Don Bosco Instituut, voormalige Institut Saint-Georges
Guldendallaan 88, 90
Terkamerenstraat 55
François Gaystraat 127-129
Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
Ernest DELUNE – architect – 1922-1939
Victor BROOS – architect – 1956-1966
Julius DELUNE – architect – 1928-1939
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Modernisme
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
Onderzoek en redactie
2003
id
Urban : 17440
Beschrijving
Scholencomplex waarvan eerste gebouwen uit interbellum i.o.v. vereniging “fonds des orphelins belges des œuvres de Don Bosco”, n.o.v. arch. Ernest Delune, 1922. Geassisteerd door zijn zoon arch. Julius Delune vanaf 1928.
Eerste vleugel (A) in Guldendallaan, 1922, in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.. Oorspronkelijk weeshuis. Vrij snel uitgebreid met nieuwe vleugels. In 1924, haaks op eerste vleugel, toevoeging van noordvleugel (B) van één bouwlaag onder plat dak waarin mechanica- en schrijnwerkatelier, in 1926 verhoogd met verdieping onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., tenslotte in 1966 vervangen door een nieuw gebouw. In 1928 toevoeging van zuidvleugel (C), eveneens haaks op eerste vleugel. In jaren 1930 voerden Vader en zoon Delune kleine verbouwingen uit: noordvleugel (B) verlengd met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (1931); sanitaire voorziening 1937, thans gesloopt); zuidgevel (C) verlengd (D) met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (1939). Situatie eind jaren 1930 vertaald zich in een U-vormig complex rond centrale binnenplaats.
Na WO II oppervlakte aanzienlijk vergroot door diverse interventies van verschillende arch. De belangrijkste daarvan zijn: uitbreiding van hoofdvleugel (A) tot aan hoek met François Gaystraat (E) n.o.v. arch. Raphaël Lambin, 1947. Toevoeging van turnzaal en conferentiezaal (F) in F. Gaystraat, n.o.v. zelfde arch., 1950. Toevoeging van drukkersatelier (G) en gebouw (H) in F. Gaystraat, n.o.v. arch. Victor Broos, 1958. Toevoeging van groot gebouw (I) in Terkamerenstraat, n.o.v. zelfde arch., 1962. Sloop van vleugel (B), n.o.v. arch. Delune, 1924 en vervangen door nieuw gebouw n.o.v. Victor Broos, 1966. Gebouw (G) volledig verbouwd, 1998.
Oudste vleugel (A). Drie bouwlagen en elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Lange symmetrische bakstenen gevel met witstenen elementen; centraal en aan uiteinden geritmeerd door brede risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. Alle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder latei, behalve die van trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. onder boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met hoofdingang onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. en accoladeboogvormige archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Modern opschrift in metalen letters: “DON BOSCO”, maskeert oorspronkelijk gebeiteld hardstenen opschrift dat vermelding maakt van de voormalige instelling en opdrachtgever in beide landstalen. Dak oorspronkelijk met acht dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. die in 1967 nog bestonden. Op binnenplaats sobere gevel met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Alle schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Gebouw (B), n.o.v. arch. Victor Broos, 1966. Klassen voor technisch onderwijs. Lang rechthoekig volume met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. bakstenen hoeken. Lange beglaasde gevel; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met elegante geometrische roedeverdeling, verticaal geritmeerd door monelenStenen vensterstijl., en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in gewassen silexbeton. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... in hoogste bouwlaag deels vervangen.
Eerste vleugel (A) in Guldendallaan, 1922, in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.. Oorspronkelijk weeshuis. Vrij snel uitgebreid met nieuwe vleugels. In 1924, haaks op eerste vleugel, toevoeging van noordvleugel (B) van één bouwlaag onder plat dak waarin mechanica- en schrijnwerkatelier, in 1926 verhoogd met verdieping onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., tenslotte in 1966 vervangen door een nieuw gebouw. In 1928 toevoeging van zuidvleugel (C), eveneens haaks op eerste vleugel. In jaren 1930 voerden Vader en zoon Delune kleine verbouwingen uit: noordvleugel (B) verlengd met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (1931); sanitaire voorziening 1937, thans gesloopt); zuidgevel (C) verlengd (D) met twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) (1939). Situatie eind jaren 1930 vertaald zich in een U-vormig complex rond centrale binnenplaats.
Na WO II oppervlakte aanzienlijk vergroot door diverse interventies van verschillende arch. De belangrijkste daarvan zijn: uitbreiding van hoofdvleugel (A) tot aan hoek met François Gaystraat (E) n.o.v. arch. Raphaël Lambin, 1947. Toevoeging van turnzaal en conferentiezaal (F) in F. Gaystraat, n.o.v. zelfde arch., 1950. Toevoeging van drukkersatelier (G) en gebouw (H) in F. Gaystraat, n.o.v. arch. Victor Broos, 1958. Toevoeging van groot gebouw (I) in Terkamerenstraat, n.o.v. zelfde arch., 1962. Sloop van vleugel (B), n.o.v. arch. Delune, 1924 en vervangen door nieuw gebouw n.o.v. Victor Broos, 1966. Gebouw (G) volledig verbouwd, 1998.
Oudste vleugel (A). Drie bouwlagen en elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Lange symmetrische bakstenen gevel met witstenen elementen; centraal en aan uiteinden geritmeerd door brede risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. Alle venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder latei, behalve die van trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. onder boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met hoofdingang onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. en accoladeboogvormige archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog.. Modern opschrift in metalen letters: “DON BOSCO”, maskeert oorspronkelijk gebeiteld hardstenen opschrift dat vermelding maakt van de voormalige instelling en opdrachtgever in beide landstalen. Dak oorspronkelijk met acht dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. die in 1967 nog bestonden. Op binnenplaats sobere gevel met rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Alle schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Gebouw (B), n.o.v. arch. Victor Broos, 1966. Klassen voor technisch onderwijs. Lang rechthoekig volume met blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. bakstenen hoeken. Lange beglaasde gevel; raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met elegante geometrische roedeverdeling, verticaal geritmeerd door monelenStenen vensterstijl., en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in gewassen silexbeton. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... in hoogste bouwlaag deels vervangen.
Bronnen
Archieven
GASPW/DS 441 (1922), 161 (1924), 156 (1926), 12 (1928), 209 (1931), 265 (1937) 121 (1939), 180 (1947), 329 (1950), 91 (1958), 246 (1962), 319 (1966), 12 (1967), 62 (1998).
GASPW/DE postkaarten inv. 43, 44, 49, 50 en 51.