannen van De Curte goed te keuren. Pas in 1884 zette de nieuwe minister van Justitie Charles Woeste het licht op groen voor de uitbreiding van de kerk. In 1885 begon men met de uitvoering van het ontwerp van De Curte, dat bestond uit de toevoeging van een dwarsbeuk en een nieuw koor naar model van de Franse gotiek, en vier jaar later waren de werken voltooid.
Grondplan
Grondplan in de vorm van een Latijns kruis met drie beuken van gelijke hoogte. Vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), een dwarsbeuk van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en slechts lichtjes uitspringend, en een koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), voorafgegaan door een traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die identiek is aan die voor de dwarsbeuk. Grote polygonale koorsluiting, geflankeerd door twee rechthoekige sacristieën.
Dit plan in de vorm van een Latijns kruis resulteert uit de verbouwingen die architect L. De Curte in 1885 uitvoerde, maar die eigenlijk teruggrepen op het aanvankelijke ontwerp van Dumont, dat toen bij gebrek aan middelen niet kon worden uitgevoerd. De kerk van Dumont telde slechts drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Het koor bestond uit een eenvoudige traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door twee laterale kapellen, eindigend in een kleine polygonale koorsluiting. De Curte verving dit koor door het huidige, veel grotere exemplaar en voegde een dwarsbeuk toe.
Het door Dumont ontworpen interieur werd gekenmerkt door neoclassicistische elementen zoals een relatief laag schip dat een grote en luchtige ruimte vormde. Deze neoclassicistische visie is nog terug te vinden in de sobere profileringen en de uniforme bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. oppervlakken, maar door zijn grondplan in de vorm van een Latijns kruis hoort de kerk eerder bij de categorie van de hallenkerk en leunt ze dichter aan bij de gotische modellen.
Hoofdgevel
Piramidale structuur gedomineerd door de spits van de klokkentoren. Gevel in Gobertangersteen. In de gevelcompositie is het grondplan met drie beuken terug te vinden: drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met telkens een portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en afgebakend door steunberen bekroond met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje..
Middenportaal omlijst door twee kleine steunberen bekroond met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., waarboven een wimberg met opengewerkte motieven in flamboyante gotiek. TimpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. gedecoreerd met bas-reliëf van de beeldhouwer J. Laumans (1863), gewijd aan het Mirakel van de vermenigvuldiging van de broden. Laterale portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder stenen timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met traceringen van drielobbige bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden., bekroond met een vierpas.
Boven de drie portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., grote gelijkzijdige spitsboogvensters met maaswerk met drielobbig decor; de roos op de punt van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. is versierd met voor de flamboyante gotiek typische S-vormige motieven.
De basis van de drie topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. is onderaan belijnd door een grote opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters., met daarboven een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met drielobbige bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. De centrale topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. is doorbroken door een vierkante klokkentoren met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met rechte aandaken en bekroond met polygonale spits. De klokkentoren is op de hoeken geflankeerd door kleine, driehoekige gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. steunberen, bekroond met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In het midden van de wimberg voor de gevel van de klokkentoren, bevindt zich een drielobbige nis met een moeder met kind. De toppen van de grote steunberen die tegen het centrale gedeelte van de gevel zijn gebouwd, zijn met de toren verbonden door een steunboog.
De gevel van de kerk, die inspringt ten opzichte van de aanpalende huizen, is met deze laatste verbonden door middel van schuine muurvlakken eindigend in een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. en omlijst door steunberen met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In deze muurvlakken bevindt zich telkens een deur, die geen toegang geeft tot de kerk, maar tot bijgebouwen, waaronder de pastorij (nr. 21).
Gevel in de Atheneumstraat en Bouréstraat
De gevels van de sacristieën in Gobertangersteen, aan weerszijden van de polygonale koorsluiting, hebben een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met rechte aandaken. Op verdiepingen smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., waaronder een gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.; de meeste zijn bekroond met een latei met drielobbige boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden..
Interieur
De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de centrale beuk en van de dwarsbeuk zijn bovenaan bedekt met stergewelven; de zijbeuken zijn bedekt met eenvoudige kruisribgewelven. Deze gewelven rusten in de beuken op vierkante pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), op de hoeken versierd met zuilen, en in de middenbeuk (en aangrenzende traveeën) op bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt.; bekroond met koolbladkapitelen. Metselwerk bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en in uniforme beige kleur geschilderd. Sokkels van muren, zuilen en pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) in hardsteen.
