Typologie(ën)
kantoorgebouw
Ontwerper(s)
Jean VERSCHUERE – architect – 1964-1968
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Brutalisme
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 38101
Beschrijving
Gebouwd
op doorlopend perceel. Kantorencomplex in Brutalistische stijl naar een ontwerp
van architect Jean Verschuere, 1968.
Historiek
De eerste twee bouwaanvragen – 1963 en 1964 – werden ingediend door eenzelfde bouwheer, de Realimmo SA, het laatste door een tijdelijke handelsvereniging tussen de SA Serim en de EDM M. Delens, wat resulteert in een volledig herzien ontwerp, doch naar een ontwerp van dezelfde architect.
In oktober 1963 dient Realimmo S.A. een aanvraag in voor: ‘Démolir 9 immeubles et reconstruire complexe avec tour de 23 étages’ ter hoogte van de Aarlenstraat 53 tot 61 en de Trierstraat 80 tot 88. In werkelijkheid betreft het een geheel bestaande uit 2 gebouwen van 3 verdiepingen (Trierstraat) en 7 verdiepingen (Aarlenstraat), elk op een verhoogde begane grond en verbonden door een haaks geplaatst volume van 3 verdiepingen waarop een ranke toren van ca. 77 meter hoog. Dit project wordt echter door de gemachtigde ambtenaar geweigerd. Ook het aangetekende beroep van de aanvrager bij de Provincie wordt verworpen.
In mei 1964 wordt, eveneens door Realimmo S.A. een nieuwe aanvraag ingediend voor de bouw van 2 gebouwen, elk 5 verdiepingen, langs de Trierstraat en langs de Aarlenstraat, en 5 ondergrondse verdiepingen (parking) met een capaciteit van ca. 500 wagens. Deze aanvraag wordt goedgekeurd op de zitting van 9 juli 1964 en bekrachtigd door de gemachtigde ambtenaar op 20 augustus 1964. Doch, laatstgenoemde ‘faisant remarquer que l’immeuble tour figuré au plan de destination n’était pas admis et ne pourrait être admis ultérieurement’.
In april 1965 volgt een derde en definitief ontwerp, een variatie op het (gedeeltelijk) goedgekeurd ontwerp van mei 1964; de 2 gebouwen gelegen langs de Aarlen- en Trierstraat tellen ditmaal 6 verdiepingen, en worden met elkaar verbonden door een torengebouw van 55 meter hoog. Men telt een totale oppervlakte van ca. 18000 m², overeenkomend met 180 parkeerplaatsen. De overige 220 parkeerplaatsen ‘sera de nature à dégager les rues avoisinantes et à faciliter le stationnement dans ce quartier très fréquenté’. De inplanting van de toren, centraal binnen het bouwblok, wordt als een pluspunt beschouwd en wordt in dit verslag vergeleken met de niet geslaagde inplanting van het torengebouw in de Industriestaat. Dit kantoorgebouw telt ongeveer 450 parkeerplaatsen voor slechts ca. 6.600 m² kantooroppervlakte. De vergelijking met andere torens gaat verder met het vml. Britania House (heden Europese Anti-fraude Dienst), naar een ontwerp van architect A.J. De Doncker & Fitzroy Robinson & Partners (1965) en voorzien van een postmodernistisch kleedje in 1998 n.o.v. Atelier d’Architecture de Genval, gebouwd op de hoek van de Jozef II-straat met de Maria-Theresiastraat, 55 meter hoog, ‘slechts’ 110 parkeerplaatsen voor 13.000 m² kantooroppervlakte, ook hier wordt de inplanting van de toren bekritiseerd. Een andere referentie is de in aanbouw zijnde Generali-toren (arch. Jean en André Polak) op de Louizalaan, met een hoogte van ca. 80 meter en 303 parkeerplaatsen voor ca. 29.800 m² kantooroppervlakte. Als besluit bij dit verslag (brief 8 juni 1965 – OW81316) – dat dient ter argumentatie voor de goedkeuring van de bouw van het torengebouw – lezen we: “Il résulte de ces comparaisons que le complexe en cause, mieux implanté que certains autres et comportant une réserve de parkings aussi importante devrait être également admis.“ Zodoende wordt een bouwvergunning toegekend op 9 november 1965. In 1968 worden nog lichte wijzigingen aangebracht (externe brandtrappen).
