Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
Edmond SERNEELS – architect – 1928-1929
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neogotiek
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denk bijvoorbeeld aan het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke landschappen die uit verschillende componenten zijn samengesteld voorkomen.
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2010-2012
id
Urban : 21220
Beschrijving
Kerk in neogotische stijl, n.o.v. architect Edmond Serneels, 1928-1929.
Geschiedenis
De Sint-Albertusparochie, erkend bij K.B. van 27.02.1910, kreeg in 1909 een noodkerk, op nr. 106-108 van de Victor Hugostraat. Het terrein voor de definitieve kerk werd pas in 1923 verworven. De bouwvergunningsaanvraag werd in 1929 ingediend en de eerste steen werd gelegd op 25.06.1930. De noodkerk werd kort voor 1935 gesloopt.
Plattegrond
Kerk met basiliekplattegrond gelegen aan de straatkant. Brede terugwijkende toegangsportiek geflankeerd door twee volumes van één bouwlaag, met links de doopkapel, omgevormd tot weekkapel, en rechts een lokaal met dienstingang. Twee vierkante torens verrijzen aan weerszijden van de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. die door een galerij wordt bekroond. Schip en twee zijbeuken met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Veelhoekig koor, met links een ‘magazijn' en rechts een volume van twee bouwlagen met op de benedenverdieping de sacristie.
Gevels
Hoofdgevel in Grès d'Andenne met witstenen elementen. De meeste muuropeningen onder spitsboog.

Aan de straatkant worden de drie lage volumes geritmeerd door steunberen, de meeste onder pinakelSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In het midden, open portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met drie zuilen, onder evenveel topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met pinakelSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.; spitse bakstenen tongewelven bekroond door zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken.. Centrale deur met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. en impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. met maaswerk. Vloer van keramiektegels. KapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en timpanenMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met kastanjebladeren en -bolsters. Links, voormalige doopkapel bekroond door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en daarachter een schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.; drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., in 1955 versierd met glas-in-loodramen (voorstelling: het doopsel van Christus), n.o.v. Joseph Desmedt en uitgevoerd door J. Colpaert. Rechts, secundaire hal onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en deur; dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Deuren bewaard.
Inspringende topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. geflankeerd door twee torens van verschillende hoogte, alle drie met registerVensterstrook in een topgevel. van smalle gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. TopgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en bekroning in kruisvorm. Torens met elk een roosvenster en twee hoge gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. De lagere toren links heeft tentdak. Rechts, klokkentoren onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.; klokkenkamer voorzien van tweelicht en oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. vooraan, twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen achteraan, en een dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Op de rechterflank, ronde uitsprong voor wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt..

Secundaire bakstenen gevels met hardstenen elementen, geritmeerd door steunberen. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder spitsboog, die van de zijbeuken gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. BovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van het koor versierd met witstenen maaswerk. Koorvensters sinds 1951 versierd met glas-in-loodramen ontworpen door Ch. Crespin en uitgevoerd door J. Colpaert, met een voorstelling van het Lijdensverhaal en de Verrijzenis van Christus, alsook diverse heiligen. Zinken daken.
Interieur
Bepleisterde muren met witstenen elementen. Vloer van keramiektegels die geometrische motieven vormen.
Over de hele breedte van het gebouw, galerij onder plat plafond met zichtbare balken, opengewerkt met drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en smeedijzeren traliewerk. Daaronder, eikenhouten draaideur met impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. met roedeverdeling en glas-in-loodraam.
Beuken van elkaar gescheiden door spitse zuilenarcades. Middenschip met spits stenen tongewelf met schildbogen, geritmeerd door stenen gordelbogen. Zijbeuken onder plat plafond met zichtbare balken, geritmeerd door diafragmabogen. Ingewerkte eikenhouten biechtstoelen met art-decomotieven (1936-1937). Staties van de Lijdensweg geschilderd door Joseph Desmedt (1935-1936). Aan het einde van de zijbeuken, kapel met kruisboog op zuiltjes met altaren (1944) toegewijd aan Sint-Albertus en aan Maria.

