Typologie(ën)
burgerwoning
woning met kunstenaarsatelier
woning met kunstenaarsatelier
Ontwerper(s)
Alban CHAMBON – architect – 1902
Fernand CHAMBON – architect – 1902
Géo BERNIER – schilder
Jenny HOPPE – schilder
Stijlen
Art nouveau
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2005-2007
id
Urban : 16589
Beschrijving
Voormalige kunstenaarswoning met tentoonstellingszaal en ateliers van schildersechtpaar Géo Bernier (1862-1918) en Jenny Hoppe (ca 1870-?), in art-nouveau n.o.v. Alban Chambon, 1902 en 1907 (tentoonstellingsruimte).
Vanaf 1918 bewoond door schilder Emile Baes (1889-1953) en rond 1949 door bronsgieter S. Baes.
Géo Bernier gold als een van de bekendste dierenschilders (vnl. paarden en koeien) van de eeuwwisseling en was medestichter van Le Sillon. In zijn tentoonstellingsruimte (1907) organiseerde hij vaak tentoonstellingen. Op alle muren van de ateliers en gangen vindt men nog de metalen stangen waaraan schilderijen werden opgehangen. Hij woonde hier tot aan zijn dood.
Zijn vrouw, Jenny, schilderde eveneens, maar in een postimpressionistische stijl. Ze was de dochter van medaillist Edouard Hoppe en de schoonzus van Victor Gilsoul.
Architect-decorateur Alban Chambon ontwierp de woning, maar zou naar verluid de realisatie ervan toevertrouwd hebben aan zijn zoon Fernand Chambon.
Drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); hoogste bouwlaag teruggetrokken boven eerste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Beige gekleurde bakstenen gevel met oranje bakstenen banden op zandstenen plint met natuurstenen rustica tussen getraliede souterrainvensters. Rechthoekige muuropeningen op hardstenen dorpelHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). en onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.; vaak met houten lamberkijnDraperie in guirlandevorm, al dan niet met kwasten; vaak geschilderd of nagebootst in hout, metaal, ... en bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met roedeverdeling.
Toegangstravee met brede opengewerkte smeedijzeren deur onder een impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. binnen een spaarveld; in tweede bouwlaag vierlicht met glas-in-lood onder zeslicht binnen hetzelfde spaarveld.
In centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met smeedijzeren vensterleuningLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal. op benedenverdieping; op eerste verdieping houten erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op smeedijzeren kraagstukken en onder leien lessenaardak. Eerste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en attiekmuurtje. Rechtertravee geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en boven de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). bekroond door bakstenen topstukken; glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in eerste bouwlaag, vervolgens glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met dito borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en tussen smalle raampjes in tweede bouwlaag en tenslotte vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met smeedijzeren vensterleuningLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal. in hoogste bouwlaag.
Smeedwerk met cirkel- en gestileerde plantenmotieven.
Interieur: Vestibule met afwisselde banden marmer bekleed en onder metalen cassetteplafond gevuld met gele ceramiektegels met florale versiering in reliëf. Korte schuin oplopende trap, rechts van vestibule, leidt naar verhoogde gelijkvloerse verdieping. TrappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. vanaf hier verlicht door zenithaal glas-in-lood met geometrische en gestileerde bloemmotieven. Bewaard trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. (trap, lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, deuren,…) met o.m. fraaie houten balustradesHekwerk van spijlen of balusters. met geometrische motieven (discussen al of niet binnen vierkant vlak) en ingesneden groeven.
Gebouw met twee noordelijk georiënteerde ateliers. Grootste atelier op benedenverdieping en toegankelijk via hall. Naast ingang leidt houten bordestrapje, met onder meer een berghok onder het tweede bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap., vanuit het atelier naar de kamers van verhoogd gelijkvloers. TrappalenHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. bekroond door fraaie smeedijzeren korven uit gestileerde plantenmotieven. Atelier verlicht door groot daklicht en brede vensterpartij. Vloer in visgraatparket.
Fraaie stenen schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw. met kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). tegen de rechter scheimuur. Atelier leidt verder naar voormalige tentoonstellingruimte (1907) die tuin links afbakent. In andere kamer op gelijkvloerse verdieping een in hoek geplaatste schoorsteen: deels opengewerkt smeedijzeren, maar vergulde schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw. met gestileerde florale elementen en schoorsteenmond met groene ceramiektegels.
Op eerste verdieping tweede, maar kleiner atelier op dezelfde manier verlicht als groot atelier.
Kleine zenithaal verlichte trap in rechtertravee leidt naar hoogste verdieping.
Voorts nog enkele schoorsteenmantels versierd met gangbare motieven of bekleed met art-nouveau getinte faiencetegels. Bewaarde deuren met discusmotieven op panelen en omlijsting en originele klinken.
Tuin: Kleine tuin toegankelijk via voormalige tentoonstellingruimte of via kelder. Lichtput naar kelder afgesloten door smeedijzeren hek met golvende florale motieven. Gevels rond tuin bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen..
Beschermd op 03.07.1997.
Vanaf 1918 bewoond door schilder Emile Baes (1889-1953) en rond 1949 door bronsgieter S. Baes.
Géo Bernier gold als een van de bekendste dierenschilders (vnl. paarden en koeien) van de eeuwwisseling en was medestichter van Le Sillon. In zijn tentoonstellingsruimte (1907) organiseerde hij vaak tentoonstellingen. Op alle muren van de ateliers en gangen vindt men nog de metalen stangen waaraan schilderijen werden opgehangen. Hij woonde hier tot aan zijn dood.
Zijn vrouw, Jenny, schilderde eveneens, maar in een postimpressionistische stijl. Ze was de dochter van medaillist Edouard Hoppe en de schoonzus van Victor Gilsoul.
Architect-decorateur Alban Chambon ontwierp de woning, maar zou naar verluid de realisatie ervan toevertrouwd hebben aan zijn zoon Fernand Chambon.
Drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); hoogste bouwlaag teruggetrokken boven eerste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Beige gekleurde bakstenen gevel met oranje bakstenen banden op zandstenen plint met natuurstenen rustica tussen getraliede souterrainvensters. Rechthoekige muuropeningen op hardstenen dorpelHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). en onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.; vaak met houten lamberkijnDraperie in guirlandevorm, al dan niet met kwasten; vaak geschilderd of nagebootst in hout, metaal, ... en bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. met roedeverdeling.
Toegangstravee met brede opengewerkte smeedijzeren deur onder een impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. binnen een spaarveld; in tweede bouwlaag vierlicht met glas-in-lood onder zeslicht binnen hetzelfde spaarveld.
In centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met smeedijzeren vensterleuningLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal. op benedenverdieping; op eerste verdieping houten erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op smeedijzeren kraagstukken en onder leien lessenaardak. Eerste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). en attiekmuurtje. Rechtertravee geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en boven de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). bekroond door bakstenen topstukken; glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met smeedijzeren borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in eerste bouwlaag, vervolgens glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. met dito borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en tussen smalle raampjes in tweede bouwlaag en tenslotte vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met smeedijzeren vensterleuningLage, versierde leuning boven een onderdorpel, meestal in metaal. in hoogste bouwlaag.
Smeedwerk met cirkel- en gestileerde plantenmotieven.
Interieur: Vestibule met afwisselde banden marmer bekleed en onder metalen cassetteplafond gevuld met gele ceramiektegels met florale versiering in reliëf. Korte schuin oplopende trap, rechts van vestibule, leidt naar verhoogde gelijkvloerse verdieping. TrappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. vanaf hier verlicht door zenithaal glas-in-lood met geometrische en gestileerde bloemmotieven. Bewaard trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. (trap, lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, deuren,…) met o.m. fraaie houten balustradesHekwerk van spijlen of balusters. met geometrische motieven (discussen al of niet binnen vierkant vlak) en ingesneden groeven.
Gebouw met twee noordelijk georiënteerde ateliers. Grootste atelier op benedenverdieping en toegankelijk via hall. Naast ingang leidt houten bordestrapje, met onder meer een berghok onder het tweede bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap., vanuit het atelier naar de kamers van verhoogd gelijkvloers. TrappalenHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap. bekroond door fraaie smeedijzeren korven uit gestileerde plantenmotieven. Atelier verlicht door groot daklicht en brede vensterpartij. Vloer in visgraatparket.
Fraaie stenen schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw. met kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). tegen de rechter scheimuur. Atelier leidt verder naar voormalige tentoonstellingruimte (1907) die tuin links afbakent. In andere kamer op gelijkvloerse verdieping een in hoek geplaatste schoorsteen: deels opengewerkt smeedijzeren, maar vergulde schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw. met gestileerde florale elementen en schoorsteenmond met groene ceramiektegels.