Beschrijving
Het volledige complex telt drie gebouwen; gebouw A (Aarlenstraat), gebouw B (Trierstraat) en gebouw C (binnen het bouwblok) en moeten als een architecturaal geheel worden beschouwd. Ondanks deze architecturale eenvormigheid zijn het drie onafhankelijk ten opzichte van mekaar functionerende gebouwen, d.w.z dat ze bovengronds niet met elkaar zijn verbonden, ondergronds echter delen ze wel de parkings.
De architecturale eenvormigheid vertaalt zich in het gebruik van de materialen, nl. geprefabriceerde betonplaten. Daarnaast zorgen de gebouwen A en B, beiden gebouwd op de rooilijn van respectievelijk de Aarlenstraat en de Trierstraat, en met respect voor de bouwhoogte, voor een minder abrupte impact van het torengebouw (gebouw C) ten opzichte van de toenmalige bebouwing in eclectische stijl, ze vorm(d)en als het ware een soort van architecturale en stedenbouwkundig inleiding naar de toren. Dit wordt tevens versterkt door de inplanting van de toren ten opzichte van gebouwen A en C. Het S-vormige silhouet van de toren zorgt er namelijk voor dat er spievormige binnenkoeren worden gevormd langs de gebouwen A en B. Deze binnenkoeren dienen als toegang naar de inkompartijen van het gebouw C. Via de Trierstraat dient eveneens een hoogteverschil worden overwonnen van ongeveer 1,5 meter dat wordt opgevangen door een hardstenen trap met 5 treden.
Gebouwen A en B tellen elk zeven bouwlagen (R + 6), de hoogste terugwijkend. Opengewerkte en beglaasde benedenverdieping geritmeerd door betonnen pilasters met garagepoort en of toegang naar het gebouw, in de Aarlenstraat is er eveneens een kleine handelszaak. Op de verdiepingen rationeel opgebouwde gevels bestaande uit geprefabriceerde betonplaten met langgerekte vensteropeningen in een zeshoek met afgesneden afzatenAflopend bovenvlak van een dorpel. en dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind.. Het rastergegeven wordt versterkt door diepe doorlopende voegen die de vloerplaten accentueren. Het gebouw in de Aarlenstraat telt negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de laatste vier blindZonder opening; blind venster, schijnopening., langs de straatkant en 15 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de binnenkoer, de achtergevel is telt dezelfde ordonnantie als de voorgevel. Het gebouw in de Trierstraat telt 20 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de uitersten als blindZonder opening; blind venster, schijnopening., langs de straatkant (dit gebouw werd in twee fazen gebouwd; nl. 9 + 11 traveeën) en 13 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de binnenkoer, waarvan slechts de centrale drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) als venstertraveeën zijn uitgewerkt, de overige blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. De achtergevel kent eenzelfde ordonnantie als de voorgevel met dien verstande dat de laatste 11 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) lichtjes terugwijkend zijn (overeenkomend met de tweede bouwfase van gebouw B). Rechts van dit gebouw wordt het perceel afgebakend door een betonnen ommuring om het hoogteverschil ten opzicht van de Aarlenstraat op te vangen.
Het centrale gebouw van het geheel, gebouw C, betreft het uitgerekte toren met een S-vormig silhouet dat enerzijds aansluiting vindt met de in 1947 gebouwde appartementsgebouwen in de Aarlenstraat, en met de in die tijd nog bestaande 19e eeuwse herenhuizen in de Trierstraat. De aansluiting wordt opgevangen door voorbouwen van respectievelijk 10 en 6 bouwlagen, en met telkens 3 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centraal een toren van 13 bouwlagen, de hoogste terugwijkend, de eerste twee bouwlagen volledig beglaasd en geritmeerd door betonnen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. De overige 10 bouwlagen rationeel opgebouwde gevels identiek aan deze van de gebouwen A en B. De toegang tot gebouw C is voorzien zowel vanuit de Aarlen- als in de Trierstraat in de lange zijde van het gebouw en dus via de binnenkoer.
