Typologie(ën)

brug

Ontwerper(s)

Paul CHRISTOPHEingenieur1906

Juridisch statuut

Beschermd sinds 14 maart 1996

Stijlen

Neo-Vlaamse renaissance
Art nouveau

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

2016

id

Urban : 36012
lees meer

Beschrijving

De brug over de Jan Sobieskilaan, waarop de Witte-Acacialaan loopt, is een monumentaalZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. kunstwerk in steen en metaal, met invloed van de neo-Vlaamse renaissancestijl en verwant aan de stijl van Alban Chambon, uitgevoerd in 1906 door ingenieur der Bruggen en Wegen Paul Christophe. Via een aarden oprit en een lateraal trappengedeelte verbindt de 31 meter lange brug de nieuwe wijk Houba de Strooper-de Smet de Naeyer met het hoger gelegen deel van het Koninklijk Domein.

De rijdekplaat van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) heeft een samengeklonken structuur van vier strekseDe lange zijde van een baksteen heet strek, de korte kop. balken en enkele of dubbele dwarse balken; in het midden van de laan rust ze via een systeem van rollagers op twee rijen van vier gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilenCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met Korintisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. onder consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., en op de twee gemetselde landhoofden; het stutwerk wordt verzekerd door een netwerk van kruisbalken. De dwarse balken worden verlengd door consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. met daarop de trottoirs en hun relingen met smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… steunberen met lichte art-nouveau-invloed.
De beplating van de rijdekplaat rust op een metalen netwerk waarop platen in omgekeerde koepelvorm rusten, bestemd voor een bestrating op zand.
De brugpijlers zijn bekleed met gevierkante breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van roze zandsteen, gevat in een zware hardstenen geleding. De vier hoeken van de brug, die op een zware geprofileerde onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. rusten, vormen aldus een hoge sokkelHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met panelen1. Dunne (houten) plaat, gevat in een omlijsting van stijlen en regels van deuren, lambriseringen en plafonds; - 2. Gevelversiering in de vorm van een in- (spiegel) of uitspringende (paneel) rechthoekige omlijsting. versierd met het monogram en de kroon van Leopold II, onder een balustradepostament. Dat wordt bekroond door een monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. kolomCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. met bronzen basis, ring en knopkapiteel (Compagnie des Bronzes) en een schachtDe ruimte waarin de liftkooi en/of het tegengewicht bewegen, begrensd door de wanden, het plafond en de bodem van de put. De schacht kan gesloten of gedeeltelijk open zijn.  in rood graniet waarop vroeger de “Congoster” prijkte.
Aan de kolomCilindervormig steunpunt; vaak voorzien van basis en kapiteel. De kleine en/of dunne variant ervan wordt colonnet genoemd. is een dubbele steun voor lantaarns1. Bovenste, opengewerkte bekroning van een dakkoepel of toren; schrijlings op nok van een dak gelegen wordt het dakruiter genoemd. - 2. Lichtbron met glazen ruiten. bevestigd, ook in brons en versierd met bladmotieven en het jaartal 1906. Vier andere lantaarns1. Bovenste, opengewerkte bekroning van een dakkoepel of toren; schrijlings op nok van een dak gelegen wordt het dakruiter genoemd. - 2. Lichtbron met glazen ruiten. in dezelfde stijl zijn bevestigd op de hoeken van de brugpijlers, onder de rijdekplaat, en nog twee andere verlichten de traparmen. De postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. vormen het einde van de hardstenen balustradesHekwerk van spijlen of balusters. van de landhoofden en het trappengedeelte. Aan de kant van de oprit worden de postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. gevolgd door een borstwering van buisvormige elementen verbonden door zuilvormige palen met veelhoekige basis.
Het trappengedeelte, aan de kant van Clementinasquare, is van het kwartdraai-type, met twee verdiepingen, niet overdekt en opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met korfboogarcades. De traparmen (slechts één op de verdieping) worden gescheiden door brede overlopen. De balustradesHekwerk van spijlen of balusters. zijn gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. aan die van de brug. Afgerond smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… hekwerk, in art-nouveaustijl, beschermt de hoek van het trappengedeelte en van de brug.

Bronnen

Publicaties en studies
ATTAS, D., PROVOST, M., Brussel: in de voetsporen van de bouwkundig ingenieurs, Editions CIVA, Brussel, 2011, p.
 39.
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiche 11.
VAN NIEUWENHUYSEN, P., Toponymie van Laken (doctoraatsverhandeling in de Germaanse Filologie), UCL, Louvain-la-Neuve, 1998, p. 1241.

Tijdschriften
PROVOST, M., ESPION, B., “Fonctionnement des ponts métalliques illustré par quelques exemples”, Thema & Collecta, 5, 2016, pp. 23-25.