Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
J. RAMAEKERS – architect – 1897-1898
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neogotiek
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2013-2014
id
Urban : 23122
Beschrijving
In de bocht van de straat en binnen het huizenblok, katholieke schoolinstelling ontworpen in 1897-1898 door architect J. Ramaekers, geleidelijk vergroot tot in 1932.
Geschiedenis
In 1897 ontwierp architect Ramaekers, op vraag van rentenier Ch. Rittweger en op diens terreinen, een woongebouw aan de straatkant van twee bouwlagen (A) en een eerste parallelle vleugel met klaslokalen aan de achterzijde (B). In 1898 voorzag de architect het gebouw aan de straatkant van een extra traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rechts, met de toegang. Het instituut, dat werd geleid door de Soeurs de Saint-Joseph en voor jongedames was voorbehouden, opende zijn deuren in datzelfde jaar. In 1900 liet Rittweger een woning (C) bouwen, rechts van het gebouw aan de straatkant (nr. 26), die als conciërgewoning dienstdeed. In 1902 lieten de zusters een tweede vleugel met klaslokalen (D) bouwen haaks op de zuidkant van de eerste vleugel. Twee jaar later werd een tweede verdieping toegevoegd aan het gebouw aan de straatkant. In 1911 werd een derde vleugel (E) haaks aangebouwd aan de zuidkant van de tweede. In 1922 voegde architect V. Backx een vierde vleugel (F) toe tussen de twee oorspronkelijke gebouwen (A, B). Tot slot werd in 1932 een laatste vleugel (G) van twee bouwlagen gebouwd, met een open galerij in de eerste bouwlaag langs de mandelige noordmuur van het complex. Het geheel werd in 2002 gerenoveerd (Agence d'Architecture Actuelle).
Beschrijving
Gebouw A (n.o.v. architect J. Ramaekers, 1897-1898 – 1904) met gebogen plattegrond; drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., de laatste toegevoegd in 1904. Gevel in neogotische stijl, opgetrokken in baksteen met hardstenen elementen. Vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de eerste vier inspringend achter een omheiningsmuur, de laatste uit 1898, als voorbouw aan de straatkant. Muuropeningen onder gebroken ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., de meeste op de eerste verdieping gevat in een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met dezelfde vorm. Op de rechtertravee, inrijpoort naar een overdekte doorgang naar vleugel D, bekroond door een trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. Bakstenen zaagtandfries onder de (vervangen) kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Omheiningsmuur met een ingang naar een lange open ruimte waarlangs vleugels F, B en G liggen, en met vier kleine getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die oorspronkelijk een thans overdekte binnenplaats verlichtten. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van de verdiepingen bewaard, versierd met glas-in-loodramen. Inrijpoort bewaard, toegangspoort vervangen.
In deze vleugel bevond zich oorspronkelijk de woning van de zusters. Centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht..
Vleugel B (n.o.v. architect J. Ramaekers, 1897) van drie bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Gevels in eclectische stijl, met muuropeningen onder fijne I-balkIJzeren latei met I-profiel.. Westgevel in baksteen met hardstenen elementen. Centrale voorbouw van acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geflankeerd door twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die elk een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlichten. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met twaalf smalle traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... deels vervangen.
Op de eerste verdieping, kapel verbouwd tot klaslokalen.
Vleugel D (1902) van drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Noordgevel in eclectische stijl, in baksteen versierd met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen en hardsteen. Opstand geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Benedenverdieping behandeld als terugwijkende open galerij, met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen onder doorlopende I-balkIJzeren latei met I-profiel.. Ankers. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard. Zuidgevel verbouwd.
Klaslokalen in de eerste twee bouwlagen en, oorspronkelijk, studiezaal in de derde. Aan het westelijke uiteinde, driehoekige voorbouw met het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., onder plat dak en verbonden met het gebouw aan de straatkant door een overdekte doorgang. Dit trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. werd vernieuwd in art-decostijl: betonnen trap bekleed met granito, metalen leuning, lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in beige en zwarte keramiek, muuropeningen onder veelhoekige bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Op de eerste verdieping leidt de trap via drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. naar een zaal die in dezelfde stijl is heringericht, met een vloer en lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in keramiek.
Vleugel E (1911) van drie bouwlagen onder plat dak. Gevel aan de binnenplaats in eclectische stijl, in baksteen met hardstenen elementen. Zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gescheiden door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Gymnastiekzaal op de benedenverdieping, klaslokalen op de eerste verdieping en, oorspronkelijk, slaapzalen op de tweede.
Vleugel F (n.o.v. architect H. Backx, 1922) van drie bouwlagen onder plat dak. Gevel in eclectische stijl, in baksteen versierd met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen en met hardsteen. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Centraal, brede T-vormige glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. op de benedenverdieping, en een nis op de eerste verdieping met een beeld van de heilige Jozef met kind, bekroond door een paneel met het jaartal “ANNO / 1922”. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard.
Oorspronkelijk, refter op de benedenverdieping, twee zalen op de eerste verdieping, ziekenboeg op de tweede.
Vleugel G (1932) van twee bouwlagen onder plat dak en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). De benedenverdieping vormt een overdekte galerij met betonnen arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met afgeschuinde hoeken, de laatste dichtgemetseld. Verdieping in baksteen met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. bewaard.
Trappenhuis aan het oostelijke uiteinde.