Alle drie de gebouwen zijn opgevat als kantoren. Het interieur is eveneens rationeel opgevat; plateaus die mogelijk met verplaatsbare tussenwanden konden worden ingedeeld als kantoren.
De opmerkelijke ontwerpgeschiedenis van het gebouw is een bewijs van de veelzijdigheid van de architect en zijn artistieke capaciteiten om een ontwerp te laten evolueren in de gewenste richting met grotendeels behoud van het initiële programma. De visuele impact van het gebouw in zijn stedelijk landschap is groot – het gebouw bepaalt grotendeels de ruimtelijke structuur – met andere woorden het gebouw ordent, bakent af, structureert en leidt de blik, sowieso van het bouwblok waarop het is gebouwd, maar ook van de omringende bouwblokken. Zijn stedenbouwkundige en stedelijk landschappelijke waarde is hieraan gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Het gebouw speelt onlosmakelijk een hoofdrol in de (planmatige) inrichting van de bebouwde ruimte. Die inrichting omvat ook de wisselwerking tussen open en bebouwde ruimte en de samenhang tussen de verschillende schaalniveaus.
Zijn herkenbaarheid ligt hem in de uitdrukking van zijn oorspronkelijke functie, uitzicht en vormgeving, nl. dat van een kantoorgebouw. Haar representativiteit dient te worden gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan de sociaal-maatschappelijke evolutie van de Leopoldswijk, nl. dat van een residentiële wijk naar een dienstenwijk, meer nog heeft het gebouw een hele bouwbeweging in gang gebracht op het bouwblok dat heeft geleid tot kantoorarchitectuur met hoog erfgoedpotentieel waardoor het mettertijd een sterke samenhang vertoont tussen de andere kantoorgebouwen en zodoende een ensemblewaarde toont die dient te worden gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan contextwaarde: er is nu eenmaal een sterke relatie met zijn directe en zelfs ruimere omgeving op landschappelijk, stedenbouwkundig en esthetisch vlak.
Historiek
De eerste twee bouwaanvragen – 1963 en 1964 – werden ingediend door eenzelfde bouwheer, de Realimmo SA, het laatste door een tijdelijke handelsvereniging tussen de SA Serim en de EDM M. Delens, wat resulteert in een volledig herzien ontwerp, doch naar een ontwerp van dezelfde architect.
In oktober 1963 dient Realimmo S.A. een aanvraag in voor: ‘Démolir 9 immeubles et reconstruire complexe avec tour de 23 étages’ ter hoogte van de Aarlenstraat 53 tot 61 en de Trierstraat 80 tot 88. In werkelijkheid betreft het een geheel bestaande uit 2 gebouwen van 3 verdiepingen (Trierstraat) en 7 verdiepingen (Aarlenstraat), elk op een verhoogde begane grond en verbonden door een haaks geplaatst volume van 3 verdiepingen waarop een ranke toren van ca. 77 meter hoog. Dit project wordt echter door de gemachtigde ambtenaar geweigerd. Ook het aangetekende beroep van de aanvrager bij de Provincie wordt verworpen.
In mei 1964 wordt, eveneens door Realimmo S.A. een nieuwe aanvraag ingediend voor de bouw van 2 gebouwen, elk 5 verdiepingen, langs de Trierstraat en langs de Aarlenstraat, en 5 ondergrondse verdiepingen (parking) met een capaciteit van ca. 500 wagens. Deze aanvraag wordt goedgekeurd op de zitting van 9 juli 1964 en bekrachtigd door de gemachtigde ambtenaar op 20 augustus 1964. Doch, laatstgenoemde ‘faisant remarquer que l’immeuble tour figuré au plan de destination n’était pas admis et ne pourrait être admis ultérieurement’.
