Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
T. KUIPERS – 1927
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 32690
Beschrijving
Complex gevormd door een kerkgebouw met consistorie en kosterswoning
naar een ontwerp van de Nederlandse architect Tjeerd Kuipers (Amsterdam), 1927.
Sobere baksteenarchitectuur met schaarse verwerking van natuur- en vooral hardsteen, gekenmerkt door een traditionalistische tendens eigen aan het late werk van deze in kerkenbouw gespecialiseerde architect. Linker zadeldaktoren met schouderstukken, tandlijst en getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. afwerking onder rollagenLaag van op hun kant gemetselde (bak)stenen.; rondboogdeur, oorspronkelijk drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en galmgaten, cf. zuidzijde, heden aangepast tot rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Rechts puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., geopend door een rondboogportaal met meerledige boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam., tussen tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst., onder het opschrift “gereformeerde kerk” belijnd door een waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Erboven een groot rondboogvormigBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. zevenlicht met bakstenen stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. en glas-in-loodvulling. GetrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. afwerking onder rollaagLaag van op hun kant gemetselde (bak)stenen.; flankerende postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. Typisch houtwerk met ijzerbeslag van de vleugeldeuren.
Sober interieur; zaalkerk met driezijdige sluiting, in schoon metselwerk onder een houten kapspantMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten)., met rondbooglichten in de oostpartij. Inrichting volgens de Gereformeerde liturgie: podium in de absis, met avondmaaltafel, kerkraadsbanken, doopvont en kansel; parallelle rijen banken; galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. tegen de westwand.
Werd sinds 2005 ondergebracht in het aartsbisdom van Brussel en België na een besluit van de Gewijde Synode van de Russisch-Orthodoxe Kerk als Heilige Drie-eenheidskerk.
Sobere baksteenarchitectuur met schaarse verwerking van natuur- en vooral hardsteen, gekenmerkt door een traditionalistische tendens eigen aan het late werk van deze in kerkenbouw gespecialiseerde architect. Linker zadeldaktoren met schouderstukken, tandlijst en getrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. afwerking onder rollagenLaag van op hun kant gemetselde (bak)stenen.; rondboogdeur, oorspronkelijk drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en galmgaten, cf. zuidzijde, heden aangepast tot rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Rechts puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., geopend door een rondboogportaal met meerledige boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam., tussen tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst., onder het opschrift “gereformeerde kerk” belijnd door een waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Erboven een groot rondboogvormigBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. zevenlicht met bakstenen stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. en glas-in-loodvulling. GetrapteGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. afwerking onder rollaagLaag van op hun kant gemetselde (bak)stenen.; flankerende postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering.. Typisch houtwerk met ijzerbeslag van de vleugeldeuren.
Sober interieur; zaalkerk met driezijdige sluiting, in schoon metselwerk onder een houten kapspantMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten)., met rondbooglichten in de oostpartij. Inrichting volgens de Gereformeerde liturgie: podium in de absis, met avondmaaltafel, kerkraadsbanken, doopvont en kansel; parallelle rijen banken; galerijOverdekte gang, aan één of beide zijden geritmeerd door zuilen, kolommen of pijlers, bogengang genoemd indien geritmeerd door arcaden. tegen de westwand.
Werd sinds 2005 ondergebracht in het aartsbisdom van Brussel en België na een besluit van de Gewijde Synode van de Russisch-Orthodoxe Kerk als Heilige Drie-eenheidskerk.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 38414 (1927).