Typologie(ën)
appartementsgebouw
Ontwerper(s)
Marcel PEETERS – architect – 1937
Stijlen
Art deco
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2011-2013
id
Urban : 21296
Beschrijving
Luxeappartementsgebouw art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. geïnspireerd op de typische Noord-Amerikaanse wolkenkrabbers n.o.v. Marcel Peeters en i.o.v. de Société des Pavillons français (o.l.v. Gérard Kaisin), 1937.
Getrapte gevel van negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): de drie centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) hebben achttien bouwlagen; de volgende hebben, symmetrisch en trapsgewijs, vijftien, dertien en zeven bouwlagen. Het gebouw met betonnen geraamte is bekleed met oranjegekleurde baksteen en witsteen (banden die pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. vormen); de benedenverdieping en de uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de drie eerste verdiepingen zijn bekleed met hardsteen. Het geheel is terugwijkend ten opzicht van de sokkelvormige benedenverdieping met centrale deur, met witstenen omlijsting, en twaalf smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en de toegang tot de garages. Terras met akroterieVersieringsmotief, op de hoek - in mindere mate op de top - van het hoofdgestel; vaak in de vorm van een palmet of griffioen. en smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Gebeeldhouwde pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. deels vervangen volgens de oorspronkelijke verdeling.
Interieur
Vloer van de hal bekleed met steen en beklemtoond door ruiten van donker marmer. Een trap leidt naar de verschillende trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de liften. Op de benedenverdieping: kamers voor het personeel; van de eerste tot de twaalfde verdieping: drie appartementen per verdieping; op de dertiende en veertiende verdieping: twee appartementen per verdieping; van de vijftiende tot de zeventiende verdieping: één appartement per verdieping.
Voor het gebouw ligt een tuintje met enkele bloemenperken afgesloten door een laag metalen hek.
Getrapte gevel van negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): de drie centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) hebben achttien bouwlagen; de volgende hebben, symmetrisch en trapsgewijs, vijftien, dertien en zeven bouwlagen. Het gebouw met betonnen geraamte is bekleed met oranjegekleurde baksteen en witsteen (banden die pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. vormen); de benedenverdieping en de uiterste traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de drie eerste verdiepingen zijn bekleed met hardsteen. Het geheel is terugwijkend ten opzicht van de sokkelvormige benedenverdieping met centrale deur, met witstenen omlijsting, en twaalf smalle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en de toegang tot de garages. Terras met akroterieVersieringsmotief, op de hoek - in mindere mate op de top - van het hoofdgestel; vaak in de vorm van een palmet of griffioen. en smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Gebeeldhouwde pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. deels vervangen volgens de oorspronkelijke verdeling.
Interieur
Vloer van de hal bekleed met steen en beklemtoond door ruiten van donker marmer. Een trap leidt naar de verschillende trappenhuizenGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de liften. Op de benedenverdieping: kamers voor het personeel; van de eerste tot de twaalfde verdieping: drie appartementen per verdieping; op de dertiende en veertiende verdieping: twee appartementen per verdieping; van de vijftiende tot de zeventiende verdieping: één appartement per verdieping.
Voor het gebouw ligt een tuintje met enkele bloemenperken afgesloten door een laag metalen hek.
Bronnen
Archieven
GAE/DS 144-20.
Publicaties en studies
VAN DIJK, P., Appartementsgebouwen uit het interbellum, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2006 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 43), p. 27.
Tijdschriften
MESNEL, G., “Les Pavillons français & La Résidence de la Cambre”, L'Art belge, bijlage bij nr. 1, 1936, pp. 121-124.
MIEROP, C., “La tentation de l'Amérique, le gratte-ciel à l'époque de l'Art Déco”, Architecture Art Déco Bruxelles 1920-1930, AAM, Brussel, 1996, pp. 87-95.
“Le Building du Bd. Général Jacques”, in L'activité architecturale en Belgique, 16.10.1938 bijlage bij Journal du bâtiment et des travaux publics.
GAE/DS 144-20.
Publicaties en studies
VAN DIJK, P., Appartementsgebouwen uit het interbellum, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2006 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 43), p. 27.
Tijdschriften
MESNEL, G., “Les Pavillons français & La Résidence de la Cambre”, L'Art belge, bijlage bij nr. 1, 1936, pp. 121-124.
MIEROP, C., “La tentation de l'Amérique, le gratte-ciel à l'époque de l'Art Déco”, Architecture Art Déco Bruxelles 1920-1930, AAM, Brussel, 1996, pp. 87-95.
“Le Building du Bd. Général Jacques”, in L'activité architecturale en Belgique, 16.10.1938 bijlage bij Journal du bâtiment et des travaux publics.