Koormuur voorzien van tweeledig friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). bestaande uit accoladebogenBoog bestaande uit twee in- en uitzwenkende boogdelen die bij hun snijding een spits vormen. met driepassen op gesculpteerde kraagstenen en, in tweede registerVensterstrook in een topgevel., arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van fijne drielobbige boogjes en ter hoogte van zuilen voorzien van heiligenbeelden met versierde kraagsteen en baldakijn.
Meubilair
Van de oorspronkelijke aankleding is hier alleen het neogotisch houten meubilair bewaard dat tussen 1855 en 1890 werd uitgevoerd door Jean-François Malfait en zijn zoon Auguste-François. Het bestaat onder meer uit in de lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … geïntegreerde biechtstoelen (versierd met thema's van het sacrament van de biecht, 1862-1869), koorstoelen (1890-1896), een orgelkast en een orgeltribune, altaren, meerdere gesculpteerde elementen afkomstig van oudere altaren die in de jaren 1960 werden gedemonteerd enz.
Glas-in-loodramen
De vierentwintig glas-in-loodramen in neogotische stijl in het schip, de dwarsbeuk en het koor, werden in het laatste derde van de 19e en de twee eerste decennia van de 20e eeuw uitgevoerd door meerdere kunstenaars, onder wie Van den Poorten en Gustave Ladon. Tot de belangrijkste onderwerpen behoren: Het laatste avondmaal (1861) en Jezus onderricht de schriftgeleerden (1864) van Van den Poorten naar een ontwerp van Malfait; talrijke figuren van heiligen en profeten; scènes uit het leven van de Sint-Bonifaas en Sint-Antonius (Ladon, 1915); scène uit de Bijbel, zoals het Huwelijk van Maria en de Vlucht naar Egypte, De intrede van Christus in Jeruzalem, Het laatste avondmaal en Calvarie, Het laatste oordeel en De heropstanding van de doden.
De kapel van Sint-Bonifaas in de rechterarm van de dwarsbeuk is versierd met kleine glas-in-loodramen van 1902.
Orgel
In de tribune tegen de hoofdingang bevindt zich een groot romantisch orgel dat in 1868 werd gebouwd door de firma ‘Merklin Schütze et Cie', toen gevestigd op de Waversesteenweg. Het telt 31 registersVensterstrook in een topgevel. verdeeld over drie klavieren en pedalen. Orgelkast en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. van het oksaal in neogotische stijl, ontworpen door de beeldhouwer Jean-François Malfait. De tribune is overwelfd met spitsboogvormige gewelven rustend op zuilen met kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met lofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren..
Beschermd op 18.03.1999
Belangrijk voorbeeld van de vroege neogotische architectuur in Brussel. Het getuigt van een visie op de middeleeuwse architectuur zoals die in de eerste helft van de 19e eeuw tot ontwikkeling kwam en die minder archeologisch is dan de neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors. uit latere jaren. In zijn boek The true principles of pointed or christian architecture (Bohn, Londen, 1853) bekritiseerde de Engelse architect Pugin dan ook het gebrek aan eenvormigheid tussen het interieur en het exterieur van deze kerk.
Geschiedenis
Vermits de wijk van de Naamsepoort in de eerste helft van de 19e eeuw een grote expansie had gekend, werd hier bij K.B. van 18.05.1845 een nieuwe parochie opgericht. Deze werd genoemd naar Sint-Bonifaas (1181–1260), theoloog en heilige van Brabant, en gedurende acht jaar bisschop van Lausanne (1231-1239). Hij leefde twintig jaar lang zonder bisdom in ballingschap in Elsene en stierf in de abdij van Terkameren, waar hij bij de cisterciënzermonniken was ingetreden. Bonifaas werd in 1603 zalig en in 1702 heilig verklaard. In het klooster van Terkameren is een kapel aan hem gewijd.
Gezien de parochie een kerk nodig had, verwierf de kerkfabriek van Sint-Bonifaas een terrein van M. Cool, gelegen in de Vredestraat. Ze kocht tegelijk een aanpalend huis om er de pastorie in te vestigen (nr. 21).
De opdracht voor het ontwerp werd toevertrouwd aan architect Joseph Jonas Dumont, die bekend stond om zijn talrijke restauraties van gotische kerken in België. De bouw van de kerk begon in mei 1846. Ze werd ingewijd op 01.04.1849 maar pas in 1857 waren haar gevel en haar toren voltooid.
