Typologie(ën)

beeldhouwwerk en herdenkingsmonument

Ontwerper(s)

Jean-Joseph et Jacques JACQUETbeeldhouwer1881

NAERTarchitect1881

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Neoclassicisme

Inventaris(sen)

  • Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2009-2011

id

Urban : 20198
lees meer

Beschrijving

Bronzen beeldengroep door beeldhouwer Jacques Jacquet op hardstenen sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. n.o.v. architect Naert. Uitgevoerd door Compagnie des Bronzes. Hier plechtig ingehuldigd op 2.10.1881.

Antoine Wiertz (Dinant, 1806 - Elsene, 1865) was schilder, beeldhouwer en schrijver. Zijn laatste atelier met woning werd op kosten van de Staat gebouwd op voorwaarde dat Wiertz een aantal monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. schilderijen aan de Staat zou nalaten. Na zijn overlijden werd het een museum (huidige Wiertzmuseum, zie Vautierstraat).
Het monument werd eveneens opgericht door de Staat, maar was oorspronkelijk bedoeld voor Dinant. De geboortestad van de schilder echter weigerde het beeld.

Voorstelling
Rechts vrouw met urne en steunend op schild met blazoen van de gemeente Elsene, links de Glorie die Wiertz bekroond met lauriertak en –kroon en centraal een afgebroken zuilCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. (symbool voor afgebroken leven) met op postament1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. buste van Wiertz in profiel.
Op sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. vermelding ‘WIERTZ’.

Bronnen

Publicaties en studies
LE ROY, P., Monographie de la commune d’Ixelles, Imprimerie Générale, Brussel, 1885, pp. 211-218.