Voormalig elektrisch onderstation van de tramlijn Brussel-Humbeek
Alfred Stevensstraat 49, 51
Typologie(ën)
Elektrisch onderstation
fabriek
fabriek
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1908
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35729
Beschrijving
Complex in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie.
stijl ontworpen in 1908 i.o.v. de Nationale Maatschappij der Belgische
Buurtspoorwegen en vergroot in 1912 en 1923.
Geschiedenis
In 1894 liet de Nationale Maatschappij der Belgische Buurtspoorwegen diverse gebouwen optrekken op een terrein gelegen tussen de Fransmanstraat (toekomstige Alfred Stevensstraat), de de Vrièrestraat (de toekomstige Charles Ramaekersstraat) en de Vossenstraat (de toekomstige Emile Bockstaellaan): een remise voor rijtuigen en locomotieven aan de eerste straat, een schilderatelier aan de tweede straat, en een kolenmagazijn, kantoor en woning aan de laatste. De twee tegen elkaar aangebouwde remises stonden loodrecht en inspringend op de toekomstige Alfred Stevensstraat. In 1908 werden ze vervangen door de Usine d’Elecricité des Tramways Vicinaux, die vanaf 1910 als dusdanig is opgenomen in de Almanachs du Commerce et de l’Industrie. Het gaat om een gebouw aan de straat, wellicht gebruikt als woonhuis, werkplaats en magazijn, en een lang achtergebouw met een metalen gebinte. Het gebouw van dit elektrisch onderstation, dat de tramlijnen van stroom voorzag, werd in 1912 naar achteren verlengd. In 1923 werd er aan de zuidkant een minder breed volume tegenaan gebouwd, met twee bouwlagen onder plat dak. De centrale werd buiten dienst gesteld na de afschaffing van de tramlijnen in juli 1978. In 1997 werden de gebouwen verworven door de firma Steylemans, die ook eigenaar was van een huis, op nr. 51, dat in 1908 inspringend op de straat werd gebouwd.
Beschrijving
Aan straatzijde, gebouw van twee bouwlagen onder een drieledig dak bekroond door een nokterras. Bakstenen gevels met hardstenen elementen. Aan straatzijde, twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. en ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., die op de verdiepingen onder een timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met rode en gele bakstenen in dambordpatroon. Op de zijgevel, enkel een deur en een traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Kroonlijst bewaard. Raamwerk vervangen.
Achteraan, twee langwerpige, aansluitende gebouwen. Gebouw aan de noordkant in baksteen, met zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. en Polonceauspant. Op de westelijke puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., registerVensterstrook in een topgevel. van drie rondboogvensters met metalen verdelingen. Op het gebouw aan de zuidkant, gevel met drie analoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., het laatste blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Op de zuidgevel, smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Interieur opgedeeld door een betonnen mezzanine met pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…).
Geschiedenis
In 1894 liet de Nationale Maatschappij der Belgische Buurtspoorwegen diverse gebouwen optrekken op een terrein gelegen tussen de Fransmanstraat (toekomstige Alfred Stevensstraat), de de Vrièrestraat (de toekomstige Charles Ramaekersstraat) en de Vossenstraat (de toekomstige Emile Bockstaellaan): een remise voor rijtuigen en locomotieven aan de eerste straat, een schilderatelier aan de tweede straat, en een kolenmagazijn, kantoor en woning aan de laatste. De twee tegen elkaar aangebouwde remises stonden loodrecht en inspringend op de toekomstige Alfred Stevensstraat. In 1908 werden ze vervangen door de Usine d’Elecricité des Tramways Vicinaux, die vanaf 1910 als dusdanig is opgenomen in de Almanachs du Commerce et de l’Industrie. Het gaat om een gebouw aan de straat, wellicht gebruikt als woonhuis, werkplaats en magazijn, en een lang achtergebouw met een metalen gebinte. Het gebouw van dit elektrisch onderstation, dat de tramlijnen van stroom voorzag, werd in 1912 naar achteren verlengd. In 1923 werd er aan de zuidkant een minder breed volume tegenaan gebouwd, met twee bouwlagen onder plat dak. De centrale werd buiten dienst gesteld na de afschaffing van de tramlijnen in juli 1978. In 1997 werden de gebouwen verworven door de firma Steylemans, die ook eigenaar was van een huis, op nr. 51, dat in 1908 inspringend op de straat werd gebouwd.
Beschrijving
Aan straatzijde, gebouw van twee bouwlagen onder een drieledig dak bekroond door een nokterras. Bakstenen gevels met hardstenen elementen. Aan straatzijde, twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. en ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., die op de verdiepingen onder een timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met rode en gele bakstenen in dambordpatroon. Op de zijgevel, enkel een deur en een traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Kroonlijst bewaard. Raamwerk vervangen.
Achteraan, twee langwerpige, aansluitende gebouwen. Gebouw aan de noordkant in baksteen, met zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. en Polonceauspant. Op de westelijke puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., registerVensterstrook in een topgevel. van drie rondboogvensters met metalen verdelingen. Op het gebouw aan de zuidkant, gevel met drie analoge venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., het laatste blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Op de zuidgevel, smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Interieur opgedeeld door een betonnen mezzanine met pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…).
Bronnen
Archieven
SAB/OW 49: Laken 4688 (1894), Laken 6037 (1908), Laken 5121 (1912), 53873 (1923); 51: Laken 4510 (1908).
Publicaties en studies
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Fransman (rue)”, 1910.
VAN KRIEKINGE, D., “Laken vroeger en nu. De Alfred Stevensstraat (voorheen Fransmanstraat)”, Laca Tijdingen, jaargang 14, 4, 2003, pp. 19-20.