In april 1965 volgt een derde en definitief ontwerp, een variatie op het (gedeeltelijk) goedgekeurd ontwerp van mei 1964; de 2 gebouwen gelegen langs de Aarlen- en Trierstraat tellen ditmaal 6 verdiepingen, en worden met elkaar verbonden door een torengebouw van 55 meter hoog. Men telt een totale oppervlakte van ca. 18000 m², overeenkomend met 180 parkeerplaatsen. De overige 220 parkeerplaatsen ‘sera de nature à dégager les rues avoisinantes et à faciliter le stationnement dans ce quartier très fréquenté’. De inplanting van de toren, centraal binnen het bouwblok, wordt als een pluspunt beschouwd en wordt in dit verslag vergeleken met de niet geslaagde inplanting van het torengebouw in de Industriestaat. Dit kantoorgebouw telt ongeveer 450 parkeerplaatsen voor slechts ca. 6.600 m² kantooroppervlakte. De vergelijking met andere torens gaat verder met het vml. Britania House (heden Europese Anti-fraude Dienst), naar een ontwerp van architect A.J. De Doncker & Fitzroy Robinson & Partners (1965) en voorzien van een postmodernistisch kleedje in 1998 n.o.v. Atelier d’Architecture de Genval, gebouwd op de hoek van de Jozef II-straat met de Maria-Theresiastraat, 55 meter hoog, ‘slechts’ 110 parkeerplaatsen voor 13.000 m² kantooroppervlakte, ook hier wordt de inplanting van de toren bekritiseerd. Een andere referentie is de in aanbouw zijnde Generali-toren (arch. Jean en André Polak) op de Louizalaan, met een hoogte van ca. 80 meter en 303 parkeerplaatsen voor ca. 29.800 m² kantooroppervlakte. Als besluit bij dit verslag (brief 8 juni 1965 – OW81316) – dat dient ter argumentatie voor de goedkeuring van de bouw van het torengebouw – lezen we: “Il résulte de ces comparaisons que le complexe en cause, mieux implanté que certains autres et comportant une réserve de parkings aussi importante devrait être également admis.“ Zodoende wordt een bouwvergunning toegekend op 9 november 1965. In 1968 worden nog lichte wijzigingen aangebracht (externe brandtrappen).
Beschrijving
Het volledige complex telt drie gebouwen; gebouw A (Aarlenstraat), gebouw B (Trierstraat) en gebouw C (binnen het bouwblok) en moeten als een architecturaal geheel worden beschouwd. Ondanks deze architecturale eenvormigheid zijn het drie onafhankelijk ten opzichte van mekaar functionerende gebouwen, d.w.z dat ze bovengronds niet met elkaar zijn verbonden, ondergronds echter delen ze wel de parkings.
De architecturale eenvormigheid vertaalt zich in het gebruik van de materialen, nl. geprefabriceerde betonplaten. Daarnaast zorgen de gebouwen A en B, beiden gebouwd op de rooilijn van respectievelijk de Aarlenstraat en de Trierstraat, en met respect voor de bouwhoogte, voor een minder abrupte impact van het torengebouw (gebouw C) ten opzichte van de toenmalige bebouwing in eclectische stijl, ze vorm(d)en als het ware een soort van architecturale en stedenbouwkundig inleiding naar de toren. Dit wordt tevens versterkt door de inplanting van de toren ten opzichte van gebouwen A en C. Het S-vormige silhouet van de toren zorgt er namelijk voor dat er spievormige binnenkoeren worden gevormd langs de gebouwen A en B. Deze binnenkoeren dienen als toegang naar de inkompartijen van het gebouw C. Via de Trierstraat dient eveneens een hoogteverschil worden overwonnen van ongeveer 1,5 meter dat wordt opgevangen door een hardstenen trap met 5 treden.
