Typologie(ën)
Herberg
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1636
INCONNU - ONBEKEND – 1750-1800
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Traditionalisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Jette - historische kern (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2022-2023
id
Urban : 24828
Beschrijving
Op hoek met de Rechtschapenheidsstraat, herberg het Oude Pannenhuis uit de 18e eeuw in traditionele stijl. Sluitsteen met jaartal 1636 in de deuropening.
Geschiedenis
Het gebouw bevond zich aan een belangrijk kruispunt langs de Leopold I straat en de oude Voetweg van Panhuis naer Brussel in de buurt van de gehuchten Pannenhuis- en Esseghem. Het werd reeds afgebeeld op het plan van Vandermaelen uit 1846-1854 en werd wellicht gebouwd in 1771 door Jacques van Ruyckveld en zijn vrouw Jeanne de Bont. De sluitsteen met jaartal 1636 is wellicht een recuperatie van een ouder gebouw. De benaming van de herberg verwijst naar de bedaking, die in de periode van het ontstaan van het gebouw eerder uitzonderlijk was voor zijn toen nog landelijke omgeving.
Het Pannenhuys dat uit een Steenen Huys, schuer en stallinge bestond omvatte naast de herberg ook graanvelden en een bierbrouwerij. Eind 18e eeuw kocht de befaamde Jetse familie Moonens de gebouwen en baatte de herberg verder uit. Zij waren tevens eigenaars van andere Jetse herbergen waaronder De Wilg ,le Miroir en het Heideken. Vanaf het midden van de 19e eeuw werd de herberg verkocht aan verschillende opeenvolgende eigenaars. De herberg werd tevens gebruikt als verzamelplaats voor openbare verkopen, voor kermissen en door verschillende verenigingen. Ook zou Leopold I op 21.07.1831 in de herberg gestopt zijn tijdens zijn feestelijke intocht naar Brussel. Volgens overlevering is de beker waaruit de koning dronk in het Pannenhuis bewaard.
In 1830 opende aan de overzijde van het kruispunt de herberg A la nouvelle Pannenhuis die uit een neoclassicistisch gebouw bestond met grote tuin en terras achteraan (thans afgebroken).
Toen de Leopold I straat in de jaren 1880 werd rechtgetrokken en verhard bevond de lagere dwarsvleugel van de oude herberg zich op het nieuwe tracé. Tijdens het interbellum werd dit deel ingekort van drie naar één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) om de verbreding van de straat mogelijk te maken. Ook het hoofdvolume werd gewijzigd: kort na de opening van de Rechtschapenheidsstraat in 1928 werd de hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. afgesneden. De muuropeningen die zich nu in de zijgevel bevinden werden in 1938 aangebracht. Verschillende bijgebouwen werden in een latere periode toegevoegd.
Beschrijving
Hoofdvolume van twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de Leopold I straat, een afgesneden hoek en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de Rechtschapenheidsstraat, geheel onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Lager dwarsgebouw van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak.. Bakstenen gevel (thans witgeschilderd). Getoogde muuropeningen met luiken.
Interieur: De balkenstructuur en trap in het hoofdvolume zijn nog deels oorspronkelijk. Gewelfde kelder.
Geschiedenis
Het gebouw bevond zich aan een belangrijk kruispunt langs de Leopold I straat en de oude Voetweg van Panhuis naer Brussel in de buurt van de gehuchten Pannenhuis- en Esseghem. Het werd reeds afgebeeld op het plan van Vandermaelen uit 1846-1854 en werd wellicht gebouwd in 1771 door Jacques van Ruyckveld en zijn vrouw Jeanne de Bont. De sluitsteen met jaartal 1636 is wellicht een recuperatie van een ouder gebouw. De benaming van de herberg verwijst naar de bedaking, die in de periode van het ontstaan van het gebouw eerder uitzonderlijk was voor zijn toen nog landelijke omgeving.
Het Pannenhuys dat uit een Steenen Huys, schuer en stallinge bestond omvatte naast de herberg ook graanvelden en een bierbrouwerij. Eind 18e eeuw kocht de befaamde Jetse familie Moonens de gebouwen en baatte de herberg verder uit. Zij waren tevens eigenaars van andere Jetse herbergen waaronder De Wilg ,le Miroir en het Heideken. Vanaf het midden van de 19e eeuw werd de herberg verkocht aan verschillende opeenvolgende eigenaars. De herberg werd tevens gebruikt als verzamelplaats voor openbare verkopen, voor kermissen en door verschillende verenigingen. Ook zou Leopold I op 21.07.1831 in de herberg gestopt zijn tijdens zijn feestelijke intocht naar Brussel. Volgens overlevering is de beker waaruit de koning dronk in het Pannenhuis bewaard.
In 1830 opende aan de overzijde van het kruispunt de herberg A la nouvelle Pannenhuis die uit een neoclassicistisch gebouw bestond met grote tuin en terras achteraan (thans afgebroken).
Toen de Leopold I straat in de jaren 1880 werd rechtgetrokken en verhard bevond de lagere dwarsvleugel van de oude herberg zich op het nieuwe tracé. Tijdens het interbellum werd dit deel ingekort van drie naar één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) om de verbreding van de straat mogelijk te maken. Ook het hoofdvolume werd gewijzigd: kort na de opening van de Rechtschapenheidsstraat in 1928 werd de hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. afgesneden. De muuropeningen die zich nu in de zijgevel bevinden werden in 1938 aangebracht. Verschillende bijgebouwen werden in een latere periode toegevoegd.
Beschrijving
Hoofdvolume van twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de Leopold I straat, een afgesneden hoek en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de Rechtschapenheidsstraat, geheel onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Lager dwarsgebouw van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak.. Bakstenen gevel (thans witgeschilderd). Getoogde muuropeningen met luiken.
Interieur: De balkenstructuur en trap in het hoofdvolume zijn nog deels oorspronkelijk. Gewelfde kelder.
Bronnen
Publicaties en studies
ABEELS, G., Dossier KCML. Jette – 2.27, 1998.
BLANQUART, P., Atlas du sous-sol archéologique de la Région de Bruxelles, 5. Jette, Brussel, 1994, p. 81.
PAULUS, G., Jette, Guides des communes de la Région Bruxelloise, CFC-éditions, Brussel, 2000, p.70.
Tijdschriften
VAN DEN HAUTE, R., «Le Pannenhuis», Comté de Jette, 14, 1-2, 3-4, 1984, pp.3-10.
VAN DEN HAUTE, R., «Le Pannenhuis», Comté de Jette, 14, 1-2, 3-4, 1984, pp.3-10.