Geschiedenis
In 1897 ontwierp architect Ramaekers, op vraag van rentenier Ch. Rittweger en op diens terreinen, een woongebouw aan de straatkant van twee bouwlagen (A) en een eerste parallelle vleugel met klaslokalen aan de achterzijde (B). In 1898 voorzag de architect het gebouw aan de straatkant van een extra traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rechts, met de toegang. Het instituut, dat werd geleid door de Soeurs de Saint-Joseph en voor jongedames was voorbehouden, opende zijn deuren in datzelfde jaar. In 1900 liet Rittweger een woning (C) bouwen, rechts van het gebouw aan de straatkant (nr. 26), die als conciërgewoning dienstdeed. In 1902 lieten de zusters een tweede vleugel met klaslokalen (D) bouwen haaks op de zuidkant van de eerste vleugel. Twee jaar later werd een tweede verdieping toegevoegd aan het gebouw aan de straatkant. In 1911 werd een derde vleugel (E) haaks aangebouwd aan de zuidkant van de tweede. In 1922 voegde architect V. Backx een vierde vleugel (F) toe tussen de twee oorspronkelijke gebouwen (A, B). Tot slot werd in 1932 een laatste vleugel (G) van twee bouwlagen gebouwd, met een open galerij in de eerste bouwlaag langs de mandelige noordmuur van het complex. Het geheel werd in 2002 gerenoveerd (Agence d'Architecture Actuelle).
Beschrijving
Gebouw A (n.o.v. architect J. Ramaekers, 1897-1898 – 1904) met gebogen plattegrond; drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., de laatste toegevoegd in 1904. Gevel in neogotische stijl, opgetrokken in baksteen met hardstenen elementen. Vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de eerste vier inspringend achter een omheiningsmuur, de laatste uit 1898, als voorbouw aan de straatkant. Muuropeningen onder gebroken ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast., de meeste op de eerste verdieping gevat in een arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met dezelfde vorm. Op de rechtertravee, inrijpoort naar een overdekte doorgang naar vleugel D, bekroond door een trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.. Bakstenen zaagtandfries onder de (vervangen) kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Omheiningsmuur met een ingang naar een lange open ruimte waarlangs vleugels F, B en G liggen, en met vier kleine getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die oorspronkelijk een thans overdekte binnenplaats verlichtten. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. van de verdiepingen bewaard, versierd met glas-in-loodramen. Inrijpoort bewaard, toegangspoort vervangen.
In deze vleugel bevond zich oorspronkelijk de woning van de zusters. Centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht..
Vleugel B (n.o.v. architect J. Ramaekers, 1897) van drie bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Gevels in eclectische stijl, met muuropeningen onder fijne I-balkIJzeren latei met I-profiel.. Westgevel in baksteen met hardstenen elementen. Centrale voorbouw van acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), geflankeerd door twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die elk een trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. verlichten. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard. BepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. gevel met twaalf smalle traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... deels vervangen.
Op de eerste verdieping, kapel verbouwd tot klaslokalen.
Vleugel D (1902) van drie bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Noordgevel in eclectische stijl, in baksteen versierd met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen en hardsteen. Opstand geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Benedenverdieping behandeld als terugwijkende open galerij, met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen onder doorlopende I-balkIJzeren latei met I-profiel.. Ankers. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard. Zuidgevel verbouwd.
Klaslokalen in de eerste twee bouwlagen en, oorspronkelijk, studiezaal in de derde. Aan het westelijke uiteinde, driehoekige voorbouw met het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., onder plat dak en verbonden met het gebouw aan de straatkant door een overdekte doorgang. Dit trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. werd vernieuwd in art-decostijl: betonnen trap bekleed met granito, metalen leuning, lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in beige en zwarte keramiek, muuropeningen onder veelhoekige bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden.. Op de eerste verdieping leidt de trap via drie arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. naar een zaal die in dezelfde stijl is heringericht, met een vloer en lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … in keramiek.
Vleugel E (1911) van drie bouwlagen onder plat dak. Gevel aan de binnenplaats in eclectische stijl, in baksteen met hardstenen elementen. Zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gescheiden door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Gymnastiekzaal op de benedenverdieping, klaslokalen op de eerste verdieping en, oorspronkelijk, slaapzalen op de tweede.
Vleugel F (n.o.v. architect H. Backx, 1922) van drie bouwlagen onder plat dak. Gevel in eclectische stijl, in baksteen versierd met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen en met hardsteen. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Centraal, brede T-vormige glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. op de benedenverdieping, en een nis op de eerste verdieping met een beeld van de heilige Jozef met kind, bekroond door een paneel met het jaartal “ANNO / 1922”. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard.
Oorspronkelijk, refter op de benedenverdieping, twee zalen op de eerste verdieping, ziekenboeg op de tweede.
Vleugel G (1932) van twee bouwlagen onder plat dak en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). De benedenverdieping vormt een overdekte galerij met betonnen arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met afgeschuinde hoeken, de laatste dichtgemetseld. Verdieping in baksteen met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen. RaamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. bewaard.
Trappenhuis aan het oostelijke uiteinde.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 239-28.
Publicaties en studies
JURION-DE WAHA, Fr., La mémoire des pierres. Bruxelles Architecture scolaire, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1987, pp. 59-60.
Tijdschriften
MERTENS, A., ROZEZ, “Ruche (rue de la)”, Annuaire du Commerce et de l'Industrie de Belgique, Province de Brabant, Bruxelles et sa banlieue, Brussel, Établissements généraux d'imprimerie, 1903.
GAS/DS 239-28.
Publicaties en studies
JURION-DE WAHA, Fr., La mémoire des pierres. Bruxelles Architecture scolaire, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1987, pp. 59-60.
Tijdschriften
MERTENS, A., ROZEZ, “Ruche (rue de la)”, Annuaire du Commerce et de l'Industrie de Belgique, Province de Brabant, Bruxelles et sa banlieue, Brussel, Établissements généraux d'imprimerie, 1903.