Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Henri DERÉE – architect – 1922-1926
Jules GHOBERT – architect – 1922-1926
Jules GHOBERT – architect – 1951-1953
Raymond MOENAERT – architect
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Erfgoedinventaris van de sociale woningbouw (La Fonderie - 2005)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
De Verregatwijk, een tuinwijk ontworpen op initiatief van
de Société Coopérative de Locataires Le Home, ligt tussen de Romeinsesteenweg
in het noorden, de Houba de Strooperlaan in het westen, de Verregatstraat in
het oosten, en de Pioenenstraat, de Magnolialaan en Jeneverbomenstraat in het
zuiden. De wijk werd van 1922 tot 1926 door de architecten Henri Derée en Jules
Ghobert gefaseerd aangelegd, in een stijl beïnvloed door de Amsterdamse School
en met pittoresk karakter, en nadien van 1951 tot 1953 door dezelfde Ghobert.
Geschiedenis
De coöperatieve maatschappij werd opgericht door 120 kandidaat-huurders die
hoofdzakelijk onder de bedienden en arbeiders van de Compagnie du gaz van Sint-Joost-ten-Node werden geworven, en later
onder de werknemers van het Bestuur van de Spoorwegen, en van dat van PostVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust. en
Telegraaf. De site besloeg ongeveer twee hectare en bestond uit
landbouwterreinen die toebehoorden aan de Verregathoeve, die de wijk haar naam
gaf en die ten zuiden van de kruising tussen de huidige Jeneverbomenstraat en
de Verregatstraat lag. Langs de Romeinsesteenweg verving de wijk ook de hippodroom
van Verregat, een renbaan waarvan de pittoreske tribunes in 1908 waren
ontworpen.
Architect Raymond Moenaert tekende een eerste stedelijk ontwikkelingsplan, maar
dat moest worden herwerkt door Henri Derée, die alle woningen uit de eerste
fase ontwierp, met uitzondering van 16 woningen (nr. 10 tot 40
Jeneverbomenstraat) die door Jules Ghobert voor een groep kleine eigenaars
werden ontworpen. Het oorspronkelijke plan voorzag in 450 huizen, maar slechts
177 ervan werden in die periode uitgevoerd, volgens vijf verschillende typen, aangevuld
met een blok met 14 appartementen “voor huishoudens zonder kinderen”, op het
hoogste punt van de site.
De namen van de straten verwijzen naar planten, kruiden, heesters of struiken
en werden allemaal toegekend bij besluit van het College van de Stad Brussel
van 24.04.1925, met uitzondering van de Posteleinweg, die zijn naam kreeg bij
besluit van 03.05.1927, en van het Lotusplein, waarvan de naam, die al vanaf
het begin was gegeven, pas werd bekrachtigd bij besluit van 26.04.1935.
Ongeveer twee derden van de huizen werden in de loop der jaren aan de
coöperanten verkocht. Oorspronkelijk reserveerde Le Home stroken terrein langs de Magnolialaan en de
Romeinsesteenweg met het oog op privébouw, maar vanaf 1939 ontwierp architect
Ghobert een plan voor 17 villa’s langs de laan, tussen de Pioenenstraat en de
Jeneverbomenstraat. Dat plan bleef echter op de tekentafel liggen. Uiteindelijk
ontwierp de architect in 1949 op deze stroken 27 gebouwen met in totaal 144
appartementen, die van 1951 tot 1953 werden gebouwd (nr. 14 tot 30 en 55 tot 59
Magnolialaan, 621 tot 639 Romeinsesteenweg, 22 Verregatstraat, 1, 3 Lotusplein
en 1 Pioenenstraat). Deze blokken van drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. hadden bakstenen
gevels met omlijstingen in gele keramiek en rode claustra’s in hetzelfde
materiaal.
De wijk werd in de jaren 1980 gerenoveerd.
Beschrijving
Het algemeen plan van de op een
hellend terrein gelegen wijk wordt gevormd door een netwerk van gebogen wegen
onderbroken door driehoekige pleintjes, zoals in de Sneeuwklokjesweg en de
Posteleinweg, of halfronde pleintjes, zoals aan het uiteinde van de
Saliestraat, of door het ovale Lotusplein. Deze wegen scheppen gevarieerde
perspectieven waarvan het pittoreske uitzicht nog wordt versterkt door groepen
verspringend ingeplante huizen, allemaal met voortuintjes. Vanaf de
Romeinsesteenweg loopt de hoofdtoegang tot het geheel via de Rosmarijnstraat,
die door het monumentale appartementsgebouw wordt gedomineerd.
De woningen uit de eerste bouwfase hebben bakstenen gevels versierd met
hardstenen elementen. Het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... was oorspronkelijk voorzien van roedeverdeling.
Voor zijn ontwerpen had Derée een beraapte bekleding voor de gevelbakstenen
gepland, maar die werd uiteindelijk niet uitgevoerd. De bakstenen gebruikt voor
de decoratieve elementen – onderbouwen, hoeken, omlijstingen, geometrische
decors … – waren niet bedoeld om te worden bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en kregen een gladde
afwerking in een felrodere kleur.
De voortuintjes werden oorspronkelijk afgesloten door een heg achter een
laag bakstenen muurtje. De ingangen van de ontwerpen van Derée werden aangegeven
door twee bakstenen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) die door een opengewerkt houten poortje worden
verbonden, die van Ghobert wellicht door een hek. Sommige huizen die hoger dan
het straatniveau liggen, worden voorafgegaan door een tuintje behandeld als een
terras met trap.
Er zijn vijf verschillende typen eengezinswoningen die groepen van twee
tot tien woningen vormen. De meeste hebben twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., die
aan de uiteinden onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. De meeste gevels zijn per twee gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.,
volgens spiegelbeeldschema, en hebben twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de
toegangstraveeën naast elkaar. De variaties tussen de verschillende typen
betreffen voornamelijk de vorm van de muuropeningen en de indeling van de
decoratieve bakstenen. De meeste venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping zijn bij
Derée voorzien van houten luiken en bij Ghobert van een rolluik met kast.
Woningen van architect Derée
Type A. Type gekenmerkt door gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht. met een
deur geflankeerd door een smal vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Deze venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. worden gevat onder eenzelfde,
in het midden gebogen bakstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Twee kleine vierkante venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op
de verdieping. Kleine doorlopende klimmende dakkapelDakkapel met overkapping die in dezelfde richting helt als het dakvlak. op de toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht.. Op
de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel., vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping met tweezijdig raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.;
vensterbank op geprofileerde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., uitspringende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Huizen aan de
buitenkanten met dubbele driehoekige uitbouw op de hoek; uitspringende
kroonlijst, hoeken afgewerkt met bakstenen zaagtandfriezen.
Type B. Dit type komt slechts in twee groepen voor, in de
Waterkersstraat en in de Romarijnstraat. Gevels van één bouwlaag, de gekoppelde
toegangstraveeën bekroond door eenzelfde trapezoïdaal dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is.. Een tweede
dakkapel, in metselwerk, in het dak.
Type C. Type gekenmerkt door een deur met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. en een impostvenster
met afgeschuinde hoeken, op de verdieping bekroond door een zeshoekige oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Kleine
doorlopende klimmende dakkapelDakkapel met overkapping die in dezelfde richting helt als het dakvlak. op de toegangstraveeënTravee waarin de toegang is ondergebracht.. De huizen aan de
uiteinden hebben een schuine hoek versierd met uitsprongen en hoekkettingAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel., opengewerkt
met smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; ingang aan de zijkant.
Type D. Type gekenmerkt door deuren met schuine dagkantBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind. en een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. met
afgeschuinde hoeken, geflankeerd door een klein vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. VensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping
met tweezijdig raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.; vensterbank op geprofileerde consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. De hoeken van de
huizen aan de uiteinden zijn op de verdieping opengewerkt met drie kleine
gekoppelde venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met doorlopende uitspringende vensterbank, waarvan het centrale
venster een schuin vlak doorbreekt. Sommige zijgevels zijn versierd met een trapezoïdale
uitbouw onder geleed dak, bekroond door een muurvlak afgeboord door bakstenen
zaagtandfriezen en versierd met een decoratief motief in hetzelfde materiaal.
De huizen van Derée bestaan uit een kleine kelder, een benedenverdieping met
vestibule, een toilet, een keuken-wasplaats, een eetkamer en een studio, een
verdieping met drie of vier kamers, en een zolderRuimte onder het dak..
Woningen van architect Ghobert
Op nr. 10 tot 40 Jeneverbomenstraat, type gekenmerkt door een deur
geflankeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., vergezeld van een klein rechthoekig vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. en
bekroond door een achthoekige oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster.. Verdieping opengewerkt met een breed en
laag vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met uitspringende borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. VensterLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping
onder een houten entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. dat een rolluikkast vormt. Kleine houten dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Het eerste huis in elk van de twee huizenrijen wordt gekenmerkt door een smalle
travee in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., opengewerkt met een zeshoekige oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. onder een laag vensterLicht- en/of luchtopening in een muur..
Op de zijgevel, ingang en trapezoïdale uitbouw onder eenzelfde drieledig dak.
Appartementsgebouw van architect Derée
Waterkersstraat nr. 1-5, gebouw van twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. en met
U-vormige plattegrond rond een binnenplaats vooraan. Symmetrische opstanden. Hoeken
met uitspringend parementGevel- of muurbekleding., hoekkettingen op de achtergevel.
Op de voorgevel, centraal volume van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de
toegang. Op de vleugels, gebogen gevel aan de kant van de binnenplaats,
toegangstravee met trapezoïdale uitbouw die een traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een blindZonder opening; blind venster, schijnopening. muurvlak
verbindt; straatgevels met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Deuren bekroond door een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat
het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlicht, het geheel gevat in eenzelfde omlijsting op de
hoofdingang. Alle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. waren voorzien van houten luiken.
Centraal volume met mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met ingesnoerde dakgoot, met in het midden een
houten torentje met spits, eveneens met ingesnoerde dakgoot; horloge tussen
pilasters. In het onderschild, twee doorlopende dakkappelen in bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. metselwerk
rond een kleine houten dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Klimmende dakkapelDakkapel met overkapping die in dezelfde richting helt als het dakvlak. op de vleugels.
Achtergevel van het centraal volume met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Op de zijgevel en
achtergevel van de vleugels, twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) verbonden door een schuin vlak met
eenzelfde compositie. Oorspronkelijk waren de achtergevel van het volume en het
schuine vlak van de vleugels trapezoïdaal en inspringend, versierd met rondboogloggia’s
uitgevend op een terras. Deze loggia’s werden door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. vervangen, wellicht
tijdens de renovatie in de jaren 1980.
De binnenplaats wordt vooraan afgesloten door een bakstenen muurtje,
oorspronkelijk wellicht met traliewerk.
Het gebouw omvat veertien appartementen, zes in het centrale volume (twee per
bouwlaag, waaronder de zolderverdieping) en vier kleinere in elke vleugel. Ze
bestaan uit twee kamers, een eetkamer, een keuken-wasplaats die oorspronkelijk
op een terras met toilet en berghok uitgaf, en een kleine badkamer in de
woningen in het centrale volume.
Bewaartoestand
In de loop der jaren hebben de woningen diverse wijzigingen ondergaan: er
werden veranda’s en andere annexen toegevoegd achteraan, aan de zijkant en
zelfs vooraan; dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. werden geplaatst, vergroot of verwijderd, en vanaf de
jaren 1950 werden garages gebouwd. Veel van de gevels zijn beschilderd of
bepleisterd – pleisterkalk, cement met imitatievoegen, cimornéGevelparement ontstaan door op de nog natte cementpleister verbrijzeld marbriet aan te brengen., … Het
schrijnwerk is bijna integraal vervangen, net als de kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., terwijl nagenoeg
alle vensterluiken zijn verdwenen. Er zijn ook weinig ingangspoortjes bewaard
gebleven.
Bronnen
Archieven
AAM/Fonds Henri Derée.
SAB/AR straten, doos 20-24, cote 20, nr.18 (22.04.1925); doos 64-71, cote 71, nr.12 (24.04.1925); cote 71, nr.27 (03.05.1927).
SAB/OW Laken 6065 (1908), 55062-55065 (1923-1926), 55063-55065 (1923-1926), 63325 (1939-1954), 77517 (1949); Jeneverbomenstraat 10 tot 40: 55062 (1925).
Publicaties en studies
CEL HISTORISCH ERFGOED VAN DE STAD BRUSSEL, Brusselse wandelingen. 3. Arbeiderswoningen en sociale huisvesting in Laken, 1998, p. 18.
GUILLAUME, A., MEGANCK, M., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel. 24. Laken, Bestuur Monumenten en Landschappen – Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, 2012, pp. 91-92.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Le logement ouvrier et social à Laeken. Etude historique et architecturale débouchant sur des propositions de mesures de protection, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1997, pp. 52-56.
VAN NIEUWENHUYSEN, P., Toponymie van Laken (doctoraatsverhandeling in de Germaanse Filologie), UCL, Louvain-la-Neuve, 1998, pp. 592, 1099, 1636, 1672, 1731, 1840-1841.
Tijdschriften
L’Emulation, 6, juni 1931, pp. 158-159, pl. 23.
VERSTRAETE, H., “Er zitten bloemen in Lakense straatnamen… ook kruiden en bomen”, LACA Tijdingen, december 1997, pp. 3-8.