Koor op dezelfde wijze overdekt. Op een trappenpartij in zwart marmer, hoofdaltaar in een mengeling van diverse marmers (Ateliers d'Art de Maredsous, 1935). Hardstenen doopvonten met koperen deksel geciseleerd door Henri Holemans (1926).
Geschiedenis
De Sint-Albertusparochie, erkend bij K.B. van 27.02.1910, kreeg in 1909 een noodkerk, op nr. 106-108 van de Victor Hugostraat. Het terrein voor de definitieve kerk werd pas in 1923 verworven. De bouwvergunningsaanvraag werd in 1929 ingediend en de eerste steen werd gelegd op 25.06.1930. De noodkerk werd kort voor 1935 gesloopt.
Plattegrond
Kerk met basiliekplattegrond gelegen aan de straatkant. Brede terugwijkende toegangsportiek geflankeerd door twee volumes van één bouwlaag, met links de doopkapel, omgevormd tot weekkapel, en rechts een lokaal met dienstingang. Twee vierkante torens verrijzen aan weerszijden van de toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. die door een galerij wordt bekroond. Schip en twee zijbeuken met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Veelhoekig koor, met links een ‘magazijn' en rechts een volume van twee bouwlagen met op de benedenverdieping de sacristie.
Gevels
Hoofdgevel in Grès d'Andenne met witstenen elementen. De meeste muuropeningen onder spitsboog.

Aan de straatkant worden de drie lage volumes geritmeerd door steunberen, de meeste onder pinakelSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. In het midden, open portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met drie zuilen, onder evenveel topgevelsHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met pinakelSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.; spitse bakstenen tongewelven bekroond door zadeldakenDak met twee hellende dakvlakken.. Centrale deur met tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt. en impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. met maaswerk. Vloer van keramiektegels. KapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en timpanenMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. versierd met kastanjebladeren en -bolsters. Links, voormalige doopkapel bekroond door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en daarachter een schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.; drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., in 1955 versierd met glas-in-loodramen (voorstelling: het doopsel van Christus), n.o.v. Joseph Desmedt en uitgevoerd door J. Colpaert. Rechts, secundaire hal onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en deur; dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Deuren bewaard.
Inspringende topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. geflankeerd door twee torens van verschillende hoogte, alle drie met registerVensterstrook in een topgevel. van smalle gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. TopgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en bekroning in kruisvorm. Torens met elk een roosvenster en twee hoge gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. De lagere toren links heeft tentdak. Rechts, klokkentoren onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.; klokkenkamer voorzien van tweelicht en oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster. vooraan, twee gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. muuropeningen achteraan, en een dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.. Op de rechterflank, ronde uitsprong voor wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt..

Secundaire bakstenen gevels met hardstenen elementen, geritmeerd door steunberen. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder spitsboog, die van de zijbeuken gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. BovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van het koor versierd met witstenen maaswerk. Koorvensters sinds 1951 versierd met glas-in-loodramen ontworpen door Ch. Crespin en uitgevoerd door J. Colpaert, met een voorstelling van het Lijdensverhaal en de Verrijzenis van Christus, alsook diverse heiligen. Zinken daken.
Interieur
Bepleisterde muren met witstenen elementen. Vloer van keramiektegels die geometrische motieven vormen.
Over de hele breedte van het gebouw, galerij onder plat plafond met zichtbare balken, opengewerkt met drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en smeedijzeren traliewerk. Daaronder, eikenhouten draaideur met impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. met roedeverdeling en glas-in-loodraam.
Beuken van elkaar gescheiden door spitse zuilenarcades. Middenschip met spits stenen tongewelf met schildbogen, geritmeerd door stenen gordelbogen. Zijbeuken onder plat plafond met zichtbare balken, geritmeerd door diafragmabogen. Ingewerkte eikenhouten biechtstoelen met art-decomotieven (1936-1937). Staties van de Lijdensweg geschilderd door Joseph Desmedt (1935-1936). Aan het einde van de zijbeuken, kapel met kruisboog op zuiltjes met altaren (1944) toegewijd aan Sint-Albertus en aan Maria.

Koor op dezelfde wijze overdekt. Op een trappenpartij in zwart marmer, hoofdaltaar in een mengeling van diverse marmers (Ateliers d'Art de Maredsous, 1935). Hardstenen doopvonten met koperen deksel geciseleerd door Henri Holemans (1926).
Bronnen
Archieven
GAS/DS 278-100-110, 278-147-165.
GAS/Bulletin communal de Schaerbeek, 1920, pp. 678-679; 1923, pp. 180; 1924, pp. 816-818.
Publicaties en studies
ORGANA ST ALBERT asbl, Si « Saint Albert » m'était conté…, Schaarbeek, s.d.