Typologie(ën)
cinema/bioscoop
café/brasserie/taverne
hotel
winkel
café/brasserie/taverne
hotel
winkel
Ontwerper(s)
Adrien BLOMME – architect – 1931
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Functionalisme
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33722
Beschrijving
Multifunctioneel complex in nieuwe zakelijkheid, naar ontwerp van
architect Adrien Blomme - bijgestaan door architect R. Nicolas (Parijs) - van 1930. Bouw aangevat in 1931,
ingehuldigd in 1932. Opgetrokken in opdracht van de familie Wielemans-Ceuppens,
als uitbreiding van het achteraan aanpalende «Hotel Métropole» (zie De Brouckèreplein nr. 31).
Kern gevormd door de oorspronkelijk trechtervormige bioscoopzaal met 3000 plaatsen, verdeeld over drie niveaus - parterre en twee balkons - met gescheiden toegangen, trappenhuizen en foyers ; met de « Eldorado » (zie De Brouckèreplein nr. 30-46) de grootste van de stad. Omvatte voorts winkels met entresol aan weerszijden van de inkompartij, taverne «La Frégate» en met het hotel verbonden feestzalen in het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., een privé-appartement voor de directeur, en tenslotte twee verdiepingen hotelkamers met dakterrassen rondom een patio bovenop de zaal.
Constructie van acht bouwlagen, waarvan de twee hoogste als terugwijkende attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., met betonnen skeletstructuur en fundering. Gevelfront van Travertijnse marmer, ruim voorzien van beglazing gevat in ten dele vernieuwd metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.. Dominerende horizontale geleding, in het centrum onderbroken door de monumentale, over vijf bouwlagen doorlopende , transparante inkompartij. Laatst genoemde als strakke kolossale portiekstructuur met polygonale posten en breed hoofdgestel, afgesloten door achtereenvolgens concaaf en drielobbig convex gebogen glaswanden, waarvan de dynamiek inwendig wordt voortgezet in de plafonds met neonaccenten en eertijds ook in de bevloering van het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).. Heden echter op de begane grond verbouwd en hogerop ontsierd door een serre-uitbouw. Voorts trapsgewijze - miniem - inspringende bouwlagen, de tweede volledig beglaasd onder een korte luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., de overige belijnd door doorlopende vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. en waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen..
Oorspronkelijk strak bioscoopinterieur, met functionalistische opbouw gericht op een optimale projectie, comfort en veiligheid voor het publiek. Decor gereduceerd tot een contrastrijke combinatie van volumes, kleurtonaliteiten, verfijnde materialen en lichteffecten, de zaal beheerst door een monumentaal reliëf met dansende gratiën door beeldhouwer Ossip Zadkine (heden nog aanwezig); de taverne ingericht als scheepsdek. Tweede balkon in 1971 opgesplitst tot twee kleine zalen, inkom en parterre in 1982 tot doorlopende winkelruimte, naar ontwerp van architecten André Jacqmain en P. Hof, waarbij enkel de foyers en trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. grosso modo intact bleven. Gesloten in 1992.
Kern gevormd door de oorspronkelijk trechtervormige bioscoopzaal met 3000 plaatsen, verdeeld over drie niveaus - parterre en twee balkons - met gescheiden toegangen, trappenhuizen en foyers ; met de « Eldorado » (zie De Brouckèreplein nr. 30-46) de grootste van de stad. Omvatte voorts winkels met entresol aan weerszijden van de inkompartij, taverne «La Frégate» en met het hotel verbonden feestzalen in het souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., een privé-appartement voor de directeur, en tenslotte twee verdiepingen hotelkamers met dakterrassen rondom een patio bovenop de zaal.
Constructie van acht bouwlagen, waarvan de twee hoogste als terugwijkende attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt., met betonnen skeletstructuur en fundering. Gevelfront van Travertijnse marmer, ruim voorzien van beglazing gevat in ten dele vernieuwd metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn.. Dominerende horizontale geleding, in het centrum onderbroken door de monumentale, over vijf bouwlagen doorlopende , transparante inkompartij. Laatst genoemde als strakke kolossale portiekstructuur met polygonale posten en breed hoofdgestel, afgesloten door achtereenvolgens concaaf en drielobbig convex gebogen glaswanden, waarvan de dynamiek inwendig wordt voortgezet in de plafonds met neonaccenten en eertijds ook in de bevloering van het portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule).. Heden echter op de begane grond verbouwd en hogerop ontsierd door een serre-uitbouw. Voorts trapsgewijze - miniem - inspringende bouwlagen, de tweede volledig beglaasd onder een korte luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., de overige belijnd door doorlopende vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. en waterlijstenVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen..
Oorspronkelijk strak bioscoopinterieur, met functionalistische opbouw gericht op een optimale projectie, comfort en veiligheid voor het publiek. Decor gereduceerd tot een contrastrijke combinatie van volumes, kleurtonaliteiten, verfijnde materialen en lichteffecten, de zaal beheerst door een monumentaal reliëf met dansende gratiën door beeldhouwer Ossip Zadkine (heden nog aanwezig); de taverne ingericht als scheepsdek. Tweede balkon in 1971 opgesplitst tot twee kleine zalen, inkom en parterre in 1982 tot doorlopende winkelruimte, naar ontwerp van architecten André Jacqmain en P. Hof, waarbij enkel de foyers en trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. grosso modo intact bleven. Gesloten in 1992.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 51338-51340, 47213 en 42150 (1930-1932), 82813 (1971), 88248 (1982).
Tijdschriften
Bâtir, 1933, 1, p. 12-13, 3, p. 86-89.
BRAEKEN J., “Paleizen voor de hoofdstad” (M & L, 1988, 5, p. 48-62).
L’Emulation, 1933, 1, p. 3-10.