Typologie(ën)
sociale woonblok
Ontwerper(s)
Joseph DIONGRE – architect – 1921
Jean-Baptiste DEWIN – architect – 1921
Adolphe PUISSANT – architect – 1921
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Erfgoedinventaris van de sociale woningbouw (La Fonderie - 2005)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 35769
Beschrijving
Geheel van twaalf gebouwen
met sociale woningen in art-decostijl, ontworpen door de architecten
Jean-Baptiste Dewin, Joseph Diongre en Adolphe Puissant i.o.v. de Lakense Haard
in 1921.
Dit geheel maakt deel uit van een groot complex van sociale woningen ontworpen in 1921 en 1932 dat het grootste deel inneemt van het bouwblok afgebakend door de Duikerstraat, de Terplaststraat en de Alfred Stevensstraat. Het geheel omvat 254 woningen en werd in 1980-1982 gerenoveerd (n.o.v. architecten Ph. Samyn en M. Vanden Bossche). De achtergevels werden voorzien van een voorbouw en werden volledig met baksteen bekleed. De binnenkant van het blok, toegankelijk via inrijpoorten tussen nr.11 en 13 Duikerstraat en op nr.35 Alfred Stevensstraat, werd heringericht, met kronkelige wegen en een overdekte centrale zone; deze inrichtingen werden in 2010 gerenoveerd, en toen werd ook een gemeenschapshuis ingericht.
Het geheel springt in t.o.v. de rooilijn en bestaat uit gebouwen in drie types, die elk door een andere architect zijn ontworpen en die elkaar afwisselen, sommige per twee gegroepeerd. De meeste gebouwen hebben vier bouwlagen onder plat dak. Alle opstanden hebben drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale met de toegang en verspringend. De eenheid van het complex wordt verzekerd door het gebruik van oranjekleurige baksteen versierd met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen in simili, witsteen en/of hardsteen. Schrijnwerk vervangen.
Elk gebouw bevatte oorspronkelijk twee woningen per bouwlaag. Twee kamers vooraan, een derde achteraan, vergezeld van een gemeenschappelijke ruimte of familieruimte die uitmondde op een terras met toilet en een provisieruimte of berghok.
Op nr.14, 24, 26 en 36, gebouwen ontworpen door Jean-Baptiste Dewin. Toegangstravee geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Ingang tussen massieve pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., die worden bekroond door een hoogreliëf dat twee zittende apen die een vrucht opeten voorstelt; op deze bekroning rust een houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). die een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. vormt boven de ingang, onder gebogen stenen topstukken. Deur onder getande latei. Het hoge vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlicht wordt verdeeld door twee doorlopende monelenStenen vensterstijl. en wordt onderbroken door spiegels op de borstweringen, waarvan sommige van een decor moesten worden voorzien. Op de zijtraveeën, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. vensters gescheiden door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met spiegels die eveneens een decor moesten krijgen. Borstweringen met geprofileerde spiegels. Houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met drieledige kraagstenen en met een lichtjes gebogen hollat op de zijtraveeën (gedeeltelijk vernieuwd).
Binnen, gemeenschappelijke ruimte achteraan, met daarin de keuken.
Op nr.18, 20, 30 en 32, gebouwen ontworpen door Joseph Diongre. Beraapte benedenverdiepingen (“bepleisterd met vochtwerend cement”). Lateien en balkonplatforms in gewassen kiezelbeton. Toegangstravee met verscheidene uitsprongen. Deur met kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer., beschermd door een houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op stenen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. gevormd door japoniserende kraagstenen waarop een trapezoïdale kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). rust. Gegroefde borstweringspanelen die, volgens plan, de opschriften “F(oyer).L(aekenois). / ANNO / 1921” hadden moeten dragen. Op de zijtraveeën, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping, drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. op de verdiepingen, met een smalle glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. achter een driehoekig balkon met opengewerkte bakstenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Kordonbanden versierd met bakstenen zaagtandfriezen ter hoogte van de bovenlichten. Oorspronkelijke kroonlijsten die de uitsprongen van de gevel volgen, boogvormig op de zijtraveeën.
Binnen, gemeenschappelijke ruimte achteraan die uitgeeft op een lokaal dat als “wasplaats-berghok” dienstdoet.
Op nr.16, 22, 28 en 34, gebouwen ontworpen door Joseph Diongre. Gevels versierd met borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en zaagtandfriezen van baksteen. De zijtraveeën hebben gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en worden bekroond door een bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. trapezoïdale geveltop die niet op het oorspronkelijke plan voorkwam, met een venster met drie monelenStenen vensterstijl. en daarachter een dak met ondervlak. Toegangstravee inspringend op de verdiepingen. Op nr.16 en 34, deuren met hardstenen omlijsting met rustica, bekroond door een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met een boogvormige kroonlijst. Op nr.22 en 28, deuren met witstenen omlijsting met hoekkettingAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. of rustica, onder een boogvormige kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee monelenStenen vensterstijl..
Binnen liggen de vier vertrekken van elke woning rond een kleine vierkanten vestibule.
Dit geheel maakt deel uit van een groot complex van sociale woningen ontworpen in 1921 en 1932 dat het grootste deel inneemt van het bouwblok afgebakend door de Duikerstraat, de Terplaststraat en de Alfred Stevensstraat. Het geheel omvat 254 woningen en werd in 1980-1982 gerenoveerd (n.o.v. architecten Ph. Samyn en M. Vanden Bossche). De achtergevels werden voorzien van een voorbouw en werden volledig met baksteen bekleed. De binnenkant van het blok, toegankelijk via inrijpoorten tussen nr.11 en 13 Duikerstraat en op nr.35 Alfred Stevensstraat, werd heringericht, met kronkelige wegen en een overdekte centrale zone; deze inrichtingen werden in 2010 gerenoveerd, en toen werd ook een gemeenschapshuis ingericht.
Het geheel springt in t.o.v. de rooilijn en bestaat uit gebouwen in drie types, die elk door een andere architect zijn ontworpen en die elkaar afwisselen, sommige per twee gegroepeerd. De meeste gebouwen hebben vier bouwlagen onder plat dak. Alle opstanden hebben drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de centrale met de toegang en verspringend. De eenheid van het complex wordt verzekerd door het gebruik van oranjekleurige baksteen versierd met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen in simili, witsteen en/of hardsteen. Schrijnwerk vervangen.
Elk gebouw bevatte oorspronkelijk twee woningen per bouwlaag. Twee kamers vooraan, een derde achteraan, vergezeld van een gemeenschappelijke ruimte of familieruimte die uitmondde op een terras met toilet en een provisieruimte of berghok.
Op nr.14, 24, 26 en 36, gebouwen ontworpen door Jean-Baptiste Dewin. Toegangstravee geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Ingang tussen massieve pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., die worden bekroond door een hoogreliëf dat twee zittende apen die een vrucht opeten voorstelt; op deze bekroning rust een houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). die een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. vormt boven de ingang, onder gebogen stenen topstukken. Deur onder getande latei. Het hoge vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. dat het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlicht wordt verdeeld door twee doorlopende monelenStenen vensterstijl. en wordt onderbroken door spiegels op de borstweringen, waarvan sommige van een decor moesten worden voorzien. Op de zijtraveeën, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. vensters gescheiden door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met spiegels die eveneens een decor moesten krijgen. Borstweringen met geprofileerde spiegels. Houten kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met drieledige kraagstenen en met een lichtjes gebogen hollat op de zijtraveeën (gedeeltelijk vernieuwd).
Binnen, gemeenschappelijke ruimte achteraan, met daarin de keuken.
Op nr.18, 20, 30 en 32, gebouwen ontworpen door Joseph Diongre. Beraapte benedenverdiepingen (“bepleisterd met vochtwerend cement”). Lateien en balkonplatforms in gewassen kiezelbeton. Toegangstravee met verscheidene uitsprongen. Deur met kussenblokken1. Dekplaat dat ligt tussen de drager (kapiteel) en het gedragene (balk of boog); 2. Kwartronde kraagsteen van een venster- of deurboog. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer., beschermd door een houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. op stenen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. gevormd door japoniserende kraagstenen waarop een trapezoïdale kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). rust. Gegroefde borstweringspanelen die, volgens plan, de opschriften “F(oyer).L(aekenois). / ANNO / 1921” hadden moeten dragen. Op de zijtraveeën, drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping, drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. op de verdiepingen, met een smalle glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. achter een driehoekig balkon met opengewerkte bakstenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Kordonbanden versierd met bakstenen zaagtandfriezen ter hoogte van de bovenlichten. Oorspronkelijke kroonlijsten die de uitsprongen van de gevel volgen, boogvormig op de zijtraveeën.
Binnen, gemeenschappelijke ruimte achteraan die uitgeeft op een lokaal dat als “wasplaats-berghok” dienstdoet.
Op nr.16, 22, 28 en 34, gebouwen ontworpen door Joseph Diongre. Gevels versierd met borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en zaagtandfriezen van baksteen. De zijtraveeën hebben gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en worden bekroond door een bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. trapezoïdale geveltop die niet op het oorspronkelijke plan voorkwam, met een venster met drie monelenStenen vensterstijl. en daarachter een dak met ondervlak. Toegangstravee inspringend op de verdiepingen. Op nr.16 en 34, deuren met hardstenen omlijsting met rustica, bekroond door een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met een boogvormige kroonlijst. Op nr.22 en 28, deuren met witstenen omlijsting met hoekkettingAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel. of rustica, onder een boogvormige kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee monelenStenen vensterstijl..
Binnen liggen de vier vertrekken van elke woning rond een kleine vierkanten vestibule.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 42318 (1921), 94532 (1979).
Publicaties en studies
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Le logement ouvrier et social à Laeken. Etude historique et architecturale débouchant sur des propositions de mesures de protection, Cel Historisch Erfgoed van de Stad Brussel, Brussel, 1997, pp. 84-91.
Tijdschriften
“Coup de jeune à l’îlot Ramaekers”, Toc-Tok, 19, herfst 2010, pp. 4-5.
L’Habitation à Bon Marché, 1924, 11.