Typologie(ën)

tuinwijk

Ontwerper(s)

Henri DERÉEarchitect1922-1926

Jules GHOBERTarchitect1922-1926

Jules GHOBERTarchitect1951-1953

Raymond MOENAERTarchitect

Stijlen

Amsterdamse School
Eclectisme met pittoresk karakter

Inventaris(sen)

  • Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
  • Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
  • Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
  • Erfgoedinventaris van de sociale woningbouw (La Fonderie - 2005)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch
  • Landschappelijk
  • Wetenschappelijk
  • Sociaal
  • Stedenbouwkundig

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 38070
lees meer

Beschrijving

De Verregatwijk, een tuinwijk ontworpen op initiatief van de Société Coopérative de Locataires Le Home, ligt tussen de Romeinsesteenweg in het noorden, de Houba de Strooperlaan in het westen, de Verregatstraat in het oosten, en de Pioenenstraat, de Magnolialaan en Jeneverbomenstraat in het zuiden. De wijk werd van 1922 tot 1926 door de architecten Henri Derée en Jules Ghobert gefaseerd aangelegd, in een stijl beïnvloed door de Amsterdamse School en met pittoresk karakter, en nadien van 1951 tot 1953 door dezelfde Ghobert.

Geschiedenis
De coöperatieve maatschappij werd opgericht door 120 kandidaat-huurders die hoofdzakelijk onder de bedienden en arbeiders van de Compagnie du gaz van Sint-Joost-ten-Node werden geworven, en later onder de werknemers van het Bestuur van de Spoorwegen, en van dat van PostVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. en Telegraaf. De site besloeg ongeveer twee hectare en bestond uit landbouwterreinen die toebehoorden aan de Verregathoeve, die de wijk haar naam gaf en die ten zuiden van de kruising tussen de huidige Jeneverbomenstraat en de Verregatstraat lag. Langs de Romeinsesteenweg verving de wijk ook de hippodroom van Verregat, een renbaan waarvan de pittoreske tribunes in 1908 waren ontworpen.

Architect Raymond Moenaert tekende een eerste stedelijk ontwikkelingsplan, maar dat moest worden herwerkt door Henri Derée, die alle woningen uit de eerste fase ontwierp, met uitzondering van 16 woningen (nr. 10 tot 40 Jeneverbomenstraat) die door Jules Ghobert voor een groep kleine eigenaars werden ontworpen. Het oorspronkelijke plan voorzag in 450 huizen, maar slechts 177 ervan werden in die periode uitgevoerd, volgens vijf verschillende typen, aangevuld met een blok met 14 appartementen “voor huishoudens zonder kinderen”, op het hoogste punt van de site.

Tuinwijk Verregat, algemeen plan van aanleg, SAB/OW 55063 (1925).

De namen van de straten verwijzen naar planten, kruiden, heesters of struiken en werden allemaal toegekend bij besluit van het College van de Stad Brussel van 24.04.1925, met uitzondering van de Posteleinweg, die zijn naam kreeg bij besluit van 03.05.1927, en van het Lotusplein, waarvan de naam, die al vanaf het begin was gegeven, pas werd bekrachtigd bij besluit van 26.04.1935. Ongeveer twee derden van de huizen werden in de loop der jaren aan de coöperanten verkocht. Oorspronkelijk reserveerde Le Home stroken terrein langs de Magnolialaan en de Romeinsesteenweg met het oog op privébouw, maar vanaf 1939 ontwierp architect Ghobert een plan voor 17 villa’s langs de laan, tussen de Pioenenstraat en de Jeneverbomenstraat. Dat plan bleef echter op de tekentafel liggen. Uiteindelijk ontwierp de architect in 1949 op deze stroken 27 gebouwen met in totaal 144 appartementen, die van 1951 tot 1953 werden gebouwd (nr. 14 tot 30 en 55 tot 59 Magnolialaan, 621 tot 639 Romeinsesteenweg, 22 Verregatstraat, 1, 3 Lotusplein en 1 Pioenenstraat). Deze blokken van drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. hadden bakstenen gevels met omlijstingen in gele keramiek en rode claustra’s in hetzelfde materiaal.

De wijk werd in de jaren 1980 gerenoveerd.

Beschrijving
Het algemeen plan van de op een hellend terrein gelegen wijk wordt gevormd door een netwerk van gebogen wegen onderbroken door driehoekige pleintjes, zoals in de Sneeuwklokjesweg en de Posteleinweg, of halfronde pleintjes, zoals aan het uiteinde van de Saliestraat, of door het ovale Lotusplein. Deze wegen scheppen gevarieerde perspectieven waarvan het pittoreske uitzicht nog wordt versterkt door groepen verspringend ingeplante huizen, allemaal met voortuintjes. Vanaf de Romeinsesteenweg loopt de hoofdtoegang tot het geheel via de Rosmarijnstraat, die door het monumentale appartementsgebouw wordt gedomineerd.

