Onderzoek en redactie

1989-1994

 

Bekijk de weerhouden gebouwenVan Grote Zavel naar Valkstraat.
Aloude straat, eertijds, in de 14e eeuw Blaerstrate genaamd, die van de Zavel naar de Crekelendries aan het einde van de Wolstraat leidde, doorheen het zogenaamde Bavendal of ’t Bovendael.

Deze wijk gelegen op de helling tussen Hoogstraat en Wolstraat, stond vanouds bekend als toevluchtsoord voor misdaad en prostitutie. De toegang via Waaierstraat en Zwaardstraat werd hierom in 1597 afgesloten met winketten; in 1628 liet de stadsmagistraat het gehele kwartier bovendien ommuren op vraag van de Infante Isabella en de Minimen. Deze orde, hier gevestigd sinds 1616, maakte vervolgens een einde aan de toestand door de aankoop van de terreinen tegenover het klooster, waarop negenentwintig woningen werden opgetrokken. Het gebied ten zuiden van het klooster werd in 1642 verkaveld door de aanleg van de heden verdwenen Vierwerk, de Blauwstrate en twee zijstraatjes.

In de loop van de 17e eeuw kregen het noordelijke en het zuidelijke straatgedeelte respectievelijk de benamingen Minimenstraat en Marollenstraat, naar de gelijknamige kloosters; het middenstuk behield de oude benaming. In 1851 werd de Korte Ons-Heerstraat als geknikt noordelijk straatbegin (huidige Korte Minimenstraat) geïncorporeerd; in 1853 vervielen de benamingen Blaarstraat en Marollenstraat. Bij de bouw van het Justitiepaleis (1866- 1883) werd het straatgedeelte tussen de Onze-Lieve-Vrouw van Gratiestraat en de Valkstraat gesloopt en naar het westen afgebogen; het geïsoleerde zuidelijke straateinde kreeg vervolgens de benaming Montserratstraat. In rechte lijn doorgetrokken tot de Grote Zavel en aan de oostzijde verbreed bij de aanleg van het zogenaamde Quartier de l’Astre (zie Ernest Allardstraat) in 1884-1888; het meest noordelijke bouwblok van de westzijde kwam tot stand bij de aanleg van de Joseph Stevensstraat in 1894.

Minimenstraat 56 en volgende (foto 1980).

Westzijde met opeenvolging van burgerwoningen, onder meer per twee gekoppeld, en voorname herenhuizen, met laat- of neoclassicistisch uitzicht uit het laatste kwart van de 18e eeuw of de eerste helft van de 19e eeuw, sommige met oudere kern, zoals op nr. 31, 47, 49, 51, 53 (met gekrulde muurankers) en 97. Oostzijde met homogene reeks burgerwoningen met neoclassicistische of neo-Vlaamse renaissance-inslag uit de jaren 1890. Klassieke bepleisterde opstanden op nr. 24 (1894), 30 (1890) en 46 (1895), of parement van bak-, natuur- of hardsteen op nr. 42 (1898) en 50 (1895, later verhoogd), met verhoogde begane grond en geritmeerd door erkers en balkons met gietijzeren borstwering. Nr. 44 met tweekleurig parement van geglazuurde baksteen gesigneerd “GRES-CERAME VERMEREN-COCHE”, (1897, architect J. La Barre).

Achtereenvolgens westgevel van de Minimenkerk, Athenée Robert Catteau (zie Ernest Allardstraat nr. 49) en Justitiepaleis (zie Poelaertplein) ter afsluiting. Modernistisch appartementsgebouw (1939, architect J. Tombeux) in nr. 23. Sociale woonwijk Minimen van De Brusselse Haard (1956- 1962, architecten Alpha) tussen Onze-Lieve-Vrouw van Gratiestraat en Valkstraat, met 150 woningen verdeeld over zes paviljoenen van vijf bouwlagen.

Bronnen

Archieven
SAB/OW17260 (1894), 17216 (1890), 4042 (1895), 17267 (1898), 17270 (1895), 17268 (1897), 58212 (1939).