Typologie(ën)
driegevelvilla
tuin
tuin
Ontwerper(s)
Jean-Baptiste DEWIN – architect – 1922
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2014-2016
id
Urban : 36817
Beschrijving
Opmerkelijke
halfopen villa in art-decostijl, ontworpen i.o.v. ingenieur en industrieel Jean
Danckaert, gesigneerd en gedateerd “J.[ean-]B.[aptiste] Dewin architecte [19]22”.
Eigendom bestaande uit een halfopen villa en een garage, gescheiden door een tuin die aan de straatkant met een omheiningsmuur wordt afgesloten.
Villa. Opstand van één bouwlaag onder een hoog mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. van twee bouwlagen, waarvan het ondervlak afwisselend is ingewerkt in het gevelvlak (bakstenen dakkapellen) en in het dakvlak (houten dakkapellen). Gevels op een hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., de rest in oranjekleurige baksteen, in het lagere deel versierd met elementen en zware banden in witsteen. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met zware stenen omlijsting met onregelmatig uitgesneden latei, versierd met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., op de benedenverdieping met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt.; ijzeren traliewerk met bijenmotief voor sommige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. ImpostvenstersVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. versierd met verticale banden waarin gekleurd glas-in-lood (vogel-, kersen- en kersenbladmotieven).
Aan de straatkant, gevel van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): de eerste, met de toegangsdeur onder luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., wordt in het dak verlengd door een bakstenen dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder een gewelfde topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt..
Op de zijgevel, drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die aan de achtergevel door een schuine travee worden verbonden. Op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bow-windowErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte. waarvan de bakstenen zijvlakken doorlopen in de hogere bouwlaag, waar ze de wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere. vormen van een terras met metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. voor een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Op de hoek is het oorspronkelijke terras (sokkel in baksteen en hardsteen) op lagere datum overdekt met een dak dat rust op in het midden verdikte stenen zuilen met Dorisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., deels omgebouwd tot veranda (toevoeging van vensters). Tuinterras toegankelijk via een hardstenen trap. Op de verdieping, muuropeningen in het bakstenen metselwerk van de opstand of in het onderste register van de ondervlak van het dak (houten dakkapellen).
Twee houten dakkappellen in het tweede registerVensterstrook in een topgevel. van de mansarde.
Op de achtergevel, hoek van het dak ter hoogte van het lagere registerVensterstrook in een topgevel. bekleed met bakstenen en opengewerkt met hoge muuropeningen die de grootste kamer verlichten. Twee houten dakkappellen in het tweede registerVensterstrook in een topgevel. van de mansarde. Op de benedenverdieping van de laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), klein gebouw waarvan de uitvoering vergelijkbaar is met die van de garage (één bouwlaag onder mansardedak), met daarin de keuken en het washok. Op de gevel aan de tuinzijde, boogvormig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met rechthoekige muuropening.
Interieur. De toegangsdeur leidt naar een kleine hal die uitgeeft op de grote hal (daklicht), omringd door een eikenhouten trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en uitmondend in een hoge hangende galerij die de overloop van de verdieping vormt. Rechts van de hal bevindt zich een salon, in enfilade met een eetkamer (straatkant). Heel opmerkelijk oorspronkelijk decor van houtwerk, ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw., smeedwerk, schoorstenen, glas-in-loodramen, vloerbekledingen, radiatorkasten, schakelaars, paneeldeuren versierd met glas-in-lood, wastafels (decoratie door de ateliers De Coene uit Kortrijk).
Op de verdieping, één kamer aan de straatkant en drie in elkaar lopende kamers aan de tuinzijde (kamer, boudoir en biljartzaal). Diensttrap naar de zolderRuimte onder het dak. die ook op de overloop uitgeeft.
De eenvoud en verfijning van de decoratie en de toepassing van hout en bewerkt marmer op grote oppervlakken volgens zuivere lijnen herinneren sterk aan de revival van de Biedermeierstijl die J.B.Dewin in 1921 ontdekte in New York, waar deze stijl toen erg in de mode was.
Garage. Halfopen gebouw van één bouwlaag onder hoog mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Bakstenen gevels met elementen in hardsteen en witsteen. Garagepoort aan de straatkant, vier kleine gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de zijgevel. Mansarde verlicht door een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. aan de straatkant.
Omheiningsmuur in baksteen versierd met hardstenen elementen; de dikke, kruisvormige pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. omsluiten smeedijzeren traliewerk (bijenmotief) en het metalen toegangsportaal.
Tuin. Het park strekte zich oorspronkelijk uit over meer dan 30 are maar werd in 1951 in twee delen opgesplitst, toen Jean Danckaert het huis op nr.35 voor zijn zoon liet bouwen (n.o.v. architect Charles Dewys).
De huidige tuin heeft een eenvoudige en verzorgde compositie die typisch is voor de tuinkunst uit de vroege 20e eeuw. Het grootste deel van de beplanting is oorspronkelijk. Rechts van de toegang, een rozentuin met een klassiek tracé en wandelweg rond een cirkelvormig gazon dat wordt onderbroken door bosjes groenblijvende heesters (laurierkers, oleander, venijnboom, taxus, buks). Rond de tuin staan hoogstammige bomen (esdoorn, linden, populieren en rode beuken), waarschijnlijk oorspronkelijk. De kerselaar achteraan de tuin vormde de inspiratiebron voor de glasramen van de villa.
Beschermd 02.07.2015
Eigendom bestaande uit een halfopen villa en een garage, gescheiden door een tuin die aan de straatkant met een omheiningsmuur wordt afgesloten.