De woningen uit de eerste bouwfase hebben bakstenen gevels versierd met hardstenen elementen. Het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  was oorspronkelijk voorzien van roedeverdeling. Voor zijn ontwerpen had Derée een beraapte bekleding voor de gevelbakstenen gepland, maar die werd uiteindelijk niet uitgevoerd. De bakstenen gebruikt voor de decoratieve elementen – onderbouwen, hoeken, omlijstingen, geometrische decors … – waren niet bedoeld om te worden bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en kregen een gladde afwerking in een felrodere kleur.

De voortuintjes werden oorspronkelijk afgesloten door een heg achter een laag bakstenen muurtje. De ingangen van de ontwerpen van Derée werden aangegeven door twee bakstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die door een opengewerkt houten poortje worden verbonden, die van Ghobert wellicht door een hek. Sommige huizen die hoger dan het straatniveau liggen, worden voorafgegaan door een tuintje behandeld als een terras met trap.

Er zijn vijf verschillende typen eengezinswoningen die groepen van twee tot tien woningen vormen. De meeste hebben twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., die aan de uiteinden onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. De meeste gevels zijn per twee gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd., volgens spiegelbeeldschema, en hebben twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de toegangstraveeën naast elkaar. De variaties tussen de verschillende typen betreffen voornamelijk de vorm van de muuropeningen en de indeling van de decoratieve bakstenen. De meeste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping zijn bij Derée voorzien van houten luiken en bij Ghobert van een rolluik met kast.

Woningen van architect Derée
Type A. Type gekenmerkt door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht. met een deur geflankeerd door een smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Deze venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. worden gevat onder eenzelfde, in het midden gebogen bakstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Twee kleine vierkante venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping. Kleine doorlopende  klimmende dakkapelDakkapel met overkapping die in dezelfde richting helt als het dakvlak. op de toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht.. Op de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping met tweezijdig raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.; vensterbank op geprofileerde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., uitspringende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Huizen aan de buitenkanten met dubbele driehoekige uitbouw op de hoek; uitspringende kroonlijst, hoeken afgewerkt met bakstenen zaagtandfriezen.

Tuinwijk Verregat, plan van het woningtype A, SAB/OW 55063 (1925).

Type B. Dit type komt slechts in twee groepen voor, in de Waterkersstraat en in de Romarijnstraat. Gevels van één bouwlaag, de gekoppelde toegangstraveeën bekroond door eenzelfde trapezoïdaal dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Een tweede dakkapel, in metselwerk, in het dak.

Tuinwijk Verregat, plan van het woningtype B, SAB/OW 55063 (1925).

Type C. Type gekenmerkt door een deur met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. en een impostvenster met afgeschuinde hoeken, op de verdieping bekroond door een zeshoekige oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Kleine doorlopende klimmende dakkapelDakkapel met overkapping die in dezelfde richting helt als het dakvlak. op de toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht.. De huizen aan de uiteinden hebben een schuine hoek versierd met uitsprongen en hoekkettingAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel., opengewerkt met smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; ingang aan de zijkant.

Tuinwijk Verregat, plan van het woningtype C, SAB/OW 55063 (1925).

Type D. Type gekenmerkt door deuren met schuine dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met afgeschuinde hoeken, geflankeerd door een klein vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. VensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping met tweezijdig raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.; vensterbank op geprofileerde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. De hoeken van de huizen aan de uiteinden zijn op de verdieping opengewerkt met drie kleine gekoppelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met doorlopende  uitspringende vensterbank, waarvan het centrale venster een schuin vlak doorbreekt. Sommige zijgevels zijn versierd met een trapezoïdale uitbouw onder geleed dak, bekroond door een muurvlak afgeboord door bakstenen zaagtandfriezen en versierd met een decoratief motief in hetzelfde materiaal.

Tuinwijk Verregat, plan van het woningtype D, SAB/OW 55063 (1925).

De huizen van Derée bestaan uit een kleine kelder, een benedenverdieping met vestibule, een toilet, een keuken-wasplaats, een eetkamer en een studio, een verdieping met drie of vier kamers, en een zolderRuimte onder het dak..

Woningen van architect Ghobert
Op nr. 10 tot 40 Jeneverbomenstraat, type gekenmerkt door een deur geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., vergezeld van een klein rechthoekig vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. en bekroond door een achthoekige oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Verdieping opengewerkt met een breed en laag vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met uitspringende borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. VensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping onder een houten entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. dat een rolluikkast vormt. Kleine houten dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Het eerste huis in elk van de twee huizenrijen wordt gekenmerkt door een smalle travee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., opengewerkt met een zeshoekige oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. onder een laag vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Op de zijgevel, ingang en trapezoïdale uitbouw onder eenzelfde drieledig dak.

Appartementsgebouw van architect Derée
Waterkersstraat nr. 1-5, gebouw van twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. en met U-vormige plattegrond rond een binnenplaats vooraan. Symmetrische opstanden. Hoeken met uitspringend parementGevel- of muurbekleding., hoekkettingen op de achtergevel.
Op de voorgevel, centraal volume van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de toegang. Op de vleugels, gebogen gevel aan de kant van de binnenplaats, toegangstravee met trapezoïdale uitbouw die een traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een blindZonder opening; blind venster, schijnopening. muurvlak verbindt; straatgevels met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Deuren bekroond door een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlicht, het geheel gevat in eenzelfde omlijsting op de hoofdingang. Alle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. waren voorzien van houten luiken.
Centraal volume met mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met ingesnoerde dakgoot, met in het midden een houten torentje met spits, eveneens met ingesnoerde dakgoot; horloge tussen pilasters. In het onderschild, twee doorlopende  dakkappelen in bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. metselwerk rond een kleine houten dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Klimmende dakkapelDakkapel met overkapping die in dezelfde richting helt als het dakvlak. op de vleugels.
Achtergevel van het centraal volume met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Op de zijgevel en achtergevel van de vleugels, twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verbonden door een schuin vlak met eenzelfde compositie. Oorspronkelijk waren de achtergevel van het volume en het schuine vlak van de vleugels trapezoïdaal en inspringend, versierd met rondboogloggia’s uitgevend op een terras. Deze loggia’s werden door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. vervangen, wellicht tijdens de renovatie in de jaren 1980.
De binnenplaats wordt vooraan afgesloten door een bakstenen muurtje, oorspronkelijk wellicht met traliewerk.

Tuinwijk Verregat, opstanden en doorsneden van het appartementsgebouw, SAB/OW 55063 (1925).

Het gebouw omvat veertien appartementen, zes in het centrale volume (twee per bouwlaag, waaronder de zolderverdieping) en vier kleinere in elke vleugel. Ze bestaan uit twee kamers, een eetkamer, een keuken-wasplaats die oorspronkelijk op een terras met toilet en berghok uitgaf, en een kleine badkamer in de woningen in het centrale volume.

Bewaartoestand
In de loop der jaren hebben de woningen diverse wijzigingen ondergaan: er werden veranda’s en andere annexen toegevoegd achteraan, aan de zijkant en zelfs vooraan; dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. werden geplaatst, vergroot of verwijderd, en vanaf de jaren 1950 werden garages gebouwd. Veel van de gevels zijn beschilderd of bepleisterd – pleisterkalk, cement met imitatievoegen, cimornéGevelparement ontstaan door op de nog natte cementpleister verbrijzeld marbriet aan te brengen., … Het schrijnwerk is bijna integraal vervangen, net als de kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., terwijl nagenoeg alle vensterluiken zijn verdwenen. Er zijn ook weinig ingangspoortjes bewaard gebleven.

Bronnen

Archieven
AAM/Fonds Henri Derée.
SAB/AR straten, doos 20-24, cote 20, nr.18 (
22.04.1925); doos 64-71, cote 71, nr.12 (24.04.1925); cote 71, nr.27 (03.05.1927).
SAB/OW Laken 6065 (1908), 55062-55065 (1923-1926), 55063-55065 (1923-1926), 63325 (1939-1954), 77517 (1949); Jeneverbomenstraat 10 tot 40: 55062 (1925).

Publicaties en studies
CEL HISTORISCH ERFGOED VAN DE STAD BRUSSEL, Brusselse wandelingen. 3. Arbeiderswoningen en sociale huisvesting in Laken, 1998, p. 18.
GUILLAUME, A., MEGANCK, M., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel. 24. Laken, Bestuur Monumenten en Landschappen – Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 2012, pp. 91-92.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Le logement ouvrier et social à Laeken. Etude historique et architecturale débouchant sur des propositions de mesures de protection, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1997, pp. 52-56.
VAN NIEUWENHUYSEN, P., Toponymie van Laken (doctoraatsverhandeling in de Germaanse Filologie), UCL, Louvain-la-Neuve, 1998, pp. 592, 1099, 1636, 1672, 1731, 1840-1841.

Tijdschriften
L’Emulation, 6, juni 1931, pp. 158-159, pl. 23.
VERSTRAETE, H., “Er zitten bloemen in Lakense straatnamen… ook kruiden en bomen”, LACA Tijdingen, december 1997, pp. 3-8.