Gebouwen A en B tellen elk zeven bouwlagen (R + 6), de hoogste terugwijkend. Opengewerkte en beglaasde benedenverdieping geritmeerd door betonnen pilasters met garagepoort en of toegang naar het gebouw, in de Aarlenstraat is er eveneens een kleine handelszaak. Op de verdiepingen rationeel opgebouwde gevels bestaande uit geprefabriceerde betonplaten met langgerekte vensteropeningen in een zeshoek met afgesneden afzatenAflopend bovenvlak van een dorpel. en dagkantenBinnenkant (tussen muurvlak en kozijn) van de stijlen van een muuropeningen; soms geprofileerd of afgeschuind.. Het rastergegeven wordt versterkt door diepe doorlopende voegen die de vloerplaten accentueren. Het gebouw in de Aarlenstraat telt negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de laatste vier blindZonder opening; blind venster, schijnopening., langs de straatkant en 15 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de binnenkoer, de achtergevel is telt dezelfde ordonnantie als de voorgevel. Het gebouw in de Trierstraat telt 20 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de uitersten als blindZonder opening; blind venster, schijnopening., langs de straatkant (dit gebouw werd in twee fazen gebouwd; nl. 9 + 11 traveeën) en 13 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) langs de binnenkoer, waarvan slechts de centrale drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) als venstertraveeën zijn uitgewerkt, de overige blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. De achtergevel kent eenzelfde ordonnantie als de voorgevel met dien verstande dat de laatste 11 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) lichtjes terugwijkend zijn (overeenkomend met de tweede bouwfase van gebouw B). Rechts van dit gebouw wordt het perceel afgebakend door een betonnen ommuring om het hoogteverschil ten opzicht van de Aarlenstraat op te vangen.
Het centrale gebouw van het geheel, gebouw C, betreft het uitgerekte toren met een S-vormig silhouet dat enerzijds aansluiting vindt met de in 1947 gebouwde appartementsgebouwen in de Aarlenstraat, en met de in die tijd nog bestaande 19e eeuwse herenhuizen in de Trierstraat. De aansluiting wordt opgevangen door voorbouwen van respectievelijk 10 en 6 bouwlagen, en met telkens 3 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centraal een toren van 13 bouwlagen, de hoogste terugwijkend, de eerste twee bouwlagen volledig beglaasd en geritmeerd door betonnen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. De overige 10 bouwlagen rationeel opgebouwde gevels identiek aan deze van de gebouwen A en B. De toegang tot gebouw C is voorzien zowel vanuit de Aarlen- als in de Trierstraat in de lange zijde van het gebouw en dus via de binnenkoer.
Alle drie de gebouwen zijn opgevat als kantoren. Het interieur is eveneens rationeel opgevat; plateaus die mogelijk met verplaatsbare tussenwanden konden worden ingedeeld als kantoren.
De opmerkelijke ontwerpgeschiedenis van het gebouw is een bewijs van de veelzijdigheid van de architect en zijn artistieke capaciteiten om een ontwerp te laten evolueren in de gewenste richting met grotendeels behoud van het initiële programma. De visuele impact van het gebouw in zijn stedelijk landschap is groot – het gebouw bepaalt grotendeels de ruimtelijke structuur – met andere woorden het gebouw ordent, bakent af, structureert en leidt de blik, sowieso van het bouwblok waarop het is gebouwd, maar ook van de omringende bouwblokken. Zijn stedenbouwkundige en stedelijk landschappelijke waarde is hieraan gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Het gebouw speelt onlosmakelijk een hoofdrol in de (planmatige) inrichting van de bebouwde ruimte. Die inrichting omvat ook de wisselwerking tussen open en bebouwde ruimte en de samenhang tussen de verschillende schaalniveaus.
Zijn herkenbaarheid ligt hem in de uitdrukking van zijn oorspronkelijke functie, uitzicht en vormgeving, nl. dat van een kantoorgebouw. Haar representativiteit dient te worden gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan de sociaal-maatschappelijke evolutie van de Leopoldswijk, nl. dat van een residentiële wijk naar een dienstenwijk, meer nog heeft het gebouw een hele bouwbeweging in gang gebracht op het bouwblok dat heeft geleid tot kantoorarchitectuur met hoog erfgoedpotentieel waardoor het mettertijd een sterke samenhang vertoont tussen de andere kantoorgebouwen en zodoende een ensemblewaarde toont die dient te worden gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan contextwaarde: er is nu eenmaal een sterke relatie met zijn directe en zelfs ruimere omgeving op landschappelijk, stedenbouwkundig en esthetisch vlak.
Bronnen
Archieven
SAB/OW OW 83158 (1963); OW 81316 (1964); OW 82023 (1968).
Tijdschriften
Complexe Arlon-Trèves in environnement, 10, 1971, pp. 372-375.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid