Typologie(ën)
kapel
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1516-1524
INCONNU - ONBEKEND – 1700-1800
Juridisch statuut
Stijlen
Gotiek
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Archeologisch Meestal gaat het om overblijfselen, fragmentarische elementen of betekenisvolle sporen van oudere gebouwen die in een onroerend goed bewaard zijn gebleven en zodoende getuigenissen zijn bouwkundige activiteiten door de mens. De belangstelling gaat dan meestal uit naar de overblijfselen zelf. De selectie van het onroerend goed (gebouw of fragment) is gemotiveerd als een omhulsel met deze fragmenten, die waardevolle informatie verschaffen over de bouwevolutie en -geschiedenis. (Fragmentarische elementen die in het gebouw bewaard zijn gebleven (bv. constructieve elementen in de kelders van het gebouw in de Boterstraat nr. 40); kelders die waarschijnlijk oudere elementen bevatten (bv. kelders van de abdij van Coudenbergh of de kapel van Nassau).
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
Onderzoek en redactie
2021
id
Urban : 39915
Beschrijving
Voormalige
huiskapel van het hof van Nassau, opgetrokken door Engelbert II van Nassau, als
onderdeel van de grondige verbouwing en uitbreiding van dit stadspaleis eind 15e-begin
16e eeuw (zie Museumplein). Aan de kapel werd nog gewerkt in 1516 en 1524,
onder Hendrik van Nassau. Bij de wederopbouw in de 18e eeuw van het Paleis van
Karel van Lotharingen, behouden op kelderniveau. Begin 19e eeuw verhuurd als
biermagazijn, doch in 1839 gerestaureerd. Vervolgens achtereenvolgens in
gebruik als depot voor beeldhouwwerken, vanaf 1862 laboratorium van het Museum
voor Natuurwetenschappen, vanaf 1895 het Internationaal Instituut voor
Bibliografie, van 1923 tot 1958 leeszaal van het Algemeen Rijksarchief. Het
behoud van de Sint-Joriskapel werd reeds voorgeschreven in de wedstrijd voor de
Kunstberg van 1937 (cf. supra). In de definitieve plannen voorzien om te worden
gedemonteerd en verplaatst binnen het bibliotheekcomplex, werd in 1961-1962
besloten tot integratie in situ. Vervolgens
gerestaureerd en als tentoonstellingszaal ingehuldigd in 1969.
Eenvoudige zaalkapel in laatgotische stijl, opgetrokken uit zandsteen. Rechthoekige plattegrond, georiënteerd naar het westen, tweebeukig in de drie oostelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), overgaand in een pseudodriebeukige structuur in de diepere westelijke koortravee.
Verankerde buitengevels met respectievelijk vier en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Noordgevel met getrapte opbouw overeenkomstig de vroegere straathelling. Hoge kwarthol geprofileerde sokkel, onderbroken door de lage Tudorboogdeur met geprofileerd beloop en loofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren. in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. in de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bovenregister met vier verkleinende gedrukte spitsboogvensters met geprofileerd beloop, drie- en links tweelichtindeling, en driepassen, belijnd door een waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. aansluitend bij de afzatenAflopend bovenvlak van een dorpel.. Rijk gebeeldhouwde nis met beeld van Sint-Joris in gevecht met de draak, tussen de derde en de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): sokkel met koolbladmotieven, gebundelde colonnetten, baldakijn met accoladeboogjes en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).. Reliëf met silhouet van het voormalige Hof van Nassau door beeldhouwer G. Dobbels tegen de sokkel. Westgevel met zelfde kenmerken, eertijds ingebouwd.
Witbepleisterd interieur met vrijlating van de zandstenen zuilen, gewelfribben en omlijstingen. Geprofileerd kruisribgewelf, centraal opgevangen door kapiteelloze rondzuilen met geprofileerde octogonale sokkel, in de westelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) door een stel pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met flankerende halve colonnetten; aan de wanden neerkomend op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met koolbladmotief, in de westtravee op halve pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met colonnetten. Doksaal aan oostzijde, gesteund door twee brede gedrukte korfbogenBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. aan weerszij van de middenzuil, met opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters. samengesteld uit vervlochten accoladebogen met driepasvulling.
Eenvoudige zaalkapel in laatgotische stijl, opgetrokken uit zandsteen. Rechthoekige plattegrond, georiënteerd naar het westen, tweebeukig in de drie oostelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), overgaand in een pseudodriebeukige structuur in de diepere westelijke koortravee.
Verankerde buitengevels met respectievelijk vier en twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Noordgevel met getrapte opbouw overeenkomstig de vroegere straathelling. Hoge kwarthol geprofileerde sokkel, onderbroken door de lage Tudorboogdeur met geprofileerd beloop en loofwerkVersiering van beeld- en houtsnijwerk in de vorm van bladeren. in de zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is. in de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bovenregister met vier verkleinende gedrukte spitsboogvensters met geprofileerd beloop, drie- en links tweelichtindeling, en driepassen, belijnd door een waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen. aansluitend bij de afzatenAflopend bovenvlak van een dorpel.. Rijk gebeeldhouwde nis met beeld van Sint-Joris in gevecht met de draak, tussen de derde en de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): sokkel met koolbladmotieven, gebundelde colonnetten, baldakijn met accoladeboogjes en kruisbloem(Neo)gotische beëindiging, bestaande uit een stam met daarop één of meerdere kransen van gestileerde bladeren (hogels) en bovenaan bekroond met een sierbol (pumeel).. Reliëf met silhouet van het voormalige Hof van Nassau door beeldhouwer G. Dobbels tegen de sokkel. Westgevel met zelfde kenmerken, eertijds ingebouwd.
Witbepleisterd interieur met vrijlating van de zandstenen zuilen, gewelfribben en omlijstingen. Geprofileerd kruisribgewelf, centraal opgevangen door kapiteelloze rondzuilen met geprofileerde octogonale sokkel, in de westelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) door een stel pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met flankerende halve colonnetten; aan de wanden neerkomend op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met koolbladmotief, in de westtravee op halve pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met colonnetten. Doksaal aan oostzijde, gesteund door twee brede gedrukte korfbogenBoog samengesteld uit een aantal ineenvloeiende cirkelbogen die samen nagenoeg een liggende ellips vormen. aan weerszij van de middenzuil, met opengewerkte balustradeHekwerk van spijlen of balusters. samengesteld uit vervlochten accoladebogen met driepasvulling.
Bronnen
Publicaties en studies
DUMON P., La Chapelle de Nassau (Brabant, 1970, 5, pp. 28-32).