Villa. Opstand van één bouwlaag onder een hoog mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. van twee bouwlagen, waarvan het ondervlak afwisselend is ingewerkt in het gevelvlak (bakstenen dakkapellen) en in het dakvlak (houten dakkapellen). Gevels op een hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., de rest in oranjekleurige baksteen, in het lagere deel versierd met elementen en zware banden in witsteen. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met zware stenen omlijsting met onregelmatig uitgesneden latei, versierd met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., op de benedenverdieping met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt.; ijzeren traliewerk met bijenmotief voor sommige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. ImpostvenstersVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. versierd met verticale banden waarin gekleurd glas-in-lood (vogel-, kersen- en kersenbladmotieven).
Aan de straatkant, gevel van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): de eerste, met de toegangsdeur onder luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., wordt in het dak verlengd door een bakstenen dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder een gewelfde topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt..
Op de zijgevel, drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die aan de achtergevel door een schuine travee worden verbonden. Op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bow-windowErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte. waarvan de bakstenen zijvlakken doorlopen in de hogere bouwlaag, waar ze de wangenStenen zijkanten van schouwmantel, balkonborstwering, of andere. vormen van een terras met metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. voor een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Op de hoek is het oorspronkelijke terras (sokkel in baksteen en hardsteen) op lagere datum overdekt met een dak dat rust op in het midden verdikte stenen zuilen met Dorisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., deels omgebouwd tot veranda (toevoeging van vensters). Tuinterras toegankelijk via een hardstenen trap. Op de verdieping, muuropeningen in het bakstenen metselwerk van de opstand of in het onderste register van de ondervlak van het dak (houten dakkapellen).
Twee houten dakkappellen in het tweede registerVensterstrook in een topgevel. van de mansarde.
Op de achtergevel, hoek van het dak ter hoogte van het lagere registerVensterstrook in een topgevel. bekleed met bakstenen en opengewerkt met hoge muuropeningen die de grootste kamer verlichten. Twee houten dakkappellen in het tweede registerVensterstrook in een topgevel. van de mansarde. Op de benedenverdieping van de laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), klein gebouw waarvan de uitvoering vergelijkbaar is met die van de garage (één bouwlaag onder mansardedak), met daarin de keuken en het washok. Op de gevel aan de tuinzijde, boogvormig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. met rechthoekige muuropening.
Interieur. De toegangsdeur leidt naar een kleine hal die uitgeeft op de grote hal (daklicht), omringd door een eikenhouten trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en uitmondend in een hoge hangende galerij die de overloop van de verdieping vormt. Rechts van de hal bevindt zich een salon, in enfilade met een eetkamer (straatkant). Heel opmerkelijk oorspronkelijk decor van houtwerk, ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw., smeedwerk, schoorstenen, glas-in-loodramen, vloerbekledingen, radiatorkasten, schakelaars, paneeldeuren versierd met glas-in-lood, wastafels (decoratie door de ateliers De Coene uit Kortrijk).
Op de verdieping, één kamer aan de straatkant en drie in elkaar lopende kamers aan de tuinzijde (kamer, boudoir en biljartzaal). Diensttrap naar de zolderRuimte onder het dak. die ook op de overloop uitgeeft.
De eenvoud en verfijning van de decoratie en de toepassing van hout en bewerkt marmer op grote oppervlakken volgens zuivere lijnen herinneren sterk aan de revival van de Biedermeierstijl die J.B.Dewin in 1921 ontdekte in New York, waar deze stijl toen erg in de mode was.
Garage. Halfopen gebouw van één bouwlaag onder hoog mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken.. Bakstenen gevels met elementen in hardsteen en witsteen. Garagepoort aan de straatkant, vier kleine gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de zijgevel. Mansarde verlicht door een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. aan de straatkant.
Omheiningsmuur in baksteen versierd met hardstenen elementen; de dikke, kruisvormige pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. omsluiten smeedijzeren traliewerk (bijenmotief) en het metalen toegangsportaal.
Tuin. Het park strekte zich oorspronkelijk uit over meer dan 30 are maar werd in 1951 in twee delen opgesplitst, toen Jean Danckaert het huis op nr.35 voor zijn zoon liet bouwen (n.o.v. architect Charles Dewys).
De huidige tuin heeft een eenvoudige en verzorgde compositie die typisch is voor de tuinkunst uit de vroege 20e eeuw. Het grootste deel van de beplanting is oorspronkelijk. Rechts van de toegang, een rozentuin met een klassiek tracé en wandelweg rond een cirkelvormig gazon dat wordt onderbroken door bosjes groenblijvende heesters (laurierkers, oleander, venijnboom, taxus, buks). Rond de tuin staan hoogstammige bomen (esdoorn, linden, populieren en rode beuken), waarschijnlijk oorspronkelijk. De kerselaar achteraan de tuin vormde de inspiratiebron voor de glasramen van de villa.
Beschermd 02.07.2015
Bronnen
Archieven
GAV/DS
7076 (1920), 7498 (1922): nr.35:
15765 (1951).
Publicaties en studies
JAMAR, M., Jean-Baptiste Dewin, architecte de la période Art nouveau – Art Déco,
Licentieverhandeling, La Cambre, 1995.
Les ateliers d’Art De Coene de Courtrai,
80 ans d’artisanat et d’industrie, mobiliers, intérieurs, architectuur, Le
Livre Timperman, Brussel, 2006.
Tijdschriften
Erfgoed Brussel, 10, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest, 2014, p. 85.
L’Émulation, 1925, pl. 13 et 14.