Typologie(ën)
conservatorium/kunstacademie
Ontwerper(s)
Prosper SCHRYVERS – 1881
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Huis in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz. n.o.v. en i.o.v. siersmid Prosper Schryvers, 1881.
Rijkelijk versierde gevel met ijzerbeslag ten teken van virtuositeit van siersmid, wiens huis als vitrine dienst deed. Twee bouwlagen bekroond met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan bredere toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht.. Bakstenen gevel in verschillende roodtinten met hard- en witstenen elementen. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen., thans zwart beschilderd.
Op benedenverdieping koetspoort in neo-middeleeuwse stijl; dubbeldikke massief houten vleugels, beslagen met sierspijkers; fijn bewerkte metalen hengselsSmeedijzeren beslag waarmee deuren, ramen of luiken worden opgehangen. met motieven van bloemtakken en wijnranken; deurknop geflankeerd door laurierbladeren; getraliede judas; voor bovenlichtBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. rijkelijk bewerkt traliewerk, met decor van verschillende kleine personages met grijnzende gezichten; metalen trekker ter bediening van bel aan binnenkant; lantaarn op consoleVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. gevormd door draken; huisnummer eveneens in smeedijzerTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen…. Muuropeningen op benedenverdieping onder korfboogBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen., op verdieping met latei onder ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.; in tweede bouwlaag van toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. Frans balkonBorstwering tussen de dagkanten van een naar binnen openslaand venster dat tot de vloer doorloopt.. Trappen van trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. belijnd met muizentand; drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder doorlopende latei en ontlastingsbogenBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.; waarboven oculusKlein rond, ovaal of polygonaal venster..
Bijzonder verfijnd ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw.. Voor souterrainvensters stevige met elkaar verbonden tralies. Merkwaardige borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met spiralen tweede bouwlaag. Sierankers op verdieping en trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.; in laatst genoemde vormen ze jaartal “1879”. Smeedijzeren piron met elegante windwijzer in vorm van Vlaamse leeuw en initialen van siersmid, “P S”. Uithangbord “ecole de peinture” boven venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van benedenverdieping en “Van Der Kelen / Logelain”, op verdieping in vorm van metalen cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... met roedeverdeling en glasramen.
Interieur: muren met marmerschildering; in vloer mozaïek met inscriptie “Welkom”.
Achterhuis van zelfde datum; fungeerde als atelier van Schryvers, één van de befaamdste siersmeden van Brussel. Na faillissement van siersmid, opent kunsthandwerker Alfred Van der Kelen hier in 1902 school voor marmerschilderen. In 1950 volgt zijn zoon Clément hem op en associeert zich met Alphonse Logelain, leraar houtschilderen. Deze school voor decoratieve schilderkunst geniet thans wereldfaam. Voormalig ijzer- en glasatelier van Schryvers verhoogd door arch. Jean Maelschalck, 1914, thans volledig bekleed met PVC.
Bronnen
GASG/DS 80 (1881), 150 (1914).
Publicaties en studies
BREASSON, M.J., (o.l.v.), ‘Les métaux ouvrés, emploi du fer, de la fonte, du cuivre, du zinc etc.' in La construction et la décoration, Paris, 1882.
DEMANET M., HENNAUT, E., Hout en metaal in de Brusselse huisgevel 1850-1940, Koning Boudewijnstichting - AAM, Brussel, 1997. (Kunst in de straat), pp 22-23, 122-124, 136.
Tijdschriften
‘ Porte d'entrée de la maison de M. Pr. Schrijvers, ferronnier d'art, rue du Métal, 30 à Bruxelles ', L'Émulation, 1896, pl. 29.