Typologie(ën)
sociale woonblok
Ontwerper(s)
François VAN STICHEL – architect – 1932
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Erfgoedinventaris van de sociale woningbouw (La Fonderie - 2005)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denk bijvoorbeeld aan het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke landschappen die uit verschillende componenten zijn samengesteld voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35727
Beschrijving
Geheel van vijf gebouwen
met sociale woningen in art-decostijl, ontworpen door architect François Van
Stichel i.o.v. de Lakense Haard in 1932.
Dit geheel maakt deel uit van een groot complex van sociale woningen dat in 1921 en in 1932 werd ontworpen en dat het grootste deel inneemt van het bouwblok afgebakend door de Charles Ramaekersstraat, de Duikerstraat en de Terplaststraat. Het geheel omvat 254 woningen en werd in 1980-1982 gerenoveerd (n.o.v. architecten Ph. Samyn en M. Vanden Bossche). De achtergevels werden voorzien van een voorbouw en volledig met baksteen bekleed. De binnenkant van het blok, toegankelijk via inrijpoorten tussen nr.11 en 13 Duikerstraat en op nr.35 Alfred Stevensstraat, werd heringericht, met kronkelige wegen en een overdekte centrale zone, inrichtingen die in 2010 werden gerenoveerd, toen ook een gemeenschapshuis werd ingericht.
Gebouwen van vier bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., die aan de zijkant volledig of gedeeltelijk aan de straatkant gevestigd, de centrale inspringend t.o.v. de rooilijn. Ze hebben een doorlopende gevel in baksteen versierd met hardstenen elementen, bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. zones, oorspronkelijk in “kunststeen”, en met elementen in watergroene, zwarte, witte en bruine geëmailleerde zandsteen. Blokken van twee of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), elk – behalve op nr.33 – met een toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. die bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. is op de verdiepingen, de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). lichtjes doorbreekt en voorzien is van met een hoog vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlicht. Dit vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. heeft een omlijsting in zandsteen en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in hetzelfde materiaal; op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) wordt het van de zijvensters gescheiden door een muurdamParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. in geëmailleerde zandsteen met geometrisch motief. Platte lijsten van opstaande bakstenen, sommige doorlopend . Ingangen onder een platte luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en met een stenen omlijsting afgeboord door een rand gemaakt van zwarte geëmailleerde zandsteen. Schrijnwerk vervangen.
Op nr.27 en 29, identieke gevels met drie symmetrische traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Op nr.25, gevel van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de rechtertravee aan de rooilijn. De eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is op de verdiepingen behandeld als een asymmetrische voorstevenvormige erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.. Op de tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), uitspringende inkom die de hoek inneemt, onder een plat dak en met één deur per zijde. De derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. hoek, doorbreekt de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en wordt beklemtoond door een rand in bruine zandsteen die bovenaan door twee korte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. wordt geflankeerd.
Op nr.31 en 33, opstandenBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. met een analoge compositie aan die van nr. 25, met uitzondering van het aan de straat gelegen gedeelte. Dat heeft twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met centrale toegang, op de hogere verdiepingen behandeld als een asymmetrische voorstevenvormige erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld., volgens spiegelbeeldschema.
Achteruitbouwstrook afgesloten door een laag hardstenen muurtje. Het plan voorzag in een afsluiting in baksteen en natuursteen met traliewerk.
Interieur. Oorspronkelijk, twee woningen per bouwlaag, met een kamer vooraan en een keuken achteraan, sommige vergezeld van een tweede kleine kamer uitgevend op een terras met toilet. Op nr. 31, één woning per bouwlaag. Op nr. 33, trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. achteraan.
Dit geheel maakt deel uit van een groot complex van sociale woningen dat in 1921 en in 1932 werd ontworpen en dat het grootste deel inneemt van het bouwblok afgebakend door de Charles Ramaekersstraat, de Duikerstraat en de Terplaststraat. Het geheel omvat 254 woningen en werd in 1980-1982 gerenoveerd (n.o.v. architecten Ph. Samyn en M. Vanden Bossche). De achtergevels werden voorzien van een voorbouw en volledig met baksteen bekleed. De binnenkant van het blok, toegankelijk via inrijpoorten tussen nr.11 en 13 Duikerstraat en op nr.35 Alfred Stevensstraat, werd heringericht, met kronkelige wegen en een overdekte centrale zone, inrichtingen die in 2010 werden gerenoveerd, toen ook een gemeenschapshuis werd ingericht.
Gebouwen van vier bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., die aan de zijkant volledig of gedeeltelijk aan de straatkant gevestigd, de centrale inspringend t.o.v. de rooilijn. Ze hebben een doorlopende gevel in baksteen versierd met hardstenen elementen, bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. zones, oorspronkelijk in “kunststeen”, en met elementen in watergroene, zwarte, witte en bruine geëmailleerde zandsteen. Blokken van twee of drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), elk – behalve op nr.33 – met een toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. die bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. is op de verdiepingen, de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). lichtjes doorbreekt en voorzien is van met een hoog vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlicht. Dit vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. heeft een omlijsting in zandsteen en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in hetzelfde materiaal; op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) wordt het van de zijvensters gescheiden door een muurdamParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. in geëmailleerde zandsteen met geometrisch motief. Platte lijsten van opstaande bakstenen, sommige doorlopend . Ingangen onder een platte luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en met een stenen omlijsting afgeboord door een rand gemaakt van zwarte geëmailleerde zandsteen. Schrijnwerk vervangen.
Op nr.27 en 29, identieke gevels met drie symmetrische traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...).
Op nr.25, gevel van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de rechtertravee aan de rooilijn. De eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is op de verdiepingen behandeld als een asymmetrische voorstevenvormige erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.. Op de tweede traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), uitspringende inkom die de hoek inneemt, onder een plat dak en met één deur per zijde. De derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. hoek, doorbreekt de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en wordt beklemtoond door een rand in bruine zandsteen die bovenaan door twee korte pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. wordt geflankeerd.
Op nr.31 en 33, opstandenBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. met een analoge compositie aan die van nr. 25, met uitzondering van het aan de straat gelegen gedeelte. Dat heeft twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met centrale toegang, op de hogere verdiepingen behandeld als een asymmetrische voorstevenvormige erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld., volgens spiegelbeeldschema.
Achteruitbouwstrook afgesloten door een laag hardstenen muurtje. Het plan voorzag in een afsluiting in baksteen en natuursteen met traliewerk.
Interieur. Oorspronkelijk, twee woningen per bouwlaag, met een kamer vooraan en een keuken achteraan, sommige vergezeld van een tweede kleine kamer uitgevend op een terras met toilet. Op nr. 31, één woning per bouwlaag. Op nr. 33, trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. achteraan.
Bronnen
Archieven
SAB/PP 48565 (1932), 94532 (1979).
Publicaties en studies
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Le logement ouvrier et social à Laeken. Étude historique et architecturale débouchant sur des propositions de mesures de protection, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1997, pp. 84-91.
Tijdschriften
“Coup de jeune à l’îlot Ramaekers”, Toc-Tok, 19, herfst 2010, pp. 4-5.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid