Typologie(ën)
Elektrisch onderstation
Ontwerper(s)
François MALFAIT – architect – 1927
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31879
Beschrijving
Voormalig onderstation
van de Electriciteitscentrale, naar ontwerp van stadsarchitect François
Malfait van 1927, voltooid in 1929- 1930. Opgetrokken ter plaatse van de aloude
Kleine Sluis op de Kleine Zenne, in neoclassicistische stijl wederopgebouwd in
1835-1836.
Meerdere voorontwerpen zowel voor verbouwing van voornoemd sluisgebouw als voor nieuwbouw, eveneens uit 1927. Vrijstaand rechthoekige paviljoen met één bouwlaag en drie op vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), omgord door de Kruitmolenstraat. Zakelijke baksteenarchitectuur met classicerend karakter; sober gevelparement met ingehouden decoratief gebruik van profileringen en metselverbandenWijze waarop bakstenen aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt. en schaarse verwerking van hardsteen voor plint, dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). en lijsten. Structuur van gewapend beton. Gevelritmering door rondboogarcaden met meervoudig geprofileerde dagkanten en metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roedenverdeling; rechthoekig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. Afwerking door hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en blinde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Oorspronkelijk ruime verdiepte machinezaal met galerij, waaronder inkom en dienstlokalen in de noordelijke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) Heden bijgebouw van het «Institut des Arts et Métiers», inwendig aangepast.
Meerdere voorontwerpen zowel voor verbouwing van voornoemd sluisgebouw als voor nieuwbouw, eveneens uit 1927. Vrijstaand rechthoekige paviljoen met één bouwlaag en drie op vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), omgord door de Kruitmolenstraat. Zakelijke baksteenarchitectuur met classicerend karakter; sober gevelparement met ingehouden decoratief gebruik van profileringen en metselverbandenWijze waarop bakstenen aan de buitenzijde van een muur zijn gerangschikt. en schaarse verwerking van hardsteen voor plint, dorpelsHorizontaal bouwonderdeel van een venster of deur (onderdorpel, tussendorpel, bovendorpel). en lijsten. Structuur van gewapend beton. Gevelritmering door rondboogarcaden met meervoudig geprofileerde dagkanten en metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met kleine roedenverdeling; rechthoekig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). met entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden.. Afwerking door hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en blinde attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Oorspronkelijk ruime verdiepte machinezaal met galerij, waaronder inkom en dienstlokalen in de noordelijke traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) Heden bijgebouw van het «Institut des Arts et Métiers», inwendig aangepast.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 56462 (1927-1930).