Al gauw bleek dat de kerk te klein was voor de talrijke gelovigen in de parochie en de uitbreiding werd bestudeerd in het kader van het plan voor de stedenbouwkundige heraanleg van de Bonifaaswijk, dat werd goedgekeurd op 10.05.1876. In het plan was achteraan de bestaande kerk een terrein voorzien uitgevend op de twee aan te leggen schuine straten – de Atheneumstraat en de Bourréstraat – die samenkomen op een brede, aan te leggen straat in de as van de kerk – de Jules Bouillonstraat. De kerkfabriek doet beroep op architect Louis De Curte, die in Frankrijk als restaurateur onder toezicht van Eugène Viollet-le-Duc had gewerkt en een grondige kennis bezat over de middeleeuwse architectuur.
Het terrein voor de uitbreiding werd op 15.05.1878 aan de kerkfabriek overgelaten, maar de liberale minister van Justitie Jules Bara weigerde de plannen van De Curte goed te keuren. Pas in 1884 zette de nieuwe minister van Justitie Charles Woeste het licht op groen voor de uitbreiding van de kerk. In 1885 begon men met de uitvoering van het ontwerp van De Curte, dat bestond uit de toevoeging van een dwarsbeuk en een nieuw koor naar model van de Franse gotiek, en vier jaar later waren de werken voltooid.
Grondplan
Grondplan in de vorm van een Latijns kruis met drie beuken van gelijke hoogte. Vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), een dwarsbeuk van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en slechts lichtjes uitspringend, en een koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), voorafgegaan door een traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die identiek is aan die voor de dwarsbeuk. Grote polygonale koorsluiting, geflankeerd door twee rechthoekige sacristieën.
Dit plan in de vorm van een Latijns kruis resulteert uit de verbouwingen die architect L. De Curte in 1885 uitvoerde, maar die eigenlijk teruggrepen op het aanvankelijke ontwerp van Dumont, dat toen bij gebrek aan middelen niet kon worden uitgevoerd. De kerk van Dumont telde slechts drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Het koor bestond uit een eenvoudige traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door twee laterale kapellen, eindigend in een kleine polygonale koorsluiting. De Curte verving dit koor door het huidige, veel grotere exemplaar en voegde een dwarsbeuk toe.
Het door Dumont ontworpen interieur werd gekenmerkt door neoclassicistische elementen zoals een relatief laag schip dat een grote en luchtige ruimte vormde. Deze neoclassicistische visie is nog terug te vinden in de sobere profileringen en de uniforme bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. oppervlakken, maar door zijn grondplan in de vorm van een Latijns kruis hoort de kerk eerder bij de categorie van de hallenkerk en leunt ze dichter aan bij de gotische modellen.
Hoofdgevel
Piramidale structuur gedomineerd door de spits van de klokkentoren. Gevel in Gobertangersteen. In de gevelcompositie is het grondplan met drie beuken terug te vinden: drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met telkens een portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en afgebakend door steunberen bekroond met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje..
Middenportaal omlijst door twee kleine steunberen bekroond met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje., waarboven een wimberg met opengewerkte motieven in flamboyante gotiek. TimpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. gedecoreerd met bas-reliëf van de beeldhouwer J. Laumans (1863), gewijd aan het Mirakel van de vermenigvuldiging van de broden. Laterale portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder stenen timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met traceringen van drielobbige bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden., bekroond met een vierpas.
Boven de drie portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule)., grote gelijkzijdige spitsboogvensters met maaswerk met drielobbig decor; de roos op de punt van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. is versierd met voor de flamboyante gotiek typische S-vormige motieven.
De basis van de drie topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. is onderaan belijnd door een grote opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters., met daarboven een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). met drielobbige bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. De centrale topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. is doorbroken door een vierkante klokkentoren met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met rechte aandaken en bekroond met polygonale spits. De klokkentoren is op de hoeken geflankeerd door kleine, driehoekige gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. steunberen, bekroond met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In het midden van de wimberg voor de gevel van de klokkentoren, bevindt zich een drielobbige nis met een moeder met kind. De toppen van de grote steunberen die tegen het centrale gedeelte van de gevel zijn gebouwd, zijn met de toren verbonden door een steunboog.
De gevel van de kerk, die inspringt ten opzichte van de aanpalende huizen, is met deze laatste verbonden door middel van schuine muurvlakken eindigend in een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. en omlijst door steunberen met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In deze muurvlakken bevindt zich telkens een deur, die geen toegang geeft tot de kerk, maar tot bijgebouwen, waaronder de pastorij (nr. 21).
Gevel in de Atheneumstraat en Bouréstraat
De gevels van de sacristieën in Gobertangersteen, aan weerszijden van de polygonale koorsluiting, hebben een topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met rechte aandaken. Op verdiepingen smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., waaronder een gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.; de meeste zijn bekroond met een latei met drielobbige boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden..
Interieur
De traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van de centrale beuk en van de dwarsbeuk zijn bovenaan bedekt met stergewelven; de zijbeuken zijn bedekt met eenvoudige kruisribgewelven. Deze gewelven rusten in de beuken op vierkante pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), op de hoeken versierd met zuilen, en in de middenbeuk (en aangrenzende traveeën) op bundelpijlersSamengestelde pijler bezet met (half)zuilen, pijlers of pilasters die bogen uit verschillende richtingen opvangt.; bekroond met koolbladkapitelen. Metselwerk bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en in uniforme beige kleur geschilderd. Sokkels van muren, zuilen en pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) in hardsteen.
Koormuur voorzien van tweeledig friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). bestaande uit accoladebogenBoog bestaande uit twee in- en uitzwenkende boogdelen die bij hun snijding een spits vormen. met driepassen op gesculpteerde kraagstenen en, in tweede registerVensterstrook in een topgevel., arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van fijne drielobbige boogjes en ter hoogte van zuilen voorzien van heiligenbeelden met versierde kraagsteen en baldakijn.
Meubilair
Van de oorspronkelijke aankleding is hier alleen het neogotisch houten meubilair bewaard dat tussen 1855 en 1890 werd uitgevoerd door Jean-François Malfait en zijn zoon Auguste-François. Het bestaat onder meer uit in de lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … geïntegreerde biechtstoelen (versierd met thema's van het sacrament van de biecht, 1862-1869), koorstoelen (1890-1896), een orgelkast en een orgeltribune, altaren, meerdere gesculpteerde elementen afkomstig van oudere altaren die in de jaren 1960 werden gedemonteerd enz.
Glas-in-loodramen
De vierentwintig glas-in-loodramen in neogotische stijl in het schip, de dwarsbeuk en het koor, werden in het laatste derde van de 19e en de twee eerste decennia van de 20e eeuw uitgevoerd door meerdere kunstenaars, onder wie Van den Poorten en Gustave Ladon. Tot de belangrijkste onderwerpen behoren: Het laatste avondmaal (1861) en Jezus onderricht de schriftgeleerden (1864) van Van den Poorten naar een ontwerp van Malfait; talrijke figuren van heiligen en profeten; scènes uit het leven van de Sint-Bonifaas en Sint-Antonius (Ladon, 1915); scène uit de Bijbel, zoals het Huwelijk van Maria en de Vlucht naar Egypte, De intrede van Christus in Jeruzalem, Het laatste avondmaal en Calvarie, Het laatste oordeel en De heropstanding van de doden.
De kapel van Sint-Bonifaas in de rechterarm van de dwarsbeuk is versierd met kleine glas-in-loodramen van 1902.
Orgel
In de tribune tegen de hoofdingang bevindt zich een groot romantisch orgel dat in 1868 werd gebouwd door de firma ‘Merklin Schütze et Cie', toen gevestigd op de Waversesteenweg. Het telt 31 registersVensterstrook in een topgevel. verdeeld over drie klavieren en pedalen. Orgelkast en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. van het oksaal in neogotische stijl, ontworpen door de beeldhouwer Jean-François Malfait. De tribune is overwelfd met spitsboogvormige gewelven rustend op zuilen met kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. met lofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren..
Beschermd op 18.03.1999
Bronnen
Publicaties en studies
DEL MARMOL, B., DELSAUTE, J.-L., et al., Le quartier Saint-Boniface, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1998 (Bruxelles, Ville d'Art et d'Histoire, 23).
DES MAREZ, G., Guides illustrés de Bruxelles: monuments civils et religieux, Brussel, 1958, pp. 340-342.
Inventaire de l'église Saint-Boniface, s.l., s.d.
GONTHIER, A., Histoire d'Ixelles, Le Folklore Brabançon, Impr. De Smedt, Brussel, 1960, pp. 190 - 191.
KIEKENS, J., Saint-Boniface de Bruxelles, Brussel, 1892.
L'église Saint-Boniface à Ixelles, Impr. Vromant, Brussel, 1917.
Monuments et sites protégés, éd. La Renaissance du Livre, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2003, pp. 97-98.
NEMÉGHAIRE, C., étude approfondie du mobilier de l'église Saint-Boniface à Ixelles, Inventaire, état de conservation, projets d'intervention, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2002.
PEPERMANS, P., Église Saint-Boniface, rue de la Paix à Ixelles. 1847-1849/1877-1879, J.J. Dumont/L. De Curte, architects. Un ‘Monument' digne de classement?, s.l., 1996.
LOZE, P. (dir.), Poelaert et son temps (Tentoonstellingscatalogus), Gemeentekrediet van België, Brussel, 1980, pp. 192-194, 148-152.
Saint-Boniface, Ixelles (Centre de Recherches et d'Études technologiques des Arts Plastiques), 2 vol., Université Libre de Bruxelles, Brussel, s.d. (2003).
Tijdschriften
BOREL, F., ‘L'église Saint-Boniface, un jalon dans l'histoire de l'architecture', Mémoire d'Ixelles, 1, 1981, s.p.
EGEE, ‘Les vitraux de l'église Saint-Boniface à Ixelles', Bulletin des Métiers d'Art, II, 1903, pp. 367-375.
GEERTS, L., ‘Boniface le sanctifié', Revue de Bruxelles, 1973, pp. 110-117.
Bulletins de la Commission royale des Monuments et Sites : ‘Ixelles : église Saint-Boniface', 1863, II, pp.239, 243; 1864, III, pp.214, 481; 1867, VI, p.306; 1872, XI, p.220; 1879, XVIII, p.389; 1886, XXV, p.317; 1886, XXV, p. 317; 1891, XXX, pp.203, 300; 1894, XXXIII, p.215; 1894, XXXIII, p.215; 1895, XXXIV, p.55; 1895, XXXIV, p.389; 1896, XXXV, p.99; 1898, XXXVII, p.184; 1900, XXXIX, p.14; 1903, XLII, p.219; 1905, XLIV, pp.30, 40, 232; 1907, XLVI, p.15; 1909, XLVIII, p.344; 1911, L, p.16.
Websites
Meer over de orgel zie: Orgels in het Brussels Gewest: http://www.monument.irisnet.be/
DEL MARMOL, B., DELSAUTE, J.-L., et al., Le quartier Saint-Boniface, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1998 (Bruxelles, Ville d'Art et d'Histoire, 23).
DES MAREZ, G., Guides illustrés de Bruxelles: monuments civils et religieux, Brussel, 1958, pp. 340-342.
Inventaire de l'église Saint-Boniface, s.l., s.d.
GONTHIER, A., Histoire d'Ixelles, Le Folklore Brabançon, Impr. De Smedt, Brussel, 1960, pp. 190 - 191.
KIEKENS, J., Saint-Boniface de Bruxelles, Brussel, 1892.
L'église Saint-Boniface à Ixelles, Impr. Vromant, Brussel, 1917.
Monuments et sites protégés, éd. La Renaissance du Livre, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2003, pp. 97-98.
NEMÉGHAIRE, C., étude approfondie du mobilier de l'église Saint-Boniface à Ixelles, Inventaire, état de conservation, projets d'intervention, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2002.
PEPERMANS, P., Église Saint-Boniface, rue de la Paix à Ixelles. 1847-1849/1877-1879, J.J. Dumont/L. De Curte, architects. Un ‘Monument' digne de classement?, s.l., 1996.
LOZE, P. (dir.), Poelaert et son temps (Tentoonstellingscatalogus), Gemeentekrediet van België, Brussel, 1980, pp. 192-194, 148-152.
Saint-Boniface, Ixelles (Centre de Recherches et d'Études technologiques des Arts Plastiques), 2 vol., Université Libre de Bruxelles, Brussel, s.d. (2003).
Tijdschriften
BOREL, F., ‘L'église Saint-Boniface, un jalon dans l'histoire de l'architecture', Mémoire d'Ixelles, 1, 1981, s.p.
EGEE, ‘Les vitraux de l'église Saint-Boniface à Ixelles', Bulletin des Métiers d'Art, II, 1903, pp. 367-375.
GEERTS, L., ‘Boniface le sanctifié', Revue de Bruxelles, 1973, pp. 110-117.
Bulletins de la Commission royale des Monuments et Sites : ‘Ixelles : église Saint-Boniface', 1863, II, pp.239, 243; 1864, III, pp.214, 481; 1867, VI, p.306; 1872, XI, p.220; 1879, XVIII, p.389; 1886, XXV, p.317; 1886, XXV, p. 317; 1891, XXX, pp.203, 300; 1894, XXXIII, p.215; 1894, XXXIII, p.215; 1895, XXXIV, p.55; 1895, XXXIV, p.389; 1896, XXXV, p.99; 1898, XXXVII, p.184; 1900, XXXIX, p.14; 1903, XLII, p.219; 1905, XLIV, pp.30, 40, 232; 1907, XLVI, p.15; 1909, XLVIII, p.344; 1911, L, p.16.
Websites
Meer over de orgel zie: Orgels in het Brussels Gewest: http://www.monument.irisnet.be/