Op eerste verdieping tweede, maar kleiner atelier op dezelfde manier verlicht als groot atelier.
Kleine zenithaal verlichte trap in rechtertravee leidt naar hoogste verdieping.
Voorts nog enkele schoorsteenmantels versierd met gangbare motieven of bekleed met art-nouveau getinte faiencetegels. Bewaarde deuren met discusmotieven op panelen en omlijsting en originele klinken.
Tuin: Kleine tuin toegankelijk via voormalige tentoonstellingruimte of via kelder. Lichtput naar kelder afgesloten door smeedijzeren hek met golvende florale motieven. Gevels rond tuin bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen..
Beschermd op 03.07.1997.
Bronnen
Archieven
GAE/DS 261-4.
Publicaties en studies
« Baes Emile », Nos Contemporains, Portraits et biographies des personalités belges ou résidant en Belgique, connues par l'œuvre littéraire, artistique ou scientiphique, ou par l'action politique par l'influence morale ou sociale, Bruxelles, 1904, pp. 314-315.
« Bernier Géo », Nos Contemporains, Portraits et biographies des personalités belges ou résidant en Belgique, connues par l'œuvre littéraire, artistique ou scientiphique, ou par l'action politique par l'influence morale ou sociale, Bruxelles, 1904, pp. 242-244.
« Bernier-Hoppe Jenny », Nos Contemporains, Portraits et biographies des personalités belges ou résidant en Belgique, connues par l'œuvre littéraire, artistique ou scientiphique, ou par l'action politique par l'influence morale ou sociale, Bruxelles, 1904, pp. 244-245.
Gevrijwaarde monumenten en landschappen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Mardaga, 1999, p. 124.
POTVIN, J., Géo Bernier, Le dernier des animaliers, SA M. Weissenbruch, Brussel, 1926, pp. 54-55.
SMISMANS, L., Profiel van de Belgische kunstenares geboren tussen 1800 en 1900, en werkzaam op het gebied van de schilderkunst, voornamelijk het pleinairisme, het impressionisme en het fauvisme, Het aanleggen van een corpus, met uitwerking van 53 betekenisvolle biografieën, (dl. 1, dl. 2-corpus) (onuitgeg. verh.), VUB, Brussel, 1990-1991.
VAN SANTVOORT, L., Het 19de-eeuwse kunstenaarsatelier in Brussel (doctoraal proefschrift, sectie Kunstwetenschappen en Archeologie, VUB), Brussel, 1995-1996.
VERDAVAINE, G., Les nus d'Emile Baes, Brussel, 1923.
GAE/DS 261-4.
Publicaties en studies
« Baes Emile », Nos Contemporains, Portraits et biographies des personalités belges ou résidant en Belgique, connues par l'œuvre littéraire, artistique ou scientiphique, ou par l'action politique par l'influence morale ou sociale, Bruxelles, 1904, pp. 314-315.
« Bernier Géo », Nos Contemporains, Portraits et biographies des personalités belges ou résidant en Belgique, connues par l'œuvre littéraire, artistique ou scientiphique, ou par l'action politique par l'influence morale ou sociale, Bruxelles, 1904, pp. 242-244.
« Bernier-Hoppe Jenny », Nos Contemporains, Portraits et biographies des personalités belges ou résidant en Belgique, connues par l'œuvre littéraire, artistique ou scientiphique, ou par l'action politique par l'influence morale ou sociale, Bruxelles, 1904, pp. 244-245.
Gevrijwaarde monumenten en landschappen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Mardaga, 1999, p. 124.
POTVIN, J., Géo Bernier, Le dernier des animaliers, SA M. Weissenbruch, Brussel, 1926, pp. 54-55.
SMISMANS, L., Profiel van de Belgische kunstenares geboren tussen 1800 en 1900, en werkzaam op het gebied van de schilderkunst, voornamelijk het pleinairisme, het impressionisme en het fauvisme, Het aanleggen van een corpus, met uitwerking van 53 betekenisvolle biografieën, (dl. 1, dl. 2-corpus) (onuitgeg. verh.), VUB, Brussel, 1990-1991.
VAN SANTVOORT, L., Het 19de-eeuwse kunstenaarsatelier in Brussel (doctoraal proefschrift, sectie Kunstwetenschappen en Archeologie, VUB), Brussel, 1995-1996.
VERDAVAINE, G., Les nus d'Emile Baes, Brussel, 1923.