Typologie(ën)
paleis
Parlement
Ontwerper(s)
Barnabé GUIMARD – 1779
Louis MONTOYER – 1783-1784
L.-J. BAUDOUR – 1780
Charles VANDER STRAETEN – 1816-1818
Henri BEYAERT – architect – 1883-1886
Léon-Pierre SUYS – architect – 1847-1849
Tilman-François SUYS – architect – 1847-1849
Gédéon BORDIAU – architect – 1902-1903
Charles VANDER STRAETEN – 1821-1822
Léon-Pierre SUYS – architect – 1863-1864
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Opgericht als zetel van de Raad van Brabant, Kanselarij
en Rekenkamer, heden Parlementsgebouw, betrokken door de Kamer en
de Senaat. Classicistisch gebouwenensemble van 1778-1783, oorspronkelijk op
U-vormige plattegrond, met ereplein, ingeplant in de as van de
noord-zuid-middenlaan van het park, als eindperspectief vanop het
Paleizenplein. Middenvleugel (parallel met de straat) en westelijke vleugel (loodrecht
op de straat) gebouwd voor rekening van de Stad, respectievelijk als zetel van
de Souvereine Raad van Brabant en als residentie van de Kanselier. Bouw bekrachtigd
door keizerlijke patentbrief van 14/4/1778, funderingen aangevat in juli 1778,
eerstesteenlegging op 24/8/1779. Gevelontwerpen door architect Barnabé Guimard,
interieurontwerpen door architecten Ph.J. Sandrié. Oostelijke vleugel (loodrecht
op de straat) op last van de Regering naar ontwerp van Barnabé Guimard in 1779
aangevat voor de vestiging van de Rekenkamer, met bijkomende haakse oostelijke vleugel
aan binnenplaats naar ontwerp van ingenieur-architect L.J. Baudour, in
1783-1784 naar ontwerp van architect Louis Montoyer uitgebreid met een
aanleunende noordelijke vleugel (zie nr. 10).
Nodige aanpassingen en uitbreidingen volgden in functie van de latere
bestemmingen.
De middenvleugel wordt onder Frans Bewind zetel van diverse rechterlijke instellingen;
in de Hollandse Tijd in 1816-1818 naar ontwerp van architect Charles Vander
Straeten aangepast voor de vestiging van de Staten-Generaal: op gelijkvloerse
verdieping, vernieuwing van de inkompartij met vestibules en eretrappen (aan
westkant gerealiseerd na 1820); op de eerste bovenverdieping, bouw van een
imposante vergaderzaal voor de Eerste Kamer (huidige leeszaal aan straatzijde)
en, aan noordzijde, een ruime halfronde vergaderzaal voor de Tweede Kamer, met
galerijen en tribunes, na de brand van 1820 door dezelfde architect in
1821-1822 wederopgebouwd. Vanaf 1830 “Paleis der Natie”: rotonde nu
vergaderzaal van de Kamer voor Volksvertegenwoordigers, na de brand van 1883
door architect Henri Beyaert in 1883-1886 herbouwd met gewijzigde
galerijen-opstelling. In 1847-1849 noordwestelijke uitbouw met een tweede
halfronde vergaderzaal voor de Senaat (tot dan zetelend in de huidige
leeszaal), eveneens voorzien van galerijen en tribunes, naar ontwerp van
architect Tilman-François Suys in samenwerking met zoon Léon Pierre Suys;
bijkomende houten lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, koepelbeschildering en -vergulding en nieuwe
glaskap in 1863-1864 onder leiding van L.P. Suys; uitbreiding in 1902-1903 naar
ontwerp van architect Gédéon Bordiau door integratie van de omlopende zuidelijke
galerij.
Haakse westelijke vleugel: in
1798-1802 verhuurd aan een particulier en uitgebaat als Hotel des Etrangers; in 1816-1820 residentie van prins Willem van
Oranje; na brand, samen met de middenvleugel, overgedragen aan de Staat; in
1827-1829 wederopgebouwd onder leiding van Tilman-François Suys; vanaf 1831
betrokken door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, sinds 1961 door de Senaat
voornameljk als ambtswoning van de Senaatsvoorzitter.
Haakse oostelijke vleugel: onder
Frans en Hollands Bewind betrokken door het Nationaal Archief en de rechtbanken
van Eerste Aanleg en Koophandel, vanaf 1830 door diverse ministeriële
departementen; sinds 1949 ambtswoning van de Kamervoorzitter.
Paleis verder in 1872/1873-1878 naar ontwerp van ingenieurs Wellens (1866) en
Van Schoubroeck (1871) aan noordkant, zijde Leuvenseweg en Henri Beyaertstraat,
uitgebreid met twee parallelle haakse vleugels voor commissiezalen van Kamer en
Senaat, waardoor het complex in zijn geheel heden een asymmetrische H-vormige
plattegrond vertoont.
Hoofdvleugel.
Voorgevel met drie bouwlagen en totaal elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gemarkeerd door een
imposant centraal tempelfront, en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) diepe hoekrisalieten. Zandstenen gevelparement
en blauwe hardsteen voor decoratieve elementen, ontpleisterd sinds 1921. Door
imitatiebanden belijnde benedenbouw onder gelede puilijst. Rechthoekige
vensters: beneden met lekdrempels en voluutsluitstenen; boven in geriemde
omlijsting, op de bel-etage met bijkomende orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief., entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. en
balusterleuningen. Rondbogig omlijste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in de hoekpartijen,
oorspronkelijk toegangsdeuren tot de haakse vleugels. Gevelaflijning door omlopend
geleed kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels. onder steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel., kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop. en bekronende Lodewijk
XVI-attiek (ter vervanging van de oorspronkelijke die blijkbaar in 1820-1822
tijdelijk werd vervangen door een balustrade). Monumentaal uitgewerkt
middenrisaliet van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): sokkelvormende benedenbouw geritmeerd door
rondboogarcade met verbonden imposten; bovenbouw over twee bouwlagen in
portiekstructuur, met gecanneleerde Ionische zuilen - gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. op de hoeken -
op door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. verbonden basementen; breed hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gelede
architraaf onder driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met tandlijst. In het timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. allegorische
voorstelling van de Gerechtigheid, door Gilles-Lambert Godecharle in 1781
gebeeldhouwd, in 1810-1811 hersteld en nogmaals in 1821- 1822, na de brand;
gerestaureerd in 1860 door Guillaume Geefs, in 1898 door A. de Tombay, in
1965-1969 door M. Rau en G. en R. De Jonckheere.
Lagere symmetrische zijvleugels (loodrechte
hoekpartijen op hoofdvleugel) met twee bouwlagen + mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst. en drie
(Wetstraat) en acht (binnenplein) traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Grosso modo zelfde gevelbehandeling
en venstervormen als hoofdvleugel; straatgevel en uiterste zuidelijke travee
van pleingevel in licht risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., rijker uitgewerkt: verdiepte benedenvensters
met panelendecor onder de lekdrempels; bovenvensters onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., al of
niet gemarkeerd door balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en aan Wetstraat door centraal balkon met
siervazen op dubbele acanthusbladconsoles. Overige bovenvensters van
pleingevels verdiept onder spiegels in spaarvelden. Aflijnende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op
klossen en gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. - waartussen versierde casementen aan oostzijde -
en bekronende omlopende balustrade-attiek. Sobere vlak bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. west- en
oostgevels van respectievelijk acht en zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met rechthoekige omlijste
openingen, waarop van bij oorsprong aansluitend bijgebouwen en poortgebouwen,
zie Wetstraat nr. 8 en 10.
Paleis aan Leuvenseweg/Henri
Beyaertstraat heden met U-vormig
verbredende uitleg: resultaat van verruimde vergaderzaal van Kamer aan oostkant
(1816-1818, Charles Vander Straeten) en uitbreiding met Senaatszaal aan westkant
(1847-1849, 1863- 1864, architecten Tilman-François en Léon Pierre Suys),
waarop twee haakse noordelijke vleugels (1872- 1878, architecten Wellens en Van
Schoubroeck). BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevels (aan hoofdgebouw mogelijk deels aangepast ca.
1872-1878?) met belijnde benedenbouw, omlopende kordons, kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).,
balustrade-attieken en spaarvelden, vensteromlijstingen, panelendecor,
entablementen grosso modo naar concept van de voor- en pleingevels aan de
Wetstraat. Centrale gevelpartij met drie bouwlagen en zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), in het
drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede middenrisaliet rijker gedecoreerd, met gevelbreed balkon
met siervazen en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. verfraaid door gebeeldhouwde liggende leeuw.
Uitspringende hoekpartijen met zelfde bouwlaag-hoogte, twee op één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) diep.
Twee parallelle, symmetrische haakse vleugels van zes op drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee
bouwlagen + mezzaninoHalve verdieping, gelegen net onder de kroonlijst..
Binnenplein van straat afgesloten door ijzeren hek. Plantsoen sinds 1935
verfraaid door “Fontein met de geknielde knapen” van 1898 door G. Minne. Twee
zij-opritten en centrale steektrap naar verhoogde parking. Terras vóór de
middenpartij bereikbaar via centrale bordestrap, ontdubbeld in rechte linkse en
rechtse steektrap; balustradeHekwerk van spijlen of balusters. met centrale postament1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. bekroond door imposante
bronzen vaas met gepersonifieerde uitbeelding van het grondwetsartikel “Alle
machten gaan uit van de Natie”, van 1883 door Ch. Brunin.
Interieur.
Hoofdtoegang via ruime witbepleisterde vestibule
(1816-1818, hersteld 1883-1886) met vlakke zoldering en witmarmeren vloer; door
dubbele rijen Dorische zuilen verdeeld in een centrale hal met rondbogige
pijlerarcade en een westelijke en oostelijke hal respectievelijk leidend naar
Senaat en Kamer. In de zes rondboognissen vorstenstandbeelden (besteld in 1845):
Pepijn van Herstal door E. Simonis, Dirk van den Elzas door L. Jéhotte, graaf
Boudewijn van Vlaanderen door J. Geefs, Jan I van Brabant door Ch. Geerts,
Filips de Goede door J.-B. de Cuyper en Karel V door J.-B. De Bay sr. Eretrappen
(1816-1818, 1821-1822) van koninklijk rood marmer van Beaumont, leidend naar de
bovenverdieping: tongewelf met door rozetten versierde caissons; overlopen door
twee rijen Ionische zuilen opgesplitst in galerijen; zijde Kamer, decoratief
glas-in-loodraam met allegorische voorstelling door Ch. Baes (1921). Enfilade
van drie zalen (Wetstraat) met bronzen Lodewijk XVI-kroonluchters.
Conferentiezaal en groen salon met marmeren schouwen en
parketvloeren.
Leeszaal met monumentale neoclassicistische schouw (1818) van wit marmer
van Carrara: flankerende composiete zuilen; schouwmantel met rondbogige
spiegelomlijsting op Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en gebeeldhouwd tafereel met
gevleugelde genieën, oorspronkelijk stucbas-reliëf naar ontwerp van F. Rude, na
de brand van 1883 door C.-A. Fraikin in marmer hermaakt. Overlopen en zalen
voorts versierd met bustes van leden van Voorlopig Bewind en van eerste
ministers, met geschilderde portretten van leden van de Koninklijke Familie,
Kamer- en Senaatsvoorzitters e.a.
Rookzaal met wandtapijten naar ontwerp van W. Geets, uit de ateliers
Bracquenié.
Halfronde voornamelijk witbepleisterde vergaderzaal van de Kamer van
Volksvertegenwoordigers (herbouwd in 1883-1886), met dubbele
galerij-opstelling. In de zuidelijke muur centrale portiekstructuur met rondboognis
tussen Ionische driekwartzuilen en standbeeld van koning Leopold I door C.-A.
Fraikin (na 1883) ter vervanging van het oorspronkelijke door J. Geefs (1856);
bas-reliëfs met uitbeelding van de Belgische Leeuw en twee genieën die het
koninklijk monogram onthullen. Aan weerszij, stemtableaus beneden, tribunes
tussen de Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. erboven. Tweeledige en halfronde galerij met
superpositie van Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en Ionische zuilen; zelfde pilastergeleding
in de gebogen muurwanden; dubbele tribunes op het tweede niveau, enkelvoudige
boven de toegangsdeuren met frontonbekroning in de rechte aanzetmuren. Omlopend
gesculpteerd friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). onder de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.; koepelgewelf met door
rozetten versierde caissons en centrale glaskap; decoratieve wapenschilden van
de oorspronkelijke negen Belgische provincies aan zuidzijde. Groen gestoffeerd
acajouhouten meubilair: voorzittersgestoelte met twee zijtrappen en tafels bestemd
voor vertalers en redacteurs frontaal ten opzichte van de trapsgewijze halfrond
opgebouwde zitbanken van volksvertegenwoordigers.
Vergaderzaal van de Senaat (1847-1849, 1863-1864), met halfronde
plattegrond en twee niveaus, waarvan omlopende bovengalerij geritmeerd door
beige marmeren Corinthische zuilen. Decor in Lodewijk XVI-/Louis-Philippestijl.
In de rechte zuidelijke muur fraaie lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, onder centraal kuifstuk met
uurwerk, marmeren bustes van Louisa Maria en Leopold I en kleine
rondboogtribunes aan weerszij. Erboven, ruime rondboognis en zelfde zuilenstructuur
als galerij en waartussen schilderijen (ca. 1896) van J. de Lalaing met
uitbeelding van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Belgische geschiedenis
en een allegorische voorstelling van Verleden en Toekomst. Gebogen benedenwand
met decoratieve mahoniehouten lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … waarin vijftien geschilderde
portretten van vorsten uit het Ancien Régime door L. Gallait (in 1863 besteld,
in 1878 geplaatst), later aangevuld door twee bijkomende portretten door A.
Hennebicq en J. de Vriendt; rechthoekige omlijste toegangsdeuren, waaronder
twee gedichte, onder druiplijst op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. Rondbogige arcadestructuur met
pilasters op niveau van tribunes en in de achterwand. Rijkelijk gesculpteerd en
verguld koepelgewelf met geëmailleerde blazoenen van de negen Belgische
provincies rondom de cirkelvormige glaskap, uitgevoerd door Charle-Albert.
Granaatkleurig gestoffeerd acajouhouten meubilair met - tegenover het
voorzittersgestoelte - halfcirkelvormige opstelling van senatorenzetels.
Verder commissiezalen en diverse paleisgangen verfraaid met
kunstwerken betrekking hebbend op de Belgische institutionele geschiedenis.
Bronnen
Publicaties en studies
DUCHATEAU M., Het Paleis der Natie, Brussel, 1989.
DUQUENNE X., De oorsprong van het Paleis der Natie (overdruk B.N.B., 12, 1980, pp. 1-36). GOETGHEBUER P.J., Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du royaume des Pays-Bas, Gent, 1827, pp. 15-18, pl. 23-26.
MEIRSSCHAUT R, Les sculptures de plein air a Bruxelles, Brussel, 1900, p. 79.
VAN DEN STEENE W., Het Paleis der Natie, Brussel, 1981.
Tijdschriften
DHUICQUE E., La restauration du Palais de la Nation (L’Emulation, 1921, pp. 135-138).