Typologie(ën)
burgerwoning
Ontwerper(s)
Jules BARBIER – architect – 1898
INGELBRECHT – architect – 1924
Stijlen
Art deco
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Etterbeek (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 15276
Beschrijving
Halfopenbebouwing, villa onder gecombineerde bedaking n.o.v. arch. Jules BARBIER, 1898.
Oorspronkelijk met art-nouveau-elementen, maar verbouwd n.o.v. arch. INGELBRECHT, 1924.
Gevels in natuursteen. De voorgevel bestaat uit drie volumes, bepalend is de centrale, hoger oplopende partij onder tentdak met op de begane grond garage en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. ; in de tweede bouwlaag trapezoïdale uitbouw met bekronend balkon ; deurvenster in de derde bouwl. Linker partij met één bouwlaag, waarin ijzeren vleugeldeur en rechthoekig bovenvenster. Uitbouw met bekronend balkon in de rechter partij, getraliede souterrainvensters waarboven rechthoekig venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. ; op de eerste verdieping deurvenster en zijlichten. DakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. in het dak.
Oorspronkelijk met art-nouveau-elementen, maar verbouwd n.o.v. arch. INGELBRECHT, 1924.
Gevels in natuursteen. De voorgevel bestaat uit drie volumes, bepalend is de centrale, hoger oplopende partij onder tentdak met op de begane grond garage en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. ; in de tweede bouwlaag trapezoïdale uitbouw met bekronend balkon ; deurvenster in de derde bouwl. Linker partij met één bouwlaag, waarin ijzeren vleugeldeur en rechthoekig bovenvenster. Uitbouw met bekronend balkon in de rechter partij, getraliede souterrainvensters waarboven rechthoekig venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. ; op de eerste verdieping deurvenster en zijlichten. DakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. in het dak.
Verspringende ordonnantie in de zijgevel, met getraliede souterrainvensters, tweelichtenTweedelige lichtopening, door deelzuiltje gesplitst. en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met twee- of drieledige lichten boven tussendorpelStenen dorpel die een deur of venster horizontaal in tweeën deelt.. In de achtergevel rechthoekige muuropeningen en centrale uitbouw.
Bronnen
Archieven
GAEtt./OW